O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Het kunstgebit
In sommige sociale klassen was het kunstgebit ooit een teken van welstand, althans een voordelige oplossing voor gebrekkig onderhoud. Inmiddels dragen bijna 2,5 miljoen Nederlanders een kunstgebit. Nu krijgen ze daarvoor de rekening gepresenteerd. Sinds 1 januari 1995 wordt het kunstgebit niet meer door het ziekenfonds vergoed en zijn dragers aangewezen op aanvullende verzekeringen. Dat kost een tientje per maand en veel mensen brengen dat niet op. Met als gevolg dat een groeiend aantal burgers in financiële problemen komt als hun kunstgebit aan vervanging toe is. Dat roept vragen op van gezondheidszorg en inkomensbeleid. Al een maand of zes ruziën het kabinet en de Kamer over het kunstgebit voor ouderen. Daaronder verstaat politiek Den Haag in dit geval mensen vanaf 44 jaar omdat in 1952 de jeugdtandzorg zijn intrede deed en Nederlanders sindsdien een goede tandzorg kunnen hebben gehad. Het kabinet ging aanvankelijk voortvarend te werk: de uitgebreide tandheelkundige hulp verdween uit het ziekenfondspakket, mensen moesten voor hun tandzorg hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Maar al na een jaar zei minister Borst (D66, Volksgezondheid) spijt te hebben van die maatregel. Wat haar betreft moet de tandheelkundige hulp voor ouderen in de volgende kabinetsperiode weer terug in het ziekenfonds. In de Kamer spitste de discussie zich toe op de kosten van het vervangende kunstgebit. Terug in het ziekenfonds, eisten de coalitiefracties van PvdA en D66 in een motie Oudkerk-Van Boxtel. Dat kost 75 miljoen gulden. Geen geld, antwoordde Borst en ze ging bedelen bij de particuliere zorgverzekeraars om een vergoeding uit een aanvullingsfonds. Maar de verzekeraars bedankten voor de rol van bezemwagen. En zo liep de zaak van het kunstgebit vast in een patstelling tussen Kamerleden en een minister van Volksgezondheid die geen financiële ruimte krijgt van het kabinet. DE RUZIE OVER het kunstgebit is symptomatisch voor de knelpunten in de gezondheidszorg. Er zijn wachtlijsten voor verzorgingshuizen en thuiszorg, en ook daar dringt de Kamer aan op extra geld. Staatssecretaris Terpstra (VVD) heeft zichzelf inmiddels aardig impopulair weten te maken. Maar achter de verhalen over volle wachtkamers en ouderen met versleten kunstgebitten gaat de starre werkelijkheid van de collectieve gezondheidszorg verscholen. Anders dan de sociale zekerheid heeft deze sector zich steeds aan aanpassingen onttrokken. Politiek Den Haag is het richtinggevoel bovendien allang weer kwijtgeraakt. Aan de ene kant pleiten politici en vertegenwoordigers van de gezondheidszorg voor decentralisatie van beslissingen, overheveling van budgetten aan de instellingen en grotere eigen financiële verantwoordelijkheid van de burgers. Zodra de consequenties echter zichtbaar worden, schakelt dezelfde groep probleemloos terug naar een pleidooi voor centrale sturing, concentratie van beleid, terug naar het ziekenfonds, de AWBZ en andere Haagse oplossingen. HET GEVOLG VAN deze tweeslachtigheid is dat de budgetoverschrijdingen in de gezondheidszorg jaarlijks terugkeren en dat voor ieder probleem een nieuwe pleister wordt bedacht. Zo ook met de kunstgebitten. Die zijn gemiddeld eens in de tien jaar aan vernieuwing toe - dat kost zo'n vijftienhonderd gulden. Als mensen, in het bijzonder ouderen, dat niet kunnen betalen, is er de bijzondere bijstand. Maar daarvoor hoeft niet de hele financiering van de collectieve gezondheidszorg op de kop te worden gezet.
|
NRC Webpagina's
5 DECEMBER 1996
|
Bovenkant pagina |