M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Geen camera's bij rechtszittingen
Door ROBERT W. VAN DIJK
Tegenwoordig beseft men dat de vergadering een bij uitstek publiek gebeuren is: hoe meer zielen, hoe meer controle. Is de camera in de rechtszaal nu een logische voortzetting van deze ontwikkeling? Mij lijkt van niet. Een belangrijk verschil is dat het in de rechtszaal niet over collectieve, maar individuele kwesties gaat. In de rechtszaal kan de rechter daarom in principe voor derden de deuren sluiten. De schrijvende pers kan haar werk doen en desgevraagd mogen audiovisuele media delen of het geheel verslaan. De voorstanders van televisie in de rechtszaal beweren dat er een recht op informatie bestaat. Een rechter zou radio en tv nooit mogen weigeren op grond van artikel 10, eerste lid van het Europese verdrag voor de rechten van de mens. In een eerder artikel (art. 6, lid 1) van dit verdrag staat echter dat het vonnis weliswaar in het openbaar moet worden uitgesproken, maar dat de toegang tot de rechtszaal aan de pers en het publiek kan worden ontzegd in het belang van de goede zeden, de openbare orde of 's lands veiligheid, of wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van de partijen bij het proces dit eisen. Uit de volgorde van beide bepalingen blijkt dat bij het recht op informatie de privacybescherming voorop staat. Even opmerkelijk is dat in de discussie over de camera in de rechtszaal geen acht wordt geslagen op de beperkingen uit het tweede lid van artikel 10, waarin staat dat de uitoefening van de eerder genoemde vrijheden kan worden onderworpen aan formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, welke bij de wet worden voorzien en die in een democratische samenleving nodig zijn in het belang van 's lands veiligheid, territoriale onschendbaarheid of openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde en zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen, of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen. Bij goed lezen van het verdrag wordt duidelijk dat met de vrijheid van informatie niet op gegevens uit de privésfeer van anderen wordt gedoeld, maar op informatie over overheidshandelen, over wat anderen in het openbaar zeggen, en over dat wat nodig is om als goed staatsburger een standpunt te kunnen vormen. Informatie van en over derden die bij de overheid berust valt er niet onder. De bepaling dat een rechtszitting openbaar is, is opgenomen om geheime processen onmogelijk te maken. Er mogen mensen op een tribune plaatsnemen die het verloop van de zitting kunnen volgen. Maar een rechter kan pers en publiek uit de zaal weren, en toch een openbare zitting hebben: als bijvoorbeeld - naast de advocaat - de naaste familie mag blijven. In de praktijk maakt de rechter meestal gebruik van zijn bevoegdheid de camera te verbieden. Hoeveel verschillende soorten rechters en rechtszaken er ook zijn, zij hebben met elkaar gemeen dat ze over individuele kwesties gaan die vaak privacygevoelig zijn, een echtscheiding, een zaak bij een kinderrechter, de ambtenarenrechter, een WAO-kwestie. Ook in zaken van burgerlijk recht (schade, ontbinding van overeenkomsten, vaststellen van eigendom) kunnen mensen schromen naar de rechter te gaan. De schrijvende pers neemt men voor lief, omdat die de goede gewoonte heeft om het verloop voor de krantenlezer te vertalen en initialen te gebruiken. Maar de wetenschap op de televisie te komen zou voor velen frustrerend zijn. De term openbaarheid moet niet zo worden uitgelegd dat de stem, het gezicht, de gestalte en de emoties van de participanten (verdachte, officier van justitie, rechter) ten behoeve van de nieuwsgierigheid van derden via audiovisuele media elektronisch mogen worden verspreid.
Mr. R.W. van Dijk is voorlichter van de Raad van State.
|
NRC Webpagina's
28 MAART 1997
|
Bovenkant pagina |