U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   C U L T U R E E L   S U P P L E M E N T
Pensioendesk - Doe de Pensioencheck
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

'Pulp Friction: de verbeelding en de macht' werd op 25 maart uitgesproken door Hans Beerekamp als gastdocent filmkritiek aan de letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen.

Illustratie Olivia 

Ettema

Terugkerend naar de vraag voor wie de filmcriticus eigenlijk zijn stukken schrijft, onderscheid ik drie soorten lezers.

De eerste is de filmconsument, die de criticus als voorproever gebruikt, inclusief ouders van kinderen, die graag willen weten welke onverhoedse confrontaties hun kroost te wachten zouden kunnen staan. Deze groep lezers van filmrecensies heeft een band ontwikkeld met de filmcriticus. Ze weten waar hij voor staat en wat ze van zijn oordeel verwachten mogen. Uit lezersonderzoeken blijkt ook dat de tweede groep lezers van filmkritieken groter is dan de eerste. Dit zijn de cultureel geïnteresseerden, die zelf zelden of nooit naar de bioscoop gaan. Hooguit huren ze wel eens een video of kijken wel eens naar een film op televisie. Deze lezers weten dat film een culturele en maatschappelijke factor van belang is, en ze willen graag op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen op dat terrein. Ook deze lezers ontwikkelen een band met de door hen geraadpleegde filmcritici, maar de vertrouwensrelatie luistert iets minder nauw, omdat die niet regelmatig op de proef gesteld wordt door discrepanties tussen hun eigen oordeel en dat van de criticus.

Een bijzondere vertegenwoordiger van de tweede groep van lezers is de denkbeeldige lezer die mij regelmatig voor ogen staat en die waarschijnlijk nog geboren moet worden. Over een halve eeuw is hij misschien 25, en wil alles weten over Blue Velvet van David Lynch. Hij raadpleegt een digitaal archief en vindt daarin mijn recensie, die gelukkig niet alleen is geschreven voor de bioscoopbezoekers van de jaren tachtig en voor de kattenbak. Ik streef ernaar dat die lezer in 2049 alles wat hij weten wil kan vinden in mijn recensie. Ook al kent hij mijn andere stukken niet, wil ik dat hij mij alsnog gaat vertrouwen.

De derde groep van lezers is verreweg de kleinste en de lastigste om het naar de zin te maken, zo je dat al zou wensen. Het gaat om de makers van de besproken film. Als die geen Nederlands lezen, is de kans groot dat ze de recensie nooit onder ogen krijgen, maar daar kun je je in vergissen. Stanley Kubrick liet alle recensies van zijn films vertalen, en ik vond laatst op het Internet een Sloveense en een Engelse vertaling van mijn recensie van een Sloveense film.

Kan het mij iets schelen hoe de regisseur, scenarioschrijver, producent of hoofdrolspeler van een film reageert op mijn recensie van zijn werk? Ja en nee. Angst om hen te kwetsen hoort in ieder geval geen rol te spelen bij het schrijven, en ook kun je beter niet bij voorbaat schrikken van de kans dat Jos Stelling of Dick Maas je gaat haten, wanneer je schrijft dat ze er met de pet naar te hebben gegooid in hun laatste film. Dat soort haat hoort erbij, en het gaat vaak weer snel over, wanneer je hun volgende film wel goed vindt, mocht daar reden toe zijn.

Aan de andere kant probeer ik altijd erachter te komen wat filmmakers beweegt, wat voor soort film hun voor ogen moet hebben gestaan en wat daar, om welke redenen, wel of niet van terecht is gekomen. Ik doe dat niet om de filmmakers een plezier te doen, maar om een beter inzicht te verwerven in de waarde van hun film. Ik kijk dus niet alleen naar wat het eindresultaat met mij doet, maar ook naar wat er eventueel nog meer in gezeten had, of probeer vast te stellen of de makers zichzelf juist overtroffen hebben. Soms probeer ik zelfs te begrijpen wie ze zijn en waarom ze doen wat ze doen. Sommige films zijn van niemand, of louter het resultaat van teamwork, heel veel films behoren wel degelijk toe aan een auteur.

