R A D I O & T E L E V I S I E
|
NIEUWSSELECTIE Televisie
|
O O G I N O O G :
Een moedermoord door een liefhebbende zoon
DOOR FRITS ABRAHAMS
Wijze woorden van Tolstoi waar ik gisteravond steeds aan moest denken bij het zien van het docudrama Hoe ik mijn moeder vermoordde van Theo van Gogh. Daarin brengt Theodor Holman, columnist van Het Parool, zijn wekelijkse bezoek aan zijn 80-jarige moeder, een vrouw die er geen geheim van maakt dat ze verlangt naar het einde van haar leven. Ik neem aan dat we deze film als een biografisch document mogen opvatten. Het bezoek was uiteraard in scène gezet, maar moeder en zoon hoefden niet méér te doen dan terug te vallen op het standaardrepertoire van verwijten en beledigingen waarmee ze elkaar steeds bestoken. Het zal voor lezers van Holmans columns geen onbekende wereld zijn geweest. In het docudrama is alleen een échte rol weggelegd voor de actrice Ariane Schlüter die Holmans vriendin speelt. Er viel, zeker in het begin van de film, veel te lachen en te herkennen, vooral voor mensen met ouders van dezelfde leeftijd. De gelatenheid (,,Wat heeft het leven nog voor zin?''), het opzadelen met schuldbesef (,,Je komt bijna nooit'') en het opveren zodra het verleden - hoe bar ook - kan worden opgerakeld. Mevrouw Holman ligt bij het begin moedeloos en ogenschijnlijk ziek op de sofa, maar tegen het einde, als ze haar gruwelijke kampverhalen uit Indonesië heeft verteld, zit ze monter overeind. ,,Morgen word ik 81'', zegt ze dan bijna blij. ,,Ze leeft helemaal op'', zegt Holman cynisch tegen zijn vriendin. ,,Dat zie je vaak bij kampslachtoffers: ze vinden het hartstikke fijn om erover te praten, alleen doen ze het nooit.'' Het cynisme waarmee Holman zijn moeder attaqueerde, kwam hard aan. Het was uiteraard een dekmantel voor diepe liefde, zoals uit hun dansje aan het einde bleek, maar toch zal het voor veel kijkers een tamelijk schokkende ervaring zijn geweest. De meeste kinderen ontzien immers hun ouders als ze in zo'n fase van onttakeling zijn geraakt. Ze proberen te troosten en op te beuren en ze incasseren geduldig alle verwijten. Daarmee verdringen ze vaak hun eigen gevoelens, zou je kunnen zeggen. Holman kiest liever voor de confrontatie. Zijn moeder zeurt, ze bederft de sfeer, vindt hij, en hij is niet van plan zich daarbij neer te leggen. Hij zegt ook met zoveel woorden dat ze eens moet ophouden met dat aandringen op euthanasie. ,,Je moet gewoon sterven, zelfs al krimp je van de pijn. Ik vraag mij af of mijn moeder ons dit mag aandoen. Ik vind het een naar beeld. Een vorm van kitsch. De hele familie zit er omheen en je moeder gaat lekker dood. Jongens nog een kopje koffie? Om kwart voor acht gaat moeder dood.'' Die uitval was in al zijn hardheid een van de markantste momenten van de film: afkeer en liefde gingen hier naadloos in elkaar over. Maar hoe geboeid ik ook gekeken heb, er groeiden ook bezwaren toen de film vorderde. De moeder was overtuigend in haar rol van lijdend voorwerp, ze praatte buitengewoon indringend over haar kampervaringen. Zij was de enige die volstrekt naturel bleef 'acteren'. Maar van Holman zèlf kreeg ik steeds minder hoogte. Het was soms alsof hij, omwille van het effectbejag, zijn cynisme overdreef: veel zuchten, doen alsof hij in slaap viel, bedachte, Reviaanse formuleringen (,,Het gaat slecht met de wereld''). Hij begon écht te acteren, leek het wel, maar met teksten die hij ter plekke improviseerde en waar op den duur geen enkele logica meer inzat. Hij verweet zijn moeder eerst dat ze nooit diepgaand over de oorlog vertelde, maar toen ze dat wèl deed, was ze 'sfeerbedervend'. Het zat hem dwars dat zijn moeder zo vreugdeloos over het leven praatte, maar halverwege zei hij opeens zelf: ,,Ik vind het leven helemaal niet leuk.'' Misschien zijn al die inconsequenties juist typerend voor de persoon Theodor Holman, maar als kijker naar een dramaproduktie heb ik daar weinig boodschap aan. Ik kreeg het gevoel dat hij zat te schmieren, omdat hij zich - veel meer dan zijn moeder - bewust was van de camera. Toen ik dat merkte, begon de film me ook te lang te duren: er zaten te veel herhalingen in, het had zeker een kwartier korter gekund. Maar het einde, dat moet gezegd, was bijzonder mooi en ontroerend: Holman en zijn moeder die met elkaar de gewenste c.q. verafschuwde euthanasiescène spelen. Hier werd een ongelukkig gezin op een wel heel eigen wijze gelukkig.
|
NRC Webpagina's
22 OKTOBER 1996 |
Bovenkant pagina |