U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Museum moet kunst met plasseks kunnen tonen

Door Pieter Kottman
Als mensen als Visser 't Hooft het voor het zeggen hadden, zou ik de plasseks-posters persoonlijk gaan opplakken Het is een vervelende ge waarwording om iemand met instemming naar je woorden te zien verwijzen - om hem vervolgens met die woorden aan de haal te zien gaan. Aan de haal ging rechtsfilosoof H. Ph. Vis ser 't Hooft in NRC Handelsblad van 8 maart met een stuk dat ik schreef over het veelbesproken 'plasseks'-affiche van het Groninger Museum. Daarin betoogde ik, dat het museum onnodig een wissel trekt op de status van de kunst en (de kwestbaarheid van) de vrijheid die de kunst geniet, door willens en wetens en louter en alleen omwille van publiciteit de neutraliteit van de openbare ruimte geweld aan te doen. Ik beweerde voorts dat het beroep op de vrijheid van meningsuiting in deze misplaatst was, om dat die vrijheid binnen de muren van het museum door niemand be twist wordt.

Ik was om deze redenen tegen de verspreiding van het affiche, maar als mensen als Visser 't Hooft het voor het zeggen kregen, zou ik ze persoonlijk gaan opplakken. Hoe eens hij ook zegt het met mij zijn, zijn stuk bewijst hoe ongelijk ik had, en vreemd genoeg tegelijker tijd ook hoe gelijk. Want de be leidsvrijheid van een museum - en in het verlengde daarvan de vrij heid van de kunst - blijkt inder daad kwetsbaar. Voor Visser 't Hooft is die vrijheid allesbehalve een uitgemaakte zaak en dank zij de affiche-affaire ziet hij zijn kans schoon om daaraan te tornen.

Hij schrijft: ,,(...) laat de kunste lite (...) de geloofsbrieven tonen, op grond waarvan zij met openba re middelen zo'n hoogst contro versiële filosofie langs een omweg en zonder openbaar debat meent te mogen propageren. Met een onge motiveerd beroep op kunst als vrij plaats hoeven we ons niet tevreden te stellen, en evenmin met een be roep op de zuinige optiek van het strafrecht, volgens welke niemand het museum hoeft te betreden.'' En hij eindigt zijn betoog met de veel zeggende conclusie: ,,Het gaat hier om een algemeen politiek pro bleem.''

Met huiver bedenk ik dat deze rechtsfilosoof emeritus hoogleraar aan de Rijksuniversiteit van Utrecht is en geacht werd hele ge neraties studenten te kunnen be kwamen in het denken. Zelf kan hij het niet bijster goed, blijkt. Hoe es sentieel die voor veel mensen ook is als het om een kunstuiting gaat, de eeuwige verwijzing naar de 'openbare middelen' laat ik maar even buiten beschouwing: de ar metierigheid van het argument moet maar voor zichzelf spreken. De onhoudbaarheid van de andere argumenten van Visser is al opval lend genoeg.

Sinds wanneer, bij voorbeeld, moet iemand die gebruik maakt van zijn vrijheid van meningsuiting 'geloofsbrieven' tonen? 'Geloofs brieven' verkrijgt zo iemand hoog uit achteraf, in de vorm van weer klank. Maar een noodzakelijke voorwaarde zijn ze hoe dan ook niet. Toegespitst op de kunst zou men kunnen zeggen dat sommige kunstenaars (soms trouwens op den erg lange duur) waardering on dervinden en anderen niet, hetgeen de laatsten niet het recht ontneemt kunst te maken.

En waarom denkt Visser 't Hooft dat musea en kunstenaars zichzelf buiten het 'openbaar de bat' plaatsen? Als Serrano en het Groninger Museum iets niet ge daan hebben, dan is het dat. En niet met een 'ongemotiveerd be roep op kunst als vrijplaats' - of men moet vinden dat iedereen die een mening uit gebruik maakt van een dergelijk 'ongemotiveerd be roep'. Ja, mensen vinden iets en maken iets en tonen iets en de meesten doen dat gelukkig zonder eerst toestemming te vragen aan een hogere instantie. Het is wat een democratie onderscheidt van een totalitaire staat.

Zou Visser 't Hooft zich realiseren dat de 'normloosheid' waar mee hij de vrijheid van de kunst ge lijk gesteld ziet, geen absoluut be grip is, zomin als de gedragsnor men van de maatschappij die hij ondermijnd acht, dat zijn? Vast niet: anders zou hij niet stellen: ,,(...) vandaag foto's van een be paalde, mij dunkt niet alledaagse seksuele verrichting, gisteren twee naakte mannen op leeftijd in het Stedelijk, morgen misschien een echte bloedige harakiri?'' Niet al leen is het als logisch gepresenteer de hiërarchische karakter van zijn opsomming te persoonlijk om te veronderstellen dat ook anderen er een Werdegang in zien - Visser 't Hooft verraadt ook zijn onwetend heid ten aanzien van de geschiede nis en van die van de kunst in het bijzonder.

Een beroep op een status als vrij plaats kan de kunst misschien niet doen maar dat hoeft ze ook hele maal niet. De kunst is zoals ze is en zoals ze zich ontwikkelt. Het is de geschiedenis die ons leert dat we er goed aan doen de kunst te respec teren als ware zij een vrijplaats, ook als we er weinig of niets van be grijpen, of als we ons er aan erge ren. We hoeven niet eens zo heel erg veel te weten van de geschiede nis van de mensheid om te besef fen, dat de kunst minstens zo bepa lend is geweest voor de wereld waarin we leven als de economie of de politiek.

Visser 't Hooft weet kennelijk van niets. Maar ook zonder dat hij het zelf weet, heeft ook hij een hoop aan die ergerlijke, grensver leggende en normvervagende kunst te danken.

Pieter Kottman is redacteur van NRC Handelsblad.

NRC Webpagina's
12 MAART 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)