Er zijn filmmakers, die het op prijs stellen dat ik ook een beetje door hun bril naar films kijk. Het is zelfs wel eens voorgekomen dat een Nederlandse regisseur een briefje stuurde om me te bedanken voor een inzicht in zijn film, dat hij zelf nog niet verworven had. Ik ben door schade en schande genoeg op mijn hoede geraakt om dan eerst te denken: dit is vleierij. Alle aardige dingen die een filmcriticus uit de filmwereld te horen krijgt, kun je het best eerst tien keer zeven op het gruis van eigenbelang. Maar ik weet zeker dat dit briefje oprecht gemeend was. Soms moet je een compliment gewoon maar eens accepteren, en ik zou liegen als ik ontkende dit soort complimenten het liefst te krijgen.

Oderint dunc metuerint, laten ze me haten, zolang ze me maar vrezen, dat is de lijfspreuk van een karikaturale filmcriticus. Ver verheven boven het gekrioel van filmmakers en filmbedrijf, zit hij in zijn ivoren toren naar hun producten te kijken, en overgiet ze beurtelings met kokende olie en geurige rozen. De slachtoffers roepen naar boven: ,,Vuile azijnpisser! Gemankeerde regisseur! Doe het dan zelf beter!'' of flemen in de week voor de première lieve woordjes van waardering in zijn richting. De ridder zonder vrees of blaam doet net of hij het niet hoort, zet zijn bril recht op de neus en doet zijn wrede plicht. Alleen de lezer is zijn patroon en al het andere is onzin.

Ik ken filmcritici die graag deze rol zouden willen spelen in wat nog het meest lijkt op een tekenfilm van Paul Driessen. Ik ken ook mensen die denken dat deze beschrijving bij uitstek op mij van toepassing zou zijn. Ik hoop dat de meeste collega's, filmmakers en lezers beter weten.

De belangrijkste eigenschap voor een filmcriticus vind ik niet kennis, ervaring of wijsheid, maar hartstocht. Wie niet wordt gedreven door gepassioneerde filmliefde, en de behoefte daar anderen in te laten delen, zal het niet lang volhouden als filmcriticus. Alleen al het gegeven dat veel meer dan de helft van de films die je te zien krijgt, behoorlijk slecht zijn, zou je snel de das omdoen. Ik las als kind de Donald Duck, terwijl de meeste andere kinderen in mijn klas dat niet mochten van hun ouders: de KrisKras, dat was veel beter voor de opvoeding dan al die strips. Ik las ook veel boeken zonder plaatjes, maar vond televisie en film toch leuker. En ik maakte me ontzettend kwaad over die onrechtvaardige bevoordeling door de maatschappij van woorden, die 'beter' zouden zijn voor de geestelijke ontwikkeling dan beelden.

Ik word nog steeds kwaad, als er laatdunkend over film of televisie wordt gesproken. Maar ik word ook kwaad als films niet zo bijzonder zijn als ze hadden kunnen wezen, met een beetje meer inspanning, moed of intelligentie van de makers. En ik ben niet bang om die woede in extreme bewoordingen te verpakken, zoals ik ook niet bang ben om mijn bewondering voor wat wel mooi of goed is pathetisch te formuleren. Ik ben helemaal niet zo streng in de leer, maar ik kan slecht tegen domheid, lelijkheid en gemakzucht; onze lieve heer heeft die eigenschappen zeer gul uitgedeeld onder de mensheid, dus ook bij filmmakers en filmcritici. En ik kan nooit mijn mond houden, dus ben ik een azijnpisser, die nog steeds zoute tranen huilt bij sentimentele filmscènes in Bambi of You've Got Mail. Wanneer ik nooit meer huil bij een film, dan stop ik met dit beroep, dat beloof ik hierbij plechtig.

