U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

SPECIALE BESCHERMING OPLEIDINGEN KLEINE LETTEREN HEEFT AFGEDAAN

Uit de lucht


De leerstoel Keltisch in Utrecht dreigt te worden wegbezuinigd. Ook op andere universiteiten lopen kleine letterenstudies gevaar en blijken speciaal voor hen bestemde gelden niet langer geoormerkt. Afscheid van het kordon van Staal.

Dirk van Delft

'VERBIJSTEREND, ik heb er geen andere woorden voor. De plannen om Keltisch in Utrecht weg te bezuinigen zijn afschuwelijk." Tomás O. Cathasaigh, op Harvard hoogleraar Iers, wist niet wat hij hoorde toen hem het bericht bereikte dat Keltisch in Utrecht dreigt te verdwijnen. "Een afdeling met zo'n trotse geschiedenis, het zou een geweldig verlies betekenen dat zich ver buiten de grenzen van Nederland doet gelden", zegt de Amerikaan over de telefoon. "Ik heb het Utrechtse faculteitsbestuur direct een brief gestuurd. Hopelijk komt men tot inkeer."

Onlangs kondigde de Utrechtse faculteit letteren aan twintig procent te zullen bezuinigen. Dalende studentenaantallen en de plicht financieel orde op zaken te stellen nopen tot drastisch ingrijpen, aldus het faculteitsbestuur. Tot de bezuinigingsplannen behoort het opheffen van de in Nederland unieke opleiding Keltisch, behoudens 'een voorziening' onder Mediëvistiek - gisteren maakte de universiteit bekend dat samenwerking met een buitenlandse universiteit wordt nagestreefd. Keltisch zou niet genoeg studenten trekken en daarmee te duur zijn. Bovendien hoeft er niemand ontslagen te worden. Van de twee vaste medewerkers gaat hoogleraar Doris Edel in 2001 met emeritaat en het pensioen van hoofddocent Leni van Strien volgt twee jaar later. Dat scheelt wachtgeld, zodat de drie ton die het schrappen van Keltisch moet opleveren (exclusief de 'voorziening') overeind blijft.

"Op 9 december kreeg ik een e-mail van het faculteitsbestuur", zegt Edel in haar werkkamer in gebouw Trans 10, het labyrint waarin veel van de Utrechtse letterenopleidingen zijn ondergebracht. "Diezelfde week had ik een gesprek met onze decaan, mevrouw Schenkeveld-Van der Dussen, en met de directeur, de heer Middelberg. 'We kunnen Keltisch niet in de lucht houden', zei de decaan. 'Maar verder gaat het prima, u en uw medewerker mogen gewoon blijven, er hoeft niemand weg.' Aan de betekenis van het vak en aan de verantwoordelijkheid van de universiteit voor het instandhouden van de leerstoel werd volledig voorbijgegaan. Keltisch is vervlochten met vele andere vakken, onze studenten komen van overal. Ook hebben we in Utrecht een uitstekende bibliotheek, alleen die van Dublin en Harvard zijn beter. Wanneer Keltisch als opleiding wegvalt, wordt die collectie niet meer bijgehouden en verliest ze snel aan waarde. En naast het onderwijs en het onderzoek vervullen we een culturele taak. Ik help mensen met vertalingen, help schrijvers en tentoonstellingmakers. Er is zoveel kaf, zoveel Keltische escape-literatuur, zoveel onzin. De maatschappij heeft recht op gedegen, moderne kennis."

De leerstoel Keltisch dateert van 1923 en door toedoen van Edels illustere voorgangers A.G. van Hamel en Maartje Draak bezit Nederland de reputatie van 'keltologische grootmacht'. Ook nu nog staat de opleiding - vroeger alleen een bijvak, sinds 1995 tevens bovenbouwstudie - internationaal hoog aangeschreven. In het rapport Visitatie Letteren van december 1998 laat een internationale beoordelingscommissie zich lovend uit. 'The staff are highly qualified and in one instance enjoy a fine international reputation.'Inmiddels heeft Edel uit alle windstreken steunbetuigingen ontvangen, waarvan vele uit het buitenland. "Er bellen schooldecanen op, zelfs ouders, en de brieven stromen binnen. De situatie levert de faculteit en de universiteit veel negatieve publiciteit op en ik heb begrepen dat het College van Bestuur daar niet zo gelukkig mee is."

