K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
De Sterren
Jack Nicholson
Door HANS BEEREKAMP J.J.Gittes, Randall Patrick Mc Murphy, Charley Partanna, Bobby Dupea en Garrett Breedlove zijn namen van filmpersonages die je niet snel vergeet. Ze werden evenals schrijver Eugene O'Neill en vakbondsleider Jim my Hoffa allen vertolkt door Jack Nicholson (Neptune, New Jersey, 22 april 1937), de kannibaal onder de sterren. Tussen 1969 en 1992 werd de exuberante, opzettelijk onaangename Ni cholson tien keer voor een Oscar genomineerd; hij won het beeldje in 1975 voor One Flew over the Cuckoo's Nest en in 1983 voor Terms of Endearment. De eerste nominatie gold Ni cholsons bijrol in Easy Rider (Dennis Hopper, 1969) als een jointjes rokende zuidelijke advocaat aan lager wal. Meer dan een kwartier kan hij niet in beeld zijn geweest, maar de hele wereld wist nu wie Nicholson was: een lijzig dreigende, met sonore stem traag wisecrackende held van de counter-culture. Tot dan toe had Nicholson in veel low-budget-films gespeeld, waaronder Roger Cormans The Trip (1967) en twee marihuanawesterns van Monte Hellman. Ook had hij samen met regisseur Bob Rafelson (die evenals Mike Nichols later zou uitgroeien tot Nicholsons huismuze) in 1968 Head geschreven en geproduceerd, de film die de kunstmatige popgroep The Monkees lanceerde. Eigenlijk speelt Nicholson in elke film hetzelfde personage: de charmante, soms gevaarlijke uitvreter. Een enkele keer staat hij voor het kwaad 'tout court', zoals in de fameuze bijlscène uit The Shining (Stanley Kubrick, 1980), maar meestal heeft zijn diabolische verschijning een dubbele bodem. Hij is vaak getergd, door het noodlot getroffen, verbitterd, in de verkeerde omgeving terechtgekomen of een oplichter, van wie je tot op het laatst niet zeker weet of hij toch niet voor de deugd zal kiezen. De schemertoestand, bijvoorbeeld tussen een bestaan als zwerver of concertpianist in Five Easy Pieces (Rafelson, 1970), of als uitgever of weerwolf in Wolf (Nichols, 1994), legt hem meestal geen windeieren. Ook in werkelijkheid heeft Ni cholson, die zelf met wisselend succes drie films regisseerde, zijn schaapjes op het droge, zonder veel concessies te doen aan de spelregels in Hollywood. De beslissing om de rol van de Joker te spelen in Batman (Tim Burton, 1989) tegen een fors percentage van de opbrengst maakt dat tot vermoedelijk de best betaalde acteerprestatie in de filmhistorie. Het is altijd een verademing om Nicholson tijdens het Oscargala met een vermoeide grijns zijn bretels te zien optrekken. Door Nicholson te beschrijven als een kruising tussen Edward G. Robinson, Humphrey Bogart en Buster Keaton, zou men hem nog geen recht doen als een volstrekt originele en unieke persoonlijkheid. Hij is een zeldzaam relict van de jaren zestig, dat zichzelf niet overleefd heeft.
|
NRC Webpagina's
5 MAART 1997
|
Bovenkant pagina |