O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Voorzitterschap
Het Nederlandse voorzitterschap heeft door de uitkomst van Dublin voldoende manoeuvreerruimte behouden om aan het werk te gaan. Alles is open, niets is 'dichtgetimmerd'. Maar de zo verkregen vrijheid zal behoedzaam en mondjesmaat moeten worden benut, wil de crisis in de onderlinge Europese verhoudingen die dit weekeinde kon worden voorkomen, niet alsnog uitbreken. Nederland heeft de afgelopen weken getript op de ruzie met Chirac over de drugs, maar de problemen op de Frans-Duitse as zijn van een veel gevaarlijker soort. Niet alleen botsen daar tegengestelde maatschappijvormen op elkaar, de Franse economie lijdt bovendien aan een te lang uitgestelde en niet meer te vermijden aanpassing.
NIET ALLE uitstaande vraagstukken zullen in het komende 'Nederlandse' halfjaar behoeven te worden opgelost. Maar die waarbij overeenstemming niet langer kan worden uitgesteld, zijn indrukwekkend genoeg. De aanpassing van de Europese instellingen met het oog op de voorziene uitbreiding van het lidmaatschap, de vraag of sommige leden van de Unie verder kunnen gaan dan andere, de vraag of buitenlandse en veiligheidspolitiek ook met meerderheid van stemmen moeten kunnen worden bedreven, leveren evenzovele splijtzwammen-in-de-kiem op. De te verwachten onbeweeglijkheid van de Britten in bijkans alle dossiers, tenminste tot aan de aanstaande Lagerhuisverkiezingen, dreigt de Nederlandse voorzitter in tijdnood te brengen. Geduld, verbeeldingskracht en volharding zullen de ingrediënten moeten zijn die het voorzitterschap verder helpen. Alles zal in het werk moeten worden gesteld om alle lidstaten in dezelfde boot te houden. Maar daarbij behoeven niet alle Nederlandse wensen en inzichten in dienst van de saamhorigheid bij voorbaat opzij te worden gezet. Een verdere afbrokkeling van wat er in bijna veertig jaar aan gemeenschappelijkheid is bereikt, dient te worden voorkomen. De getoonde inzet om het politiële en justitiële dossier van een gerechtelijke component te voorzien is van ver strekkende betekenis. De hardnekkigheid die Den Haag bij de verdediging van zijn gedoogbeleid heeft getoond, zou hier niet misstaan. ...en stabiliteit HET ONTWERP VOOR de euro, de gemeenschappelijke munt van de Economische en Monetaire Unie (EMU), is klaar. De winnende keuze van de bankbiljetten werd eind vorige week gelijktijdig onthuld met de aanvaarding van het stabiliteitspact door de staats- en regeringsleiders van de Europese Unie. Het stabiliteitspact heeft een enorme draagwijdte, niet alleen voor de hardheid van de toekomstige euro, maar ook voor het nationale begrotingsbeleid van de lidstaten die deelnemen aan de EMU. Op Duits initiatief heeft de Europese Unie gekozen voor een streep onder een kwart eeuw van spilziekte bij de overheidsfinanciën. Het stabiliteitspact kan worden beschouwd als het amendement voor begrotingsevenwicht bij het Verdrag van Maastricht. Hoewel Duitsland niet tot het uiterste zijn zin heeft gekregen en er een beperkte ruimte voor politieke afweging in het pact is ingebouwd, moet niemand zich illusies maken over de gevolgen. Nederland zou bijvoorbeeld tot en met 1995 niet aan het stabiliteitspact hebben voldaan en jaarlijks automatisch boetes hebben moeten betalen voor zijn gebrek aan begrotingsdiscipline. Een recessie van méér dan driekwart procent op jaarbasis - het criterium om een politiek oordeel te laten meespelen bij het toestaan van een begrotingstekort van méér dan drie procent - heeft zich sinds 1980 in de Europese Unie als geheel slechts twee keer voorgedaan. Met andere woorden: als het stabiliteitspact wordt nageleefd, hebben omvangrijke begrotingstekorten in de EMU-landen hun langste tijd gehad. De bedoeling hiervan is te voorkomen dat één deelnemer aan de EMU de prijs van zijn overheidstekort afwentelt op de overige deelnemers. Hoewel de nationale vrijheid blijft bestaan om het begrotingsbeleid naar eigen inzicht in te vullen, stelt het stabiliteitspact in de praktijk harde, supranationale begrenzingen.
ACHTER DE FAÇADE van discipline gaan evenwel grote meningsverschillen over de monetaire unie schuil. Deze bleken op de top in Dublin in botsingen tussen de Franse en Duitse visie op de EMU. Zo kwam de Franse president Chirac met het voorstel om een politieke raad controle te laten uitoefenen op de toekomstige Europese Centrale Bank (ECB). Dat is geen nieuw idee, president Mitterrand beweerde iets dergelijks al aan de vooravond van het Franse referendum over het Verdrag van Maastricht in september 1992. Net als toen reageerden de Duitsers ook nu furieus. De politieke onafhankelijkheid van de ECB is voor Duitsland even sacrosanct als die van de Bundesbank. Verder speelden de Fransen opnieuw met de gedachte dat de Europese munten - en straks de euro - moeten verzwakken ten opzichte van de dollar. Het is de aloude concurrerende devaluatie in een Europese verpakking, en ook hierover verschillen de Duitsers radicaal van mening. Monetair beleid is in de Duitse visie een kwestie van prijsstabiliteit (dat wil zeggen: lage inflatie) en niet van wisselkoersmanipulatie.
DE EUROPESE LANDEN, inclusief Frankrijk, hebben zich de afgelopen decennia uiteindelijk gevoegd naar de Duitse opvattingen op monetair terrein. Voor de EMU, waarbij lidstaten hun monetaire soevereiniteit opgeven, vergt dat de bereidheid tot verregaande aanpassingen van het economische beleid en van de politieke psychologie. Wantrouwen over wederzijdse bedoelingen vormt een slechte basis om aan het experiment van een gemeenschappelijke munt te beginnen.
|
NRC Webpagina's
16 DECEMBER 1996
|
Bovenkant pagina |