In een verre zolderkamer van Trans 10 wint prof.dr. W.P. Gerritsen, mediëvist en oud-voorzitter van de Afdeling Letterkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), er geen doekjes om. "Verschrikkelijk", luidt zijn oordeel over de plannen om Keltisch uit Utrecht weg te bezuinigen. "Ook al heeft de faculteit het moeilijk, dan nog kun je zo'n traditie, met alles eromheen, niet zomaar aan de kant zetten. Bovendien, in 1992 hebben de universiteiten met de minister afgesproken dat kwetsbare studies als Keltisch, die betrekkelijk weinig studenten trekken maar niettemin een belangrijke maatschappelijke en culturele functie vervullen, juist dienen te worden geconsolideerd en zelfs verstevigd. De platte argumentatie waarmee Keltisch nu wordt geschrapt, doet vrezen dat die bescherming op de een of andere manier niet meer geldt."

Met die bescherming doelt Gerritsen op het Convenant ter Consolidatie van de Kleine Letteren, in 1992 gesloten tussen de minister van OC&W, een aantal universiteiten, de KNAW en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek NWO. Kleine letteren zijn in dit verband studies met geringe studentenaantallen, zoals Egyptologie, Chinees, Noors, Arabisch en Keltisch. Het convenant moest ze de bescherming bieden die ze node hadden gemist. Zo had Keltisch in 1987 (toen alleen een bijvak) zwaar onder vuur gelegen en terwijl om haar heen de ene na de andere studierichting sneuvelde wist Edel met veel kunst en vliegwerk haar leerstoel - zij het nog maar voor tachtig procent - in stand te houden en herbezetting van de 0,7 medewerkersplaats te verkrijgen.

NOODKLOK

Het was de sanskritist en filosoof Frits Staal die in 1989 vanuit Berkeley de noodklok luidde. In een open brief spoorde hij toenmalig minister Deetman aan de door kaalslag en krimp murwgebeukte kleine letteren de helpende hand toe te steken, voor het te laat was. De grootschalige bezuinigingsoperaties van de jaren tachtig, veelzeggend Taakverdeling en Concentratie respectievelijk Selectieve Krimp en Groei gedoopt, hadden vooral bij talenstudies met weinig studenten tot afkalving geleid. Veel specialismen waren qua bezetting onder het bestaansminimum gezakt, een aantal legde zelfs het loodje. Schrijnend was de sluiting in 1987 van het Instituut van de Kunstgeschiedenis en Archeologie van Zuid- en Zuidoost-Azië in Amsterdam. Het drama trok internationaal sterk de aandacht, maar alle afkeurende reacties uit binnen- en buitenland ten spijt zette de universiteit de kapitaalsvernietiging door. 'Zo heeft een klein rijk land in Europa zijn kleine culturele revolutie afgekeken van een groot arm land in Azië en het daarenboven nog botgevierd op de culturen van Azië zelf', schreef Staal.

Het hielp. De gealarmeerde minister riep de Adviescommissie Kleine Letteren in het leven, met Staal als voorzitter, en in januari 1991 lag er een rapport op tafel: Baby Krishna. De commissie stelde vast dat het financieringsmodel van de universiteiten (op grond van studentenaantallen) geen oog had voor wetenschappelijke, culturele, maatschappelijke en economische waarden - resulterend in destructie van 'onrendabele' studies en een grondig verziekte sfeer. Alleen ingrijpen op een hoger niveau, aldus Staal, kon dit proces keren. Belangrijkste voorstel van de commissie: bepaal voor de kleine letteren per studierichting de minimumformatie aan wetenschappelijk personeel, los van het aantal studenten, en garandeer dat deze intact blijft. In 1992 leidde dit plan tot het convenant Consolidatie van de Kleine Letteren. Daarmee was het 'kordon' een feit: de minister zegde de kleine letteren extra geld toe (per jaar tien miljoen gulden, waarvan de helft voor Leiden, en dat alles voor onbepaalde tijd) en van hun kant beloofden de betrokken universiteiten de formatie in stand te houden. Voor Keltisch hield dit in dat de Universiteit Utrecht haar voorziening op dit gebied in het kader van haar zwaartepunt voor mediëvistiek zou handhaven en versterken.

