U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   S P O R T
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Een mafketel met karakter in z'n donder

Door Jaap Bloembergen
Tussen Breda en Antwerpen ligt het ideale trainingsparcours voor Nederlandse wielrenners. In de Brabantse bossen fietsten de generaties van Wim van Est, Jan Janssen en Hennie Kuiper hun dagelijkse wielerrondjes. Later verhuisden de beroepsrenners om financiële redenen naar Belgische grensdorpen in de streek. Adri van der Poel markeert de scheidslijn van de verschillende wielerlocaties. Hij woonde vroeger op een boerderij in het Nederlandse Hoogerheide en verhuisde later naar een villa in het Belgische Kapellen, dat hemelsbreed vijftien kilometer van zijn geboortestek verwijderd ligt. Zijn oefenterrein is hetzelfde gebleven. Zijn trainingspartners zijn één voor één afgehaakt.

De Amsterdammer Gerrie Knetemann verhuisde in de jaren zeventig naar de grensstreek. Rijdend in de regenboogtrui maakte hij in 1979 voor het eerst kennis met de gedrevenheid van zijn trainingsmaat Van der Poel. "Hij was nog een amateurtje toen hij de wereldkampioen zomaar in de hekken reed", vertelt Knetemann met hoorbaar genoegen. "In de buurt van Bergen op Zoom moesten we altijd remmen voor een smal bospad. Adri remde altijd als laatste. Hij gaf me daar de eerste keer al een kwak van jewelste. Ik wist meteen dat die jongen uit het goede wielerhout gesneden was."

De Tukker Hennie Kuiper woonde tijdens zijn actieve loopbaan op geringe afstand van Van der Poel. Ze werden ploeggenoten bij DAF en onderhielden jarenlang een vader-zoon-relatie. Twee mannen van de gestampte pot. Toen Kuiper op een regenachtige zaterdag enkele bomen in zijn tuin moest snoeien, vroeg hij Van der Poel om hulp. "Hij ging als een beul tekeer. Geen pauze, geen eten, voor het donker moest hij klaar zijn. In de auto terug naar huis viel hij in slaap en reed hij zijn auto tegen een boom in de poeier. Hij ging altijd tot het uiterste", vertelt Kuiper twintig jaar later.

Adri van der Poel was een laatbloeier op de fiets. Hij had talent voor voetbal en hij had de ideale lichaamsbouw voor een atleet. Zijn lange, stramme, slanke postuur leek niet geschikt voor een wielerloopbaan. Maar deze fysieke tekortkomingen waren voor Van der Poel geen belemmering. Integendeel. "Het is juist een uitdaging", zegt hij nu. "Voetballen en hardlopen kon ik al. Daar was weinig eer meer mee te halen."

Als scholier verdiende hij een zakcentje op de boerderij van zijn oom. Uien snijden, bonen rapen, aardbeien plukken. Van het gespaarde geld kocht hij zijn eerste racefiets. Hij werd lid van de jeugdvereninging De Jonge Trappers en de juniorenclub De Zuidwesthoek. Hij werd door bijna alle leeftijdgenoten uit het wiel gereden. Het was een frustrerende ervaring maar nog geen reden om te stoppen. "Ik probeerde mijn huid juist zo duur mogelijk te verkopen", herinnert hij zich de moeizame beginperiode.

Jac van der Poel is drie jaar jonger dan Adri, die aanvankelijk moeilijk kon verkroppen dat zijn broertje meer overwinningen behaalde. Pas later, bij de professionals, waren de rollen omgedraaid. "Adri had veel meer karakter in zijn donder", erkent de minder succesvolle beroepsrenner Jac van der Poel. "In het begin was ik hem op alle terrein de baas. Adri had daar een gloeiende hekel aan. Hij weigerde mij nog langer advies te geven. 'Ik moest mijn eigen weg maar zoeken', vertelde hij. Hij kon stuurs zijn, maar op een manier die aanvaardbaar is."

Adri van der Poel werd als tiener vaak gedubbeld bij de jeugdwedstrijden. Hij werd dan uit de strijd genomen om een chaotisch wedstrijdverloop te voorkomen. Jac van der Poel herinnert zich een juniorenkoers in Amsterdam. "Ik stond met m'n ouders langs de kant, toen hij bijna werd gedubbeld door de koploper. De speaker vergiste zich een ronde en riep hem als winnaar uit. Adri wist wel beter, maar hij verscheen met een stalen gezicht op het podium."

