V O O R P A G I N A
|
NIEUWSSELECTIE Min. v. Binnenlandse Zaken Politie
|
Top politie tegen voorstellen kabinet
Door onze redacteur MARCEL HAENEN
Dit blijkt uit een brief die namens de raad van hoofdcommissarissen en het korpsbeheerdersberaad vorige week is verstuurd aan minister Dijkstal (Binnenlandse Zaken). De wetsvoorstellen die als gevolg van de IRT-affaire opsporingsbevoegdheden als observatie, inkijken en infiltratie regelen, laten bovendien ,,te weinig ruimte voor in de toekomst te ontwikkelen opsporingsmethodieken'', aldus de politietop en burgemeesters. Zij vinden dat het kabinet de nieuwe bepalingen van het Wetboek van Strafvordering al te zeer afstemt op de aanpak van de zware georganiseerde criminaliteit en daarom te strenge voorwaarden stelt die het hele politiewerk zullen belemmeren. Nu het kabinet eist dat bepaalde opsporingsmiddelen alleen mogen worden ingezet als ,,een ernstige inbreuk op de rechtsorde dreigt'' zal dat tot gevolg hebben dat ,,de lokaal ernstige en middelzware criminaliteit uit het zicht blijft''. Als voorbeeld noemen de hoofdcommissarissen dat het in de toekomst niet meer mogelijk zal zijn jeugdige delinquenten te observeren ,,om zodoende in overeenstemming met het huidige beleid criminele carrières vroegtijdig een halt toe te roepen''. Ook de aanpak van voetbalvandalisme en rechts-extremisme zal worden bemoeilijkt als de voorgestelde wetgeving wordt aangenomen. Bij de voor dit advies geconsulteerde recherchechefs van de politie leeft het gevoel dat het kabinet met de plannen te veel bezig is geweest de gaten te dichten die de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft vastgesteld. ,,Alle bevoegdheden worden straks keurig geregeld, maar niemand maakt ons duidelijk hoe de uitvoering van bijzondere opsporingsmiddelen er in de praktijk mag uitzien'', aldus een recherchechef. ,,We mogen straks infiltreren, maar hoe je iemand een geloofwaardige cover geeft, blijft ongeregeld.''Een algemeen bezwaar bij korpsbeheerders en de politie is dat het kabinet veel te veel macht toekent aan het openbaar ministerie. Over de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden beslist de officier van justitie. ,,Daarmee wordt de directe betrokkenheid van het OM bij de opsporing aanmerkelijk vergroot.'' Volgens de politie is deze rol van de officier van justitie in de praktijk onwerkbaar, omdat het schort aan ,,de bereikbaarheid en daadwerkelijke beschikbaarheid voor spoedeisende gevallen bij het OM''. In het advies wordt voorgesteld ook een politieman, als hulpofficier van justitie, de bevoegdheid te geven toestemming te verlenen voor gebruik van speciale methoden. Politie en burgemeesters pleiten in hun schrijven ,,voor een meer open regeling'' van de opsporingsmethoden. ,,Met het oog op recente en toekomstige ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld rond digitaal en financieel rechercheren menen wij dat dit wetsvoorstel in te geringe mate ruimte laat om snel en slagvaardig op deze ontwikkelingen te kunnen reageren.'' De politie wil ook meer mogelijkheden om te kunnen infiltreren. In de toekomst mag dit middel alleen worden gebruikt bij groepen personen die zware misdaden beramen. De politie wil infiltratie ook kunnen inzetten bij minder ernstige misdrijven, zoals bijvoorbeeld voetbalvandalisme, maar ook voor de aanpak van eenmansacties. Genoemd wordt de ontvoering van G.J. Heijn. Ook wil de politie met microfoons in woningen kunnen afluisteren, zodat kan worden ,,voorkomen dat dit criminele vrijplaatsen worden. Een dergelijke mogelijkheid lijkt zeer effectief te kunnen zijn bij de aanpak van de zware, georganiseerde criminaliteit en brengt minder risico's met zich mee voor de integriteit van het opsporingsapparaat''.
|
NRC Webpagina's
4 MAART 1997
|
Bovenkant pagina |