Afgelopen najaar had een evaluatie van het convenant van start moeten gaan, uit te voeren door een internationaal samengestelde KNAW-commissie onder leiding van Gerritsen. Gekeken zou worden hoe de kleine letteren er qua onderwijs en onderzoek voorstaan, hoe de convenantsgelden in de praktijk zijn benut en of de universiteiten zich aan hun afspraken houden. "Ik zie het niet als mijn taak om een a priori juichend rapport af te leveren", zegt Gerritsen. "Eerder lijkt het me dat de commissie streng te werk zal gaan. Aan de uitkomsten van ons rapport moeten consequenties verbonden worden, anders heeft het geen zin."

OPGESCHORT

Maar nog altijd is de commissie-Gerritsen niet aan de slag gegaan. Op 19 oktober 1999 schreef de Akademie minister Hermans een brief met het bericht dat de werkzaamheden met betrekking tot de evaluatie Kleine Letteren waren opgeschort. 'Reden hiervoor', aldus de brief, 'is uw eenzijdige voornemen om de bijzondere bescherming voor onderwijs en onderzoek op het gebied van de kleine letteren op korte termijn te beëindigen.'Gerritsen: "Als beoogde evaluatiecommissie meldden wij ons op het ministerie om de procedure die we willen volgen nader toe te lichten. Wie schetst onze verbazing dat we bij die gelegenheid te horen kregen dat de tien miljoen gulden aan bescherming voor de kleine letteren niet langer geoormerkt was maar na het jaar 2000 in de grote pot wordt gegooid. In de brief vragen we de minister zijn beslissing om de speciale bescherming van de kleine letteren te staken door de oormerking van 10 miljoen gulden te doen vervallen, te heroverwegen. Zoiets kan pas door de minister worden overwogen nadat onze evaluatie zou uitwijzen dat de bescherming te weinig effect sorteert en anders moet worden ingericht."

De moeilijkheden worden in de hand gewerkt omdat het convenant kleine letteren sinds 1996 is opgenomen in het convenant letteren dat de geesteswetenschappen als geheel betreft (en dat voortbouwt op het rapport 'Men weegt kaneel bij 't lood' van de commissie-Vonhoff). Ter uitvoering van dat bredere convenant is de Coördinatie- commissie Convenant Letteren (CCL) in het leven geroepen, bestaande uit de rectoren van de zes betrokken universiteiten. In een brief van 23 oktober 1996 presenteerde deze commissie de minister een lijst met leerstoelen, maart 1998 nader uitgewerkt in een Voortgangsrapportage, waarvan de instandhouding tot 2000 was gegarandeerd. Maar terwijl in het convenant letteren de universiteiten vastlegden dat de afspraken in het Staal-convenant 'onverkort overeind staan', zijn in de Voortgangsnota de kleine letteren niet langer apart vermeld en wordt over de 10 miljoen met geen woord gerept. Daar komt nog bij dat de CCL in een brief van 24 juni 1999 de minister erop wijst dat na 2000 geen garantie bestaat dat de letterenvoorzieningen financieel op peil blijven. De nota Letteren 2000+, die de CCL-plannen tot 2005 tot onderwerp heeft, stelt slechts dat er geen voorzieningen mogen verdwijnen die het 'letterenpalet wezenlijk aantasten'.