Rijdend bij de amateurs toonde Adri van der Poel voor het eerst zijn winnaarsmentaliteit. Op de vlakke, winderige wegen bleek hij een ijverige leerling. In het voorjaar van 1980 brak hij zijn sleutelbeen in de Ronde van Overijssel. Zijn moeder vroeg aan enkele naburige professionals of zij geen goede dokter kenden. De Belgische bottenspecialist Derweduwen hielp de jonge Van der Poel weer op de been. Het contact met de adviseurs Kuiper en Knetemann was gelegd.

"We trainden in die dagen als zotten", weet Kuiper zich te herinneren. "Meestal verzamelden we bij Adri thuis, hoewel hij daar niet van gediend was. Op die manier had hij voor vertrek al een achterstand van tien kilometer, want wij waren dan al warmgedraaid. Hij pikte de goede dingen van ons op. Hij lette op de kleinste details. Hij was een echte perfectionist die in alles de beste wilde zijn. Met kaarten, met zaklopen en later ook met crossen", zegt Kuiper uit eigen ervaring. "Ik heb heel wat hotelkamers met Adri gedeeld. Hij klaagde nooit over anderen, alleen over zichzelf."

Volgens Knetemann moet de trainingsijver van Van der Poel "in de juiste proporties" worden teruggebracht. "Adri was niet maniakaal bezig. Natuurlijk heeft hij dagen gemaakt van 325 kilometer. Maar dat deden wij allemaal wel eens. Alleen gingen wij 's avonds niet nog een paar uurtjes achter de brommer rijden. Zulke mafketels waren wij niet. Toch nam Adri ook veel rust, in de geest van Zoetemelk. Die had de Tour de France in bed gewonnen, zei hij altijd."

Van der Poels favoriete trainingsmethode wordt in wetenschappelijke kringen met argusogen bekeken. Urenlang in hetzelfde tempo rondrijden is niet langer zaligmakend. Sinds de hartslagmeter als hulpmiddel wordt gebruikt, zijn intervaltrainingen het beproefde recept. Van der Poel heeft zich ten dele bekeerd. "Maar duurtraining blijft de basis voor iedere wielrenner", zegt hij aan het eind van zijn loopbaan. "Om een grote klassieker te winnen, heb je veel uithoudingsvermogen nodig." Hij krijgt bijval van zijn leermeesters. "Zonder zelfkastijding kom je er niet. Kilometers maken is een must voor elke renner", weet Kuiper. "Als je beter wilt zijn, moet je meer met je vak bezig zijn", meent Knetemann. "Wat dacht je van zijn dagboeken die hij al 24 jaar bijhoudt? Hij kent zijn lichaam als geen ander. Hij is nog met de hand gemaakt. Er komt bij Adri geen computer aan te pas."

Volgens inspanningsfysioloog Adrie van Diemen is de combinatie van duurtraining en intervaltraining de juiste balans. Bij de ploeg van Rabobank leerde hij Van der Poel kennen als "een speciale, fanatieke, leergierige persoonlijkheid". Van Diemen ontkent dat de wielerveteraan geen belangstelling heeft getoond voor de moderne middelen. "Hij heeft ook met een hartslagmeter leren trainen. Hij heeft ook suikers leren eten. Maar hij hangt die kennis niet aan de grote klok. Typisch Van der Poel: geen slapende honden wakker maken."

Van Diemen praat vol lof over het onverslijtbare lichaam van de 40- jarige Van der Poel. "Die vent moet zo verschrikkelijk sterk zijn. Hij weet precies hoe hij zijn krachten moet verdelen." De wetenschapper heeft een verklaring voor de goede prestaties van de veldrijder. "Bij een sportman van twintig begint de maximale zuurstofopname licht te dalen", doceert Van Diemen. "Maar het lichaam raakt tegelijkertijd steeds meer 'doortraind'. De maximale lactaat blijft stabiel. De souplesse neemt af, maar de wilskracht wordt steeds groter."

Van der Poel was bijna tien jaar lang uitblinker in eendaagse wedstrijden. Hij won de Clasica San Sebastian (1985), de Ronde van Vlaanderen (1986), Luik-Bastenaken-Luik (1988) en de Amstel Goldrace (1990). Hij leek geboren voor Parijs-Roubaix, maar in de 'Hel van het Noorden' ontbeerde hij de juiste vorm of het nodige geluk. In de grote rondes had hij als matige klimmer weinig te zoeken. Toch was hij drager van de gele trui en de bolletjestrui. "Zijn lichaam had een hekel aan de Tour", weet Kuiper. "Zijn geest kwam daar snel genoeg achter. Hij was een nerveus type en na een dag of tien meestal uitgepierd."

De laatste jaren heeft hij zich gespecialiseerd als veldrijder. Op de weg werd hij te oud om goed te presteren, op het zand behoort hij nog altijd tot de wereldtop. Na vijf tweede plaatsen - de vergelijking met zijn schoonvader Raymond Poulidor is vaak getrokken - behaalde hij in 1996 de wereldtitel bij het veldrijden. Een regenboogtrui om in te lijsten. "Ik kijk er zelden meer naar", ontzenuwt Van der Poel elk gevoel van heldenverering.

Met een bleek, bemodderd gelaat kwam hij in het Franse Montreuil huilend over de finish. Het hoge stemgeluid en de diepe groeven in zijn gezicht zijn onuitwisbaar. Maar na een paar minuten was hij weer de nuchterheid zelve. "Ik wilde die trui meteen goed verkopen. Ik was vrij snel met de volgende race bezig", herinnert hij zich de metamorfose onder het finishdoek.

Voor de buitenwereld had Van der Poel afgerekend met het predikaat van 'eeuwige tweede'. "Maar ik ben nooit gefrustreerd geweest door die tweede plaatsen", zegt hij nu. "Er zat gewoon niet meer in. Daar moet je vrede mee hebben. Ik heb nooit in wonderen geloofd. Achteraf is het zo slecht nog niet geweest. Ik heb twintig jaar aan de top gestaan. Wie kan mij dat nazeggen?"

De hoogtepunten zijn talrijk, de dieptepunten worden het liefst vergeten. Twee keer werd Van der Poel betrapt op het gebruik van verboden middelen. Hij weigert zichzelf als een dopingzondaar af te schilderen. "Ik kan alleen maar positief terugkijken", zegt hij met een onbedoelde woordspeling. "Toen mijn Belgische arts vroeg of ik een korte of een lange carrière wilde, was ik bij hem blijkbaar aan het goede adres. Ik heb nooit met mijn lichaam lopen kloten", meent Van der Poel.

In de Ronde van Sicilië van 1984 had hij wegens verkoudheid een hoestdrankje geslikt. In het medicijn bevond zich het verboden middel efedrine. Van der Poel voelde zich 'gepakt' door de strenge regels van de internationale wielrenunie. Hij werd voor drie maanden geschorst en mentaal bijgestaan door vrienden en familieleden. "Ik had er de brui aan willen geven, maar kwam net op tijd tot inkeer", zegt hij bijna zestien jaar later.

In 1983 vonden de dopingcontroleurs na afloop van de Grote Prijs van Frankfurt sporen van strychine in zijn urine. Hij moest zijn eerste grote overwinning afstaan. De hartversterker was onbewust in zijn lichaam gekomen, verklaarde Van der Poel destijds. Hij had duivenvlees leren eten van Kuiper, die zweerde bij dit recept. Zijn leermeester is overigens nooit betrapt op het gebruik van strychine. Van der Poel houdt nu de waarheid van toen in het midden. "Het was een twijfelgeval", zegt hij fijntjes.

In 1987 en 1988 reed Van der Poel in dienst van PDM, de ploeg die meermalen en ook recentelijk in verband werd gebracht met systematisch gebruik van doping. Onder leiding van ploegleider Jan Gisbers, manager Manfred Krikke en ploegarts Wim Sanders gebruikten de renners van PDM verboden middelen. Van der Poel is zich van geen kwaad bewust. "Ik reed in die bewuste periode voor een andere sponsor. Meer wil ik er niet over kwijt. Er is al genoeg over geouwehoerd. Renners die jaren later zogenaamd uit de school klappen, praten in algemeenheden die ze niet kunnen verantwoorden. Hoe weten ze of een ploeggenoot uit de pot heeft gesnoept? Ik kan daar niet over oordelen."

Morgenmiddag doet Adri van der Poel een laatste gooi naar een tweede wereldtitel bij het veldrijden. Zijn ploeggenoot Richard Groenendaal is één van de grootste concurrenten in Sint Michielsgestel. Deze thuisrijder heeft zich meermalen geërgerd aan de adviezen van Van der Poel. Groenendaal dacht dat hij met een kluitje in het riet werd gestuurd. "Adri denkt dat hij de wijsheid in pacht heeft, maar ik loop toevallig ook al een paar jaartjes mee", zegt de 28-jarige Groenendaal. "We zijn allebei stronteigenwijs en dat botst wel eens."

In een vlaag van melancholie vertelt Groenendaal dat hij Van der Poel toch wel zal missen. "Mijn hele wielerleven rijdt hij in mijn buurt. Uit zijn grootste dieptepunt haalt hij weer iets positiefs. Als hij zesde wordt, is het beter dan de zevende plek van de week daarvoor. Ik denk wel eens: 'Houd je zelf niet zo voor de gek'. Hij lult net zo lang op zichzelf in, tot hij weer moraal krijgt voor een volgende koers. Heel komisch, toch?"

NRC Webpagina's
29 JANUARI 2000


( a d v e r t e n t i e s )

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)