U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
24/7 Media Europe ad
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Bach Digital

Precies 250 jaar geleden stierf Bach

Een goede reden om onszelf te trakteren


Van Johann Sebastian Bach heeft iedereen zijn eigen beeld: een godsvruchtige toonsmid, een gekweld genie, meer een mysticus dan een musicus. Aan de muziek doet dat niets af.

door Rob Zuidam

Vanavond, om kwart over acht, is het exact tweehonderdvijftig jaar geleden dat Johann Sebastian Bach overleed. Op dat tijdstip zal in de Thomaskirche te Leipzig de uitvoering van zijn Hohe Messe aanvangen. Voor het legioen Bach-liefhebbers is de Thomaskirche heilige grond: hier bespeelde Bach de laatste decennia van zijn leven het orgel, voerde hij zijn cantates en passiemuziek uit. En hier bevinden zich zijn stoffelijke resten. Het gedenkwaardige moment vormt het hoogtepunt van het Bachjaar 2000. Het is het episch centrum van een mondiaal huldeblijk dat zich uitspreidt van het Kruidvat tot aan de Krakatau. Bach herdenken is natuurlijk onzin. Bach speel je, het liefst elke dag. 's Ochtends, om de geest op gang te brengen, een vierstemmige fuga uit het Wohltemperierte Klavier. En vooruit, die prelude in d-klein er ook nog maar bij, de koffie is nu toch al koud. De talloze herdenking-marathons die op de radio en in de concertzaal in gang zijn gezet, zijn dan ook vooral bedoeld om onszelf te trakteren op zijn vele meesterwerken. Maar daar is geen aanleiding voor nodig, elk jaar is in principe een geschikt Bachjaar.

In mei 1749 was Bachs gezondheid al sterk achteruit gegaan, vermoedelijk werd hij getroffen door acute diabetes. Daarnaast was zijn zicht erg verslechterd, door de staar en zijn ongebreidelde componeerdrift, en deden zijn ogen pijn. Maar hierin kon de vermaarde Engelse oogarts Sir John Taylor verandering brengen. Op zijn rondreis door Europa had deze 'ophthalmiater' in maart 1750 Leipzig aangedaan en hield er praktijk in logement Drey Schwanen. Bach werd vastgebonden op een stoel en tevens in bedwang gehouden door Taylors potige assistent. De behandeling ving aan met het leggen van dampende gekookte appels op de oogleden, om het hoornvlies soepel te maken. Vervolgens werd de vertroebelde lens losgesneden en onder de nu blootliggende iris geschoven. Een dikke staarbril zou naderhand als lens moeten gaan dienen. De nabehandeling bestond uit een kuur van aderlatingen, purgeermiddelen, belladonna en monnikskap. Bach was meteen stekeblind. Nadere inspectie wees uit dat de lenzen weer voor de pupillen waren geschoven, wat een tweede operatie noodzakelijk maakte. Op 18 juli hield Bach het niet langer uit en rukte het verband en de zwarte lap voor zijn ogen weg. Hij kon weer zien. De euforie die dit mirakel teweeg bracht veroorzaakte echter een beroerte, de beproevingen die hij had doorstaan hadden hem te zeer verzwakt. Tien dagen lag hij nog met hoge koorts op bed, zonder wederom volledig bij bewustzijn te komen.

Dansen

Het was 1983. Ik was begonnen als student compositie aan het Conservatorium in Rotterdam. De nacht had ik grotendeels dansend doorgebracht in Parkzicht, maar 's morgens om negen uur stond harmonieleer, contrapunt en analyse op het programma. We bekeken Bachs twee- en driestemmige Inventionen. Ik betrad een labyrint van spiegelingen, omkeringen, vergrotingen en schijninzetten; het stuk bleek geheel te zijn opgebouwd uit één klein motiefje dat op duizelingwekkende wijze werd gevarieerd. Na een half uur ontleedkunde leek de vleugel vrij door het lokaal te zweven. Plotseling onderbrak mijn leraar, Ludwig Otten, zijn betoog: "Verrek zeg, deze plek in maat tweeëntwintig correspondeert met die in maat zes. Dezelfde tegenbeweging in de bas. Ben je al meer dan twintig jaar met deze muziek bezig, ontdek je er nog steeds nieuwe dingen aan." Hiermee ontstond mijn liefde en ontzag voor de muziek van Bach, vanaf dit punt werden het meer dan louter mooie melodieën. Ik slaagde erin om door de oppervlakte heen te breken en probeerde geïntrigeerd het netwerk van onderlinge verbanden dat eraan ten grondslag lag te doorzien.

Over Bachs leven is genoeg bekend om ons het idee te geven dat we hem kennen, maar te weinig om te weten wie hij nu werkelijk was. De feiten nopen tot interpretatie, iedereen creëert zodoende zijn eigen Bach. Sommige biografen portretteren hem als de nederige, godsvruchtige toonsmid, van het type 'hoedt u voor onnut gelach'. Dan weer was het zijn opvliegende karakter - de documenten vermelden dat Bach een koorzanger met een degen te lijf ging - dat het gekwelde genie voortdurend in conflict bracht met de autoriteiten. Anderen zagen in hem meer een mysticus dan een musicus, die zich bij het componeren bediende van de kabbala, zoals John Cage dat deed met dobbelstenen, sterrenkaarten en de I Tjing. Albert Schweitzer zag Bach als het 'hoogte- en eindpunt van de barokmuziek'. In de voormalige DDR probeerde men Bach juist weer te seculariseren en hem te afficheren als de verpersoonlijking van de idealen van de Verlichting. Zij zagen hem in de eerste plaats als muzikant. De religie zou meer voor de vorm geweest zijn, om zijn betrekking veilig te stellen.

