U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  B U I T E N L A N D
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Ministerie van Buitenlandse Zaken Duitsland

Stern
(Interview met J. Fischer)

Nadir
(Informatie over de RAF)


Kruistocht Meinhof jr. tegen Joschka Fischer


Bettina Röhl, dochter van RAF-terroriste Ulrike Meinhof, voert al jaren een kruistocht tegen de vroegere geestverwanten van haar moeder. Vandaag treedt een van hen, minister Joschka Fischer, als getuige op in het proces-Klein.

Door onze correspondent MICHÈLE DE WAARD

BERLIJN, 16 JAN. "Ik haat mijn moeder, omdat ze in 1970 ondergronds ging en mij en mijn tweelingszus op zevenjarige leeftijd in de steek liet." De motivatie voor de persoonlijke kruistocht van Bettina Röhl tegen het linkse radicalisme van de jaren zestig in Duitsland is duidelijk. Ze werd door haar moeder, de terroriste Ulrike Meinhof, bij vrienden in Sicilië ondergebracht en zou zijn geëindigd in een Palestijns vluchtelingenkamp in Jordanië als journalist Stefan Aust destijds niet had ingegrepen en haar samen met haar zus weer naar Duitsland zou hebben gebracht.

Nu wil Röhl wraak, suggereerde de Süddeutsche Zeitung onlangs, voor het verlies van haar jeugd. Psychologen krijgen in de Duitse media de kans om Röhls haatdragende tirades tegen alles wat links is uit te leggen als een reactie op een getraumatiseerde jeugd. Al jaren probeert Röhl met boeken en artikelen de verdrongen waarheid over het Duitse links-radicalisme aan het licht te brengen.

In minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer heeft ze een prooi gevonden. Fischer, leider van de Groenen en destijds samen met Daniel Cohn-Bendit (nu Europarlementariër voor de Franse Groenen) lid van een knokploeg bij krakersacties, is voor Röhl de belichaming van 'de vijand'. Ze beschouwt Fischer als een van de aanstichters van het geweld in de jaren zestig en zeventig in de Bondsrepubliek.

De onorthodoxe methodes van Röhl hebben zich echter tegen haar gekeerd. Als laatste heeft nu ook uitgever Kiepenheuer & Witsch de relatie met Röhl verbroken. Ze had een contract voor de publicatie van een boek, Sag mir, wo Du stehst (Zeg me waar je staat), over de Rote Armee Fraktion (RAF). Maar de uitgever zegt niet te kunnen accepteren dat Röhl "een openlijke vernietigingsveldtocht" voert tegen Fischer, die bij dezelfde uitgever Mein langer Lauf zu mir selbst publiceerde.

Fischer zelf heeft nooit geheimzinnig gedaan over zijn verleden. Hij heeft gevochten met de politie, maar ontkent betrokkenheid bij terroristische acties. Sterker nog, hij heeft juist geprobeerd een van zijn kameraden uit Frankfurt, Hans-Joachim Klein, er destijds van te weerhouden zich bij de RAF aan te sluiten. Zonder resultaat. Het is uitgerekend zijn relatie met Klein die de aandacht voor Fischers verleden opnieuw heeft aangewakkerd. Klein deed in 1975 mee aan de aanslag op OPEC-ministers in Wenen, waarbij drie doden vielen. Het proces tegen hem loopt al maanden in Frankfurt en vandaag wordt Fischer als getuige gehoord.

Om de golf van publiciteit over zijn verhoor voor te zijn, ging de minister twee weken geleden in het weekblad Stern uitvoerig in op zijn rol als linkse rebel. "Ja, ik was militant", zei Fischer, maar nee, met molotovcocktails had hij nooit gegooid. "Strijden betekende destijds demonstreren, demonstreren tegen het geweld van de staat die we omver wilden werpen." Fischer gaf toe dat op het moment dat er flink op losgeslagen wordt, hij macht voelde "en dat is verleidelijk, vooral voor jonge mannen".

Fischer (met helm) slaat, met enkele kompanen, op de agent in. Een van die kompanen is de latere terrorist Jans-Joachim Klein. (Foto L. Kleinhans/ FAZ)

Volgens Röhl was Fischer echter wel degelijk gewelddadig. Ze stuitte tijdens haar onderzoek voor het boek op zogenaamd nieuwe foto's van een beroemde demonstratie op 7 april 1973, waarop Fischer en zijn vrienden in gevecht met de politie te zien zijn. Deze foto's verkocht ze aan Bild en Stern. Vooral één foto waarbij Fischer met zwarte helm en opgeheven rechterhand wil inslaan op een agent, moet de gewelddadigheid van de minister aantonen.

Maar de foto's blijken helemaal niet exclusief. Ze stonden in 1973 al in de Frankfurter Allgemeine Zeitung en het weekblad Wirtschaftswoche. Röhl heeft de foto's bovendien buiten medeweten van fotograaf Lutz Kleinhans om aangeboden. Voor de rechter een reden om haar te verbieden de foto's nog langer (via internet) te verspreiden. Een getuige die Röhl in het televisieprogramma Panorama presenteerde, heeft haar uitspraken ingetrokken en vindt dat ze door Röhl is misleid.

Maar Bettina Röhl geeft niet op. In een 27 pagina's tellende brief aan president Johannes Rau, kondigt ze aan een aanklacht tegen Fischer in te dienen. Ze stelt Fischer verantwoordelijk voor de molotovcocktail die tijdens een demonstratie op 10 mei 1976 - een dag na de zelfmoord van haar moeder - naar een politieman werd gegooid die daardoor levensgevaarlijk gewond raakte. In een vraaggesprek met het weekblad Der Spiegel geeft Fischer toe dat hij destijds met een groepje demonstranten is opgepakt. Maar na 48 uur stond hij weer op straat. "Ik ben niet eens voorgeleid. Men heeft tegen mij nooit een verdenking geuit. Ik ben het niet geweest", aldus Fischer.

Fischer lijkt niet te lijden onder de aanvallen van Röhl. Voor de Duitsers is hij nog altijd de populairste politicus van het land.

Röhl heeft nog maar weinig vrienden. De Berlijnse publicist F.Delius weet waar dat aan ligt. Hij herkent in de toon van dochter Bettina Röhl dezelfde minachtende, hoogmoedige toon en hetzelfde fanatieke pathos als in de toon van moeder Ulrike Meinhof.


Zie ook:

Joschka Fischer raakt de Duitse ziel (15 januari 2001)
Fischer brengt zichzelf in opspraak (4 januari 2000)

NRC Webpagina's
16 JANUARI 2001


( a d v e r t e n t i e s )

Klik hier

Klik hier

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad