U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    R A D I O  &   T E L E V I S I E  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  
S e l e c t i e


Televisie

Films op tv

Radio

O O G   I N   O O G :
De tragiek van de emigrant

DOOR FRITS ABRAHAMS
De fraaie documentaire Uncle Frank van Hans Heijnen, gisteravond door de NPS uitgezonden, zal bij menige Nederlander een snaar hebben beroerd.

Velen hebben zo iemand in de familie: een verre oom (soms met tante) die halverwege de jaren vijftig is geëmigreerd. Af en toe zie je ze op rommelige familiebijeenkomsten, waar de emigranten vooral hun onbegrip tonen over het sociale stelsel van Nederland en wij met de laatste moordcijfers van New York pareren, maar zelden kom je te weten hoe ze het nu eigenlijk maken in hun nieuwe vaderland. Sommigen komen steeds vaker naar Nederland, is me wel eens opgevallen, en ook laten ze soms blijken dat ze op hun oude dag misschien wel definitief naar Nederland waren teruggekeerd, als ze niet hun kinderen zouden moeten achterlaten. Ze hebben het materieel goed, maar ze missen na veertig jaar nog steeds hun familie, ook al is die voor een deel - in hun pijnlijke afwezigheid - allang afgestorven. Een geëmigreerd echtpaar heeft me eens verteld dat ze omstreeks kerstmis samen een soort nostalgisch spel speelden door elkaar te vragen: waar zullen we nu eens naartoe gaan - naar jouw of naar mijn familie?

Impliciet gaat ook Uncle Frank over de tragiek van de emigrant. Ze maken het ogenschijnlijk goed, de oom Frans en tante Tiny van Hans Heijnen. Hij heeft een bloeiend tandtechnisch bedrijfje opgezet in Californië, en hij mag zich eindelijk de bezitter van een heuse Cadillac noemen. Maar van echte integratie in de Amerikaanse samenleving blijkt geen sprake te zijn. Hun kennissen zijn, evenals zij, louter rasechte Zuidlimburgers en ze spreken na veertig jaar nog steeds het Limburgse dialect met elkaar op kaartavonden waar vooral getoept wordt.

Dat taalgebruik levert een uniek mengelmoesje op met zinnen als: ,,Ich bin retired'' en ,,Had gee flink gepartied?'' Tante Tiny werkt nog altijd met Nederlandse 'puzzelbeukskes', want 'die Engelse hebben zoveul different menings'. Soms leiden die taalvermengingen tot misverstanden, zoals die keer dat een Amerikaanse vrouw aan een Limburgse had gevraagd: ,,Do you like the meat of the pig?'' ,,Nee'', had de Limburgse geantwoord, ,,ik heb al vier kinderen, ik heb genoeg van de pik''.

Er wordt ook nog veel Toon Hermans gekeken in die kringen, en steeds weer hoor je er Jo Ehrens dat prachtig-weemoedige ''Limburg allein' zingen. Als je al deze facetten op een rij zet, is het net alsof Heijnen, zelf ook Limburger, een van heimwee doordrenkt werkje heeft vervaardigd. Daarvoor is zijn stijl echter veel te subtiel. Hij is een buitengewoon getalenteerd documentarist, zoals enkele weken geleden al bleek uit zijn door de VPRO uitgezonden sfeertekening van het Limburgse dorpje Itteren: De waterwolf van Itteren. Heijnen portretteert mensen op een heel fijnzinnige, onnadrukkelijke manier; ze krijgen gestalte in hun eigen woorden en handelingen. Daarbij is hij ook een mooifilmer in de goede zin van het woord: sommige van zijn beelden blijven je als een soort visuele poëzie nog lang bij, zoals de momenten waarop oom Frans en tante Tiny door het Californische landschap rijden. Zijn films bevatten ook de nodige momenten van humor. In Uncle Frank komt een prachtige oude man voor, een weduwnaar genaamd Chrit, die enkele ijzersterke levenswijsheden voor zijn rekening neemt. ,,Ik heb een elektrische deken'', zegt hij ergens, ,,maar het is toch wat anders als je vrouw naast je ligt. Mijn vader zei altijd: alles went, zelfs hangen, maar je gaat er wel aan dood.''

Tegen het einde van de film beziet oom Frans zijn tweede vaderland met tevredenheid. ,,Er zijn alle mogelijke mogelijkheden in Amerika. Je bent daar part van. Dat is wat ik like aan Amerika.'' Maar toen het Nederlands elftal in Engeland speelde, zat hij geobsedeerd voor de buis. Jarenlang had hij de Nederlandse voetbaluitslagen op de korte golf gevolgd. Toen dat niet meer lukte, heeft het hem nog lang dwarsgezeten. Alles went, maar toch.

T V   V O O R A F :


Mesdags Panorama gerestaureerd

DOOR GERDA TELGENHOF
'Dit is totale perfectie'', schreef Vincent van Gogh in 1881 aan zijn broer Theo, over het net voltooide Panorama Mesdag in Den Haag. Sindsdien zijn generaties schoolkinderen en toeristen langs het smalle trappetje naar boven geklommen om zich te vergapen aan het enorme, cirkelvormige gezicht op het vissersdorp Scheveningen, de zee en de duinen.

Het schilderij van de Haagse zeeschilder Hendrik Willem Mesdag (1831-1915) is een van de laatst overgebleven panorama's, die aan het eind van de vorige eeuw furore maakten. Het heeft zojuist een ingrijpende opknapbeurt achter de rug. Na een eeuw vertoonde het doek scheuren en andere beschadigingen. Gevreesd werd voor een ritssluitingeffect waardoor het 4000 kilo wegende gevaarte in flarden naar beneden zou storten, zoals in 1972 gebeurde met een panorama in België. Besloten werd tot een gecompliceerde en kostbare (8 miljoen) restauratie en renovatie. ,,Beter tien jaar te vroeg dan vijf minuten te laat,'' zegt hoofdrestaurateur H. de Herder in de documentaire die vanavond door de AVRO wordt uitgezonden. In de mooi gefilmde en informatieve film van Jeroen Visser en Micaela van Rijckevorsel vormt de restauratie de rode draad. We zien hoe 1680 vierkante meter doek wordt gedoubleerd met speciaal voor dit doel ontworpen nylon en hoe veertien meter hoog een nieuw ophangmechanisme wordt aangebracht. Maar de film geeft vooral ook een indruk van Mesdag zelf, van de schilders van de Haagse School waartoe hij behoorde, en van het ontstaan van het panorama. Mesdag schilderde het niet alleen. Hij werd bijgestaan door zijn echtgenote Sientje en de schilders Théophile de Bock, G.H. Breitner, B.J. Blommers en de Belgische architectuurschilder Adrien Neybergh. De inbreng van Breitner, die toen nog op de academie zat, is zelfs veel groter dan tot nu toe was aangenomen, al komt dit nieuwe feit in de film niet zo aan de orde. Het is gebleken uit onderzoek van de kunsthistorica Yvonne van Eekelen, een van de experts die in de film aan het woord komen. Breitner nam de meeste figuren voor zijn rekening en ook veel architectuurgedeelten. Ook Mesdags eigen aandeel bleek veelzijdiger dan gedacht. Mesdag kwam uit een welgestelde familie in Groningen. Hij begon als bankier op het kantoor van zijn vader, maar op zijn 35ste vertrok hij om zich voorgoed aan de schilderkunst te wijden. Tijdens een vakantie op het Duitse waddeneiland Norderney raakte hij zo onder de indruk van de zee dat hij van Brussel, waar hij toen woonde, naar Scheveningen verhuisde om daar aan het strand te kunnen schilderen en schetsen.

Mesdag staat om twee redenen in de belangstelling: niet alleen het panorama is gerestaureerd, maar recent ook zijn Haagse woonhuis, nu Museum Mesdag. Daarin is zijn kunstverzameling ondergebracht: hij kocht veel werk van tijdgenoten. In de film zien we Mesdag op oude foto's: een corpulente, op het eerste gezicht wat strenge, deftige heer, maar met schuine pretoogjes. Hij was dan ook een bon vivant, die hield van ontvangsten en banketten en zich niet geneerde om zich verkleed als de doge van Venetië te laten fotograferen.

Close up. Ned.1, 22.45-23.41u.

NRC Webpagina's
29 OKTOBER 1996


CARRIERE

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)