Op 17 november 1999 liet minister Hermans de KNAW per brief weten 'met enige verbazing' kennis te hebben genomen van de opschorting van de evaluatie. Over het al dan niet oormerken van de tien miljoen aan Staal- gelden voor de kleine letteren rept de minister met geen woord. Wel merkt hij op dat het bedrag sinds 1992 'structureel in de rijksbijdrage aan de universiteiten is verwerkt en wordt gecontinueerd'. Desgevraagd deelt een woordvoerder van het ministerie mee dat de term 'oormerk' in Zoetermeer niet wordt gehanteerd, dat de Colleges van Bestuur nu aan zet zijn en dat de minister vertrouwt op de afspraken die in Letteren 2000+ gemaakt zijn. Pas achteraf vindt toetsing plaats, waarbij de bestemming van de tien miljoen "niet tot op cijfers achter de komma zal worden gecontroleerd". Gerritsen: "Hermans hanteert een klassiek liberaal standpunt, geen bedilzicht vanuit Zoetermeer met details van het universitaire beleid. Intussen dringt hij er op aan dat wij die kleine letteren-evaluatie alsnog uitvoeren - deze week gaat is de Akademie naar Zoetermeer geweest om te zien of de zaak kan worden vlotgetrokken, voorlopig tevergeefs. Maar wie zegt ons dat de CCL onze aanbevelingen niet naast zich neer zal leggen? Wie zegt dat we op het gebied van de kleine letteren de komende jaren niet zullen afglijden naar de situatie van de jaren tachtig? Die oormerking is het wezenlijke punt en juist daar gaat de minister niet op in."

In Leiden is Erik-Jan Zürcher, hoogleraar Turkse talen en culturen en lid van het faculteitsbestuur Letteren, optimistischer. "Het antwoord van de minister op de brief van de Akademie is klip en klaar", aldus Zürcher. "De minister zegt: voor mij staan alle afspraken nog altijd overeind. Dat kan niet anders betekenen dan dat volgens de minister de oormerking nog volkomen van kracht is. Ik zie niet in hoe het Staal-convenant ooit onwerkzaam zou kunnen worden door het bredere convenant, het zijn echt twee gescheiden stukken. Wel is duidelijk dat de letterenfaculteiten meer afstemming willen en streven naar taakverdeling en samenwerking voor de kleine vakken. Daar horen Arabisch en Noors bij, maar ook Duits en Italiaans. De minister sluit zich in zijn Hoger Onderwijs- en Onderzoeksplan HOOP 2000 daarbij aan. Dat een aantal van die vakken binnen het convenant kleine letteren een aparte status hebben, is door de Colleges van Bestuur een beetje uit het oog verloren. En het zou wel eens zo kunnen zijn dat Hermans dit niet scherp wil spelen omdat hij vindt dat hij al problemen genoeg met de Colleges te bespreken heeft."

SCHEVE OGEN

Ook in Leiden moet de letterenfaculteit bezuinigen. Zürcher: "Tot 2005 wordt ons een krimp van drie procent per jaar opgelegd. Dan rijst de vraag: staat de garantie van de studentonafhankelijke financiering voor de kleine letteren nog overeind of niet? Leiden heeft veel niet- westerse kleine letteren in huis en de tegenstellingen tussen die club en de rest van de faculteit zijn extreem. Bij de afdeling niet-westen is de ratio staf-studenten zeer veel gunstiger, de onderwijstaak is daar aanzienlijk lichter zodat er meer gelegenheid is voor onderzoek en promotie-begeleiding. Daar wordt door het westen nog wel eens met scheve ogen tegenaan gekeken. Het is voor het faculteitsbestuur niet eenvoudig de eenheid te bewaren. De motivering van het Leidse College van Bestuur om de bezuiging aan de hele faculteit op te leggen, inclusief het niet- westen, is meer nog dan uit financiële motieven ingegeven door het gevoel dat bescherming van de kleine letteren tot inertie leidt, dat die warme deken het innoverend vermogen niet ten goede komt. De Colleges hebben niet het idee dat het kordon de afgelopen acht jaar veel vrucht heeft gedragen. Daar zit iets in. Je zou de bescherming wat mij betreft best afhankelijk mogen maken van prestaties en van aansprekende plannen."