Er is de laatste tijd veel gesproken en geschreven in binnen- en buitenland over de toekomst van de filmkritiek. Jongeren zouden steeds minder kranten lezen, en al helemaal geen recensies. Bij buitenlandse kranten worden serieuze filmcritici steeds vaker uitgerangeerd door hun hoofdredacties, ten gunste van jongere collega's met een vlotte pen die niets liever doen dan sterren interviewen en de taal van de jonge bioscoop- en videokijker beter spreken. Op het Internet dient zich een nieuw type filmcriticus aan, dat wel over een minstens zo groot gezag beschikt als hun collega's in de drukpers, maar zich veel minder beroepen op kennis en ervaring van film en filmgeschiedenis. Het is niet ongewoon dat een Internet-recensie voor meer dan de helft bestaat uit een beschouwing over de kwaliteit van de popcorn in bioscoop X of ergernis over de lengte van een medebezoeker op een voorgaande rij in bioscoop Y. Internet-criticus Harry Knowles is zelf een ster, en weet dat zijn lezers meer belangstelling hebben voor de vraag met welk been hij die dag uit bed is gestapt dan in een vergelijking tussen een recente film en een klassieke film noir.

Het zou onverstandig zijn om deze nieuwe randfenomenen in de filmkritiek als een bedreiging te zien, en nog onverstandiger om je er bij voorbaat bij aan te passen. Wie zich in zijn filmsmaak hoofdzakelijk laat leiden door zijn humeur van die dag, of door een vriendelijk woord van de ouvreuse, is een gemakkelijke prooi voor de ongetwijfeld nog veel vriendelijker woorden van de maatschappij die de film uitbrengt of van de regisseur die de Internet-criticus een mailtje stuurt om te zeggen dat hij zijn beste vriend is. De onafhankelijkheid van de filmcriticus en zijn immuniteit voor de waan van de dag zijn wapens die je niet ongestraft zomaar uit handen geeft. Ook de dagbladcriticus die al te gemakkelijk zijn lezers paait met gezellige verhaaltjes, of bij voorbeeld een interview met de regisseur van de film verpakt als een recensie, komt zichzelf en zijn lezers nog wel tegen. Ik kan niet genoeg benadrukken dat de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de Nederlandse filmkritiek relatief vrij is van zulke smetten, al was het maar omdat de afwezigheid van kranteneigenaren met film- en mediabelangen de landelijke dagbladen behoedt voor het soort normvervaging dat in onder meer de Britse en de Amerikaanse dagbladpers de positie van de onafhankelijke filmkritiek bedreigt. Het zou wel prettig zijn als de Nederlandse filmcritici zich meer bewust werden van die unieke positie en niet bij voorbaat zwichtten voor de vermeende wens van de lezer: niet te moeilijk doen, over al die ingewikkelde films die toch nooit iemand ziet. Dagbladlezers in Nederland zijn wel degelijk geïnteresseerd in onderbouwde analyses en kritieken naar aanleiding van relatief onbekende films. Het is de dure plicht van filmcritici om zo gepassioneerd en betrokken te schrijven over ook niet voor de hand liggende films, dat de lezer die interesse ook blijft delen.

Het slotdebat op 3 juni is geheel gewijd aan het belang van belangeloosheid, aan de strijd om een onafhankelijke filmkritiek te behouden, dus ik wil daar verder nu geen voorschot op nemen. Ik wend me nu liever tot degenen hier aanwezig die overwegen om van filmkritiek hun beroep te maken. Kun je dat vak leren? Natuurlijk, zoals je alles kunt leren, maar niet in vier masterclasses. De beste manier is om heel veel films te bekijken, ook als je er niet over hoeft te schrijven. Wat je niet kunt leren is een hartstochtelijke liefde voor film, ook voor slechte films. Dat is een eerste voorwaarde, zij het geen garantie, om filmcriticus te kunnen zijn. Het geldt voor elke recensent, of hij nu over literatuur, film, toneel, beeldende kunst, ballet of jazz schrijft. Een bioloog hoeft niet van dieren en planten te houden, een parlementair journalist mag best een bloedhekel hebben aan de Haagse politiek. Wat een criticus onderscheidt van een wetenschapper en een 'gewone' journalist is dat hij van zijn passie zijn beroep maakt. En dat is tegelijkertijd de reden dat hij zo vaak voor 'azijnpisser' uitgemaakt zal worden, omdat hij zijn gevoel de vrije loop laat, en dat nog wel in het openbaar.

Terug naar begin

NRC Webpagina's
26 MAART 1999



( a d v e r t e n t i e s )
Primafoon - Volop voorjaarsvoordeel

QuickNet - Why wait ...

Domicilie Cover

Domicilie,
voor wie zich vestigt
in het buitenland.

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)