U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    K U N S T  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

T I T E L : Grace of My Heart
R E G I E : Allison Anders
M E T : Illeana Douglas, John Turturro, Matt Dillon, Eric Stoltz, Patsy Kensit, Bruce Davison, Bridget Fonda

In: Cinecenter en The Movies 2, Amsterdam; Camera, Groningen; Molenstraattheater, Wageningen.

Allison Anders maakt met 'Grace of My Heart' een zeldzaam authentieke muziekfilm

Door HANS BEEREKAMP
Biografische musicals uit de Gouden Eeuw van Hollywood waren nooit meer dan een kapstok om een aantal bekende melodieën in een verhaaltje onder te brengen. Bij het creëren van legendes rond beroemde popcomponisten werd de historische werkelijkheid doorgaans het evidente slachtoffer.

Het verdoezelen van Cole Porters homoseksualiteit in Night and Day (Michael Curtiz, 1946) is achteraf nog schrijnender, nu we de geruchten kennen hoe het met Cary Grant, de dubbel over zijn geaardheid jokkende vertolker van de hoofdrol, werkelijk zat.

En toch waren dat heerlijke momenten, als je mee mocht leven met de volstrekt fictieve reconstructie van de geboorte van een onsterfelijk liedje. In Grace of My Heart, de film die Allison Anders schreef en regisseerde over een vrouwelijke songwriter - in de verte gemodelleerd naar Carole King - wordt ons het plezier onthouden getuige te zijn van het ontstaan van zeg 'Will You Love Me Tomorrow?' Alle liedjes zijn speciaal voor de film gecomponeerd door eigentijdse rockartiesten (J. Mascis, Elvis Costello), maar het zijn zulke liefderijke pastiches van mijlpalen uit de popgeschiedenis dat je het verschil snel vergeet. Bovendien liegt Anders zo overtuigend de waarheid over een cruciale periode in de rockhistorie en over de sociale hypocrisie waar de popmuziek soms tegenaan schurkte en dan weer zich van wist te bevrijden, dat het misschien wel de meest authentieke muzikale biografie is die ooit tot stand kwam.

Het verhaal begint aan het einde van de jaren vijftig, wanneer de uit een gegoed milieu afkomstige Edna Buxton (de voortreffelijke Illeana Douglas) haar naam verandert in Denise Waverly en in een zijkamertje van de Brill Building in New York aan de lopende band hits begint te schrijven in opdracht van een gewiekste platenbaas (John Turturro). Hij werkt in de traditie van Tin Pan Alley, de grotendeels joodse cultuur van het schrijven van populaire liedjes. Er worden al snel een aantal beperkingen duidelijk: liedjesschrijvers mogen niet zelf zingen, de zwarte wortels van de rockmuziek moeten verteerbaar gemaakt worden voor een breed blank publiek, de teksten dienen in de meest romantische termen het huwelijk te verheerlijken en vrouwen hebben weinig in te brengen. Waverly slaagt erin uiteindelijk al deze voorwaarden ter discussie te stellen. Haar levensverhaal weerspiegelt de voor de goede verstaander rooskleurigheid relativerende teksten. Via mislukte huwelijken met een beatnik en maatschappijcriticus (Eric Stoltz) en met een existentiële symfonische popmuziek nastrevende surfgoeroe à la Brian Wilson van The Beach Boys (Matt Dillon), belandt ze uiteindelijk in een Californische landbouwcommune. Daar verleidt Turturro haar tot het zelf volzingen van een thema-album, dat net als in 1971 Carole Kings Tapestry zowel late openbare zelfverwezenlijking als commercieel succes oplevert.

In haar derde lange speelfilm bereikt ook Allison Anders (1955) de kwadratuur van de cirkel. Het is moeilijk in de recente onafhankelijke Amerikaanse filmproductie een vergelijkbaar voorbeeld te vinden van de combinatie van authenticiteit en aantrekkelijke verdichting. Talloze scènes in Grace of My Heart, te realistisch om echt een musical genoemd te kunnen worden, roepen dat ouderwetse gevoel op van verrukking, herkenning en aangeraakt worden door plaatsvervangende bevrijding. We hebben misschien een idee over hoe een jazzclub voor beatniks in New York rond 1960 er uit moet hebben gezien. Maar als ik Eric Stoltz met zwarte bril en puntbaardje daar zie rondhopsen, dan weet ik definitief dat het zo geweest is en niet anders. De tranen schieten me in de ogen bij een gouden gastrolletje van Bridget Fonda als getroubleerde tienerzangeres, die zich eindelijk begrepen voelt door het liedje dat Waverly en een vrouwelijke collega (Patsy Kensit) samen speciaal voor haar geschreven hebben, en nog meer wanneer de technicus in de opnamestudio de clou gemist blijkt te hebben.

Afgezien van de voorbeeldige aankleding is de vormgeving van Grace of My Heart niet spectaculair. Er zijn zelfs veel onhandige momenten aan te wijzen, vooral in de latere Californische episoden. Toch is het een belangrijke en vernieuwende film, omdat de maakster van Gas, Food, Lodging en een episode in het vierluik van haar kompaan Quentin Tarantino (Four Rooms), er voor het eerst in slaagt om haar thema van tegen de verdrukking in naar zelfstandigheid en evenwicht groeiende vrouwen uitgebalanceerd te verbeelden. Daarbij schuwt ze het melodrama niet, zoals dat een film over melodramatische muziek betaamt. Vrouwenfilm (in feministische zin) en damesfilm (in de trant van Douglas Sirk) blijken samen te kunnen vallen, en dat ook nog eens in een bijzonder prettige verpakking. Producent (en autodidactisch filmhistoricus) Martin Scorsese liet Anders Young at Heart (met Doris Day en Frank Sinatra, 1954) zien, terwijl zij zich ook liet inspireren door Scorsese's eigen New York, New York (1977). Wie zich deze films voorstelt, bevolkt door het puikje van de filmacteurs uit de onafhankelijke scene van de jaren negentig (Douglas, Stoltz, Turturro, Fonda) loopt het water in de mond. Terecht, zo bewees Anders in haar filmdelicatesse.

NRC Webpagina's
26 MAART 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)