Zürcher constateert dat de kleine letteren de afgelopen jaren sluipenderwijs zijn aangetast. "Er is wat aan het schuiven, dat is zeker. In Nijmegen is de afkalving bij Arabisch vrij fors geweest en ook in Amsterdam, dat zich meer en meer op Europa oriënteert, staat Arabisch onder druk. Het moment nadert dat we voor de kleine letteren afstevenen op een situatie waarin gezegd wordt: òf reduceren, òf afstemmen. Specialisaties uitruilen geeft meer waar voor je geld. Het probleem is dat de universiteiten ook zijn aangemoedigd zich te profileren en dat staat haaks op overleg. Er bestaat veel wantrouwen of de ander zich wel netjes aan de afspraken houdt."

De situatie bij Keltisch maakt Zürcher moedeloos. "Keltisch is een wezenlijke schakel in de Europese cultuurgeschiedenis. Het wegbezuinigen van zo'n klein vakgebied is wéér een verschrikkelijke verarming en verschraling. En het gaat om peanuts vergeleken met de miljoenen die we per jaar in maatschappelijk wenselijke en politiek- geëntameerde zaken pompen, zoals het Islaminstituut of de multiculturele samenleving. Letterenstudies zijn in materieel opzicht zwaar onderbedeeld als je het vergelijkt met de geweldige bedragen die de medische en de exacte richtingen opstrijken. Onlangs kwam de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid met een rapport over de bètaproblematiek. De volgende dag al waren alle Colleges van Bestuur in het nieuws geweest met de opmerking dat over taakverdeling en concentratie niet te praten viel. Dat zou de infrastructuur in gevaar brengen. Dat heb ik ze over de letteren nog nooit horen zeggen."

In Groningen - waar de letterenfaculteit in januari aankondigde Nieuw- Grieks te willen opheffen, maar door het College van Bestuur werd teruggefloten - en Amsterdam ligt de status van de Staal-gelden anders: de 'tien miljoen' is er nog steeds maar het oormerk is eraf. Rap Wagenaar, in Groningen secretaris van de letterenfaculteit: "Er zijn sinds 1992 weer zoveel bezuinigingen over de letteren heengegaan dat niemand zich nog verplicht voelt naar de letter van het convenant kleine letteren te handelen. In de brief die de CCL eind november aan de minister gestuurd heeft en waarin de voortgang van Letteren 2000+ aan de orde is, staat dat het totale voorzieningenpakket binnen het letterendomein overeind blijft. Dat betekent in de bezuinigingspraktijk dat er afspraken moeten komen over samenwerking, ook met universiteiten uit Vlaanderen of vlak over de Duitse grens. Eigenlijk zijn de kleine letteren in Letteren 2000+ in termen van geld helemaal niet meer beschermd. De afspraken binnen het Staal-convenant waren in 1992 wellicht logisch maar tegelijk luxe en ze zijn nu niet meer te handhaven."

De Amsterdamse decaan geesteswetenschappen K. van der Toorn sluit zich hierbij aan. "De universiteiten zijn vrij het geld dat voortvloeit uit het convenant kleine letteren al dan niet te oormerken, Zoetermeer oefent daar geen controle meer op uit. Studentonafhankelijke financiering voor de kleine letteren is een gepasseerd station en als je vindt dat een bepaalde studie toch overeind moet blijven betaal je dat als faculteit uit de beleidsruimte. Het is niet langer zo dat de kleine letteren een beschermend kordon om zich heen hebben. Dat Keltisch in Utrecht wordt wegbezuinigd is niet zonder meer idioot en zeker niet strijdig met Letteren 2000+. Handhaving van de beschermde status die de unica nu hebben op basis van het convenant kleine letteren, zo schrijft de CCL aan de minister, houdt niet automatisch in dat ieder concreet unicum gecontinueerd wordt of dat de unica in alle opzichten afgeschermd worden van hun dynamische omgeving."

NRC Webpagina's
12 FEBRUARI 2000

Archief
Wetenschap & Onderwijs


( a d v e r t e n t i e s )

Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) DECEMBER 1999