O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Lokale lasten
Gemeentelijke lasten zijn ongelijk verdeeld en ze stijgen. Ze vormen een bron van ergernis voor bewoners die jaarlijks met fors hogere aanslagen worden geconfronteerd. Landelijk proberen de politici de lastendruk te verlagen, maar lokaal schiet deze omhoog. Het leidt tot spanningen tussen lokaal en nationaal bestuur, tot rijksbemoeienis met de gemeenten. Nederland is een klein land met een gekoesterd beeld van een evenwichtig inkomensbeleid. Grote financiële verschillen per gemeente passen daar niet goed in. Tussen centrale regels en lokale uitvoering ontstaan daardoor voortdurend spanningen. Dit geldt overigens niet alleen voor de lokale belastingen, maar bijvoorbeeld ook voor de toekenning van bijstandsuitkeringen. In beide gevallen speelt de discrepantie mee dat het rijk grotendeels betaalt en de uitvoering is gedelegeerd naar lokaal niveau. DE AFGELOPEN JAREN stonden in het teken van bestuurlijke decentralisatie. Het rijk trok zich terug, de rijksbijdrage aan de gemeenten verminderde, de gemeenten kregen grotere verantwoordelijkheden, de bijzondere bijstand werd een zaak van de gemeentelijke sociale diensten. De gedachte achter deze beweging was economisch verstandig. Leg de verantwoordelijkheden op lokaal niveau, dat beter is toegesneden op specifieke omstandigheden en zichtbaarder is voor de burgers, ook in hun hoedanigheid van kiezers. Bovendien verplicht het de bestuurders om verantwoording af te leggen over de financiële gevolgen van hun beleid. In het verleden konden gemeenten gemakkelijk geld uitgeven, het rijk betaalde toch en kostenbeheersing had geen gevolgen voor de lokale begroting. Niet alleen de wens tot bezuinigingen op rijksniveau, maar ook de introductie van prikkels om tot een rationele keuze van lokale uitgaven te komen en om zichtbaar te maken wat de kosten van gemeentelijk beleid zijn, lag aan de verschuiving van verantwoordelijkheden ten grondslag. In feite was sprake van de introductie van beleidsconcurrentie. Dit begrip gebruikte de onlangs tot secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken benoemde topambtenaar Geelhoed in een tijdschriftartikel om aan te geven dat nationale overheden binnen de Europese Unie volop ruimte hebben om een eigen sociaal-economisch en fiscaal beleid te voeren. Deze vrijheid moeten ze benutten om zich gunstig te onderscheiden van andere lidstaten. BELEIDSCONCURRENTIE zou zich bij meer financiële autonomie ook tussen de gemeenten kunnen voordoen. Maar de rijksoverheid kan het niet laten zich met het lokale beleid te bemoeien. Zodra er klachten komen over de decentrale uitvoering van de bijstandswet moet de 'Landelijke Veranderingsorganisatie' (sic) proberen een brug te slaan tussen de lokale uitvoerders en de toezichthouders van het rijk, dat negentig procent van de bijstandsuitgaven financiert. Bij de gemeentelijke begrotingen (tachtig procent gefinancierd door het rijk) is het niet anders. Het kabinet wil niet dat het nationale inkomensbeleid doorkruist wordt door grote gemeentelijke verschillen in lastendruk. Daarom overweegt het kabinet om in de begroting van volgend jaar een extra bedrag aan de gemeenten toe te kennen en om de gemeenten te dwingen hun belastingen te verlagen. Dat is prettig voor de inwoners van Lelystad, Den Haag, Leiden en Enschede, de vier 'duurste' gemeenten van Nederland. Maar het beginsel dat lokale bestuurders politiek kunnen worden aangesproken op het gemeentelijke financiële beleid is daarmee weer een eind teruggedrongen. Egalisatie dus, en geen fiscale beleidsconcurrentie. Dat is teleurstellend.
|
NRC Webpagina's
9 APRIL 1997
|
Bovenkant pagina |