Publiciteit

Zijn tijdgenoot Georg Friedrich Hndel (1685-1759) had een veel betere neus voor pr. Hij had spraakmakende affaires met zangeressen, die aandacht en publiciteit genereerden voor zijn op handen zijnde operaproducties. Hij ging failliet, kwam weer boven Jan, altijd was hij in de kolommen van de avondbladen terug te vinden. Ook Hndel consulteerde dokter Taylor in 1751 met gelijksoortige oogklachten en moest dientengevolge de hem resterende levensdagen in totale duisternis slijten.

Waar het bij Bach om draait is de muziek, dat is de weg waarlangs je hem leert kennen. Zijn muzikale universum vormt ook nu nog een bron van inspiratie voor componisten.

Louis Andriesse (1939): "Mijn behoefte aan een constante ritmische puls is zonder meer aan Bach verwant, triolen maken mij al huiverig. Ook mijn voorliefde voor canontechnieken, zoals ik die in Hout heb toegepast, heeft met zijn muziek te maken. Het 'onvervulbare unisono' is één van de thema's van De Staat. Ik beschouw Bach als de belangrijkste operacomponist. Hij heeft natuurlijk wel helemaal geen opera's geschreven, maar het theatrale gedrag, de muzikale dramatiek van zijn passiemuziek vind ik interessanter dan wat er in de negentiende eeuw op dat gebied plaatsvond."

Klaas de Vries (1944): "Componisten zien in Bach een leraar, een meester in geweldig vernuft. Toch is het naast dit noeste, mechanische aspect vooral de sensualiteit, de vrijheid en de curve van de lijn die zijn muziek z'n bijzondere werking verleent. In het eerste deel van A King Riding heb ik de grote vorm gemodelleerd naar een Bach-koraal uit het Klavierbüchlein. Het is kort, tweestemmig en heel kaal, maar suggereert daardoor verschrikkelijk veel. Zowel in uitvergrote vorm als op detailniveau duikt deze melodie voortdurend op, in een steeds wisselende context."

In het vorige Bachjaar, 1985, ter gelegenheid van zijn driehonderdste geboortedag, verscheen de Sankt Bach Passion, van de Argentijns-Duitse componist Mauricio Kagel (1931). Het lijdensverhaal van Jezus is hierin vervangen door dat van Bach: hoe hij decennia lang door gezagsdragers aan het kruis werd genageld en gedwarsboomd bij zijn aspiraties als componist. Het evangelie is afkomstig uit officiële documenten. De Sankt Bach Passion is wellicht niet de meest volledige, maar beslist de meest muzikale en humoristische Bach-biografie. Zonder dat er overigens ook maar één noot van Bach's muziek in tot klinken komt. Kagel: "Het stuk probeert zich voortdurend af te vragen hoeveel tradities er in een traditie begraven liggen. Je met het verleden bezig houden staat niet automatisch gelijk aan nostalgie en conservatisme."

De melodieën van Bach kenmerken zich door een hoge mate van onverwoestbaarheid. Anton Webern (1883-1945) speculeerde hier op bij het vervaardigen van zijn Passacaglia.

In deze orkestratie van een klavierstuk van Bach, zijn de melodielijnen in mootjes gehakt. Iedere noot wordt door een ander instrument gespeeld. De melodieën blijven waarneembaar, als kleine druppels die door een instrumentaal kleurenspectrum schieten. Gilius van Bergeijk (1945) nam Bachs 'Dubbelconcert voor viool en hobo' als basis voor zijn stuk BAC, voor draaiorgel. Het is een 'muzikaal ontmantelingsproces' waarbij steeds de laatste tel van iedere maat ontbreekt. Het brengt de sensatie teweeg van in een wagen met ovaalvormige wielen te rijden. Van het overschot, de ontbrekende tellen muziek, componeerde Van Bergeijk een vierde deel.

Maar er is uiteraard niets op tegen om Bach langs natuurlijke weg tot klinken te brengen. Toen ik in Tanglewood studeerde had ik het voorrecht Louis Krassner als buurman te hebben, die destijds reeds ver in de tachtig was. Deze vermaarde violist, die in 1935 het Vioolconcert van Alban Berg in première bracht, speelde iedere morgen om half acht partita's en vioolsonates van Bach. Hij speelde gewoon voor de lol en, naar hij aannam, voor zichzelf. Maar niet alleen ik, ook de vogels in de beboste Berkshires luisterden ademloos toe. Want, zoals de 18e-eeuwse hoogleraar retorica en Bach-fanaat Johann Birnbaum opmerkte: 'Kunst verleent aan de natuur een schoonheid die zij ontbeert, en vergroot de schoonheid die ze reeds bezit.'

NRC Webpagina's
28 JULI 2000

Archief CS


( a d v e r t e n t i e s )

24/7 Media Europe ad

24/7 Media Europe ad

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad