U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   O P I N I E
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S c h a k e l s
Profiel Politieke Partijen

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Belgische Socialistische Partij

Clinton in opspraak


Partijfinanciering


DEZE WEEK SPRAKEN voorzitters van politieke partijen met minister Peper (Binnenlandse Zaken) over de financiering van hun organisaties. Er zijn gelukkiger momenten te bedenken om over dit heikele onderwerp te praten. In Duitsland verkeert de CDU momenteel in een diepe crisis vanwege de bijna dagelijks opduikende berichten over dubieuze financiële transacties van het bedrijfsleven met de partij. Ook de Israelische premier Barak is deze week in opspraak geraakt als gevolg van illegale partijfinanciering.

Uniek zijn deze beide zaken geenszins. De Belgische Socialistische Partij had de Agusta-affaire, de Italiaanse politiek kende de nodige schandalen in verband met partijfinanciering, de Amerikaanse president Clinton werd na zijn herverkiezing in 1996 geconfronteerd met een dubieuze 'China-connectie'. Het is maar een greep uit een lange reeks voorbeelden. Eigenlijk is het heel simpel: politiek en financiering door het bedrijfsleven blijkt een onmogelijke combinatie.

Afgezet tegen alle kwesties in het buitenland is Nederland op het terrein van partijfinanciering een oase van rust. De wijze waarop de Nederlandse politieke partijen opereren getuigt van een ontroerend soort amateurisme. Het blijkt alleen al uit het geld dat wordt uitgegeven aan verkiezingscampagnes. De bedragen vallen in het niet bij wat een modaal bedrijf tegenwoordig aan een reclamecampagne uitgeeft om een product 'in de markt te zetten'.

DAT NEEMT niet weg dat ook in Nederland waakzaamheid is geboden. De animo bij het bedrijfsleven om politieke partijen financieel te steunen is weliswaar gering, maar de mogelijkheid daarvoor bestaat wel degelijk. En naarmate de financiële positie van de meeste politieke partijen zwakker wordt als gevolg van het aflopende ledenbestand, zal de verleiding bij partijen om naar externe financiering te zoeken groter worden.

De meest eenvoudige oplossing ter voorkoming van problemen is natuurlijk het verbieden van donaties door het bedrijfsleven aan politieke partijen. Maar een dergelijk verbod strookt niet met het grondwettelijke recht van vereniging. Bij dit recht hoort ook een vrije financiering. De suggestie van onder anderen PvdA-partijvoorzitter Van Hees om sponsoring van het bedrijfsleven te verbieden, is dan ook vreemd. Als bedrijven hun naam willen verbinden aan een politieke partij (en andersom), dan moet men dat vooral doen. Of het verstandig is, is een vraag die politieke partij en donateur in kwestie voor zichzelf moeten beantwoorden. Een cruciale voorwaarde is wel dat het in alle openheid gebeurt.

Het is dan ook toe te juichen dat partijvoorzitter Eenhoorn van de VVD voor het sponsoren een code wil gaan opstellen waarin komt te staan wat gever en ontvanger van elkaar mogen verwachten. De financiering van partijen door middel van sponsoring bevindt zich thans in een schemerzone omdat er niets over is afgesproken. Temeer daar directe giften wel aan regelgeving zijn gebonden, is de niet gereglementeerde sponsoring nu nog een vorm van oncontroleerbare financiering. Een code kan helderheid scheppen, maar heeft tegelijk iets vrijblijvends. Beter zou dan ook een wettelijke regeling zijn.

EEN DERGELIJKE regeling kan dan aansluiten bij wat nu al in de Wet subsidiëring politieke partijen is geregeld ten aanzien van giften. Donaties van meer dan tienduizend gulden dienen volgens deze wet in het financieel jaarverslag van een partij openbaar gemaakt te worden. Indien de gever echter bezwaar heeft tegen het vermelden van zijn naam kan hier van worden afgezien. In dat geval mag worden volstaan met een omschrijving van de categorie instellingen of organisaties waartoe de gever behoort.

Er zijn vraagtekens te zetten bij deze zeer ruime formulering, zoals deze week onder anderen is gedaan door de Leidse politicoloog Koole. Als het gaat om partijfinanciering dient de transparantie het te winnen van de privacy. Dat betekent dat de naam van de gever altijd vermeld behoort te worden. Bovendien is het de vraag waarom de openbaarheidsgrens pas bij 10.000 gulden ligt. Vele kleintjes maken immers één grote. Omwille van dezelfde helderheid zou de grens van 10.000 gulden dan ook omlaag gebracht moeten worden.

OVERIGENS LOST aangescherpte regelgeving niet alles op. De ervaring in het buitenland heeft geleerd dat wetgeving met betrekking tot partijfinanciering veel weg heeft van een wapenwedloop. Elke wet wordt beantwoord met een nieuwe ontwijkingsconstructie. Dat geldt ook voor de Nederlandse regelgeving. Giften zijn nu enigszins aan regels onderworpen, maar in welke mate aan politieke partijen gelieerde stichtingen aan de financiering bijdragen is volstrekt onhelder.

Een troost is dat voor Nederland geldt dat het bedrijfsleven weinig behoefte heeft om zich door middel van giften en sponsoring in te laten met de politiek. Het Nederlandse overlegmodel kent immers veel effectievere kanalen die bovendien nog gratis zijn.

De keerzijde is dat Nederland relatief arme partijen kent. Van de kant van de overheid is sprake van bescheiden subsidiëring. Alleen al vanwege het principe dat politieke partijen geen al te afhankelijke financieel-juridische relatie met het staatsbestel moeten aangaan, zal deze subsidie ook niet anders dan bescheiden moeten blijven.

IN NEDERLAND kortom geen partijen met glitter en glans. Het is geen onoverkomelijk probleem. Echte politiek zou het zonder geldverslindende cosmetica moeten kunnen stellen.

NRC Webpagina's
29 JANUARI 2000


( a d v e r t e n t i e s )

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)