K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
In 7 theaters Robert Altman smeedt drie verhalen aaneen in Kansas City Misdadigers rond een jazzclub
Door PIETER STEINZ
Qua structuur heeft Altmans nieuwe film, Kansas City, wel wat weg van zijn grote, maatschappijkritische panorama's - zij het dat het aantal plots beperkt is. Tegen de achtergrond van zijn geboorteplaats Kansas City in de jaren dertig - een stad van gokkers, jazzmuzikanten en corrupte politici - vertelt Altman drie samenhangende verhalen. Voorop staat de ontvoering van de echtgenote van een vooraanstaand politicus door een naïeve jonge vrouw; deze Blondie O'Hara (Jennifer Jason Leigh) gelooft met haar actie te kunnen bewerkstelligen dat haar man levend uit handen komt van een gangsterbaas die hem wegens diefstal vasthoudt. Blondie's gesleep met haar gijzelaar wordt afgewisseld met het kat-en-muisspel dat de gangsterbaas speelt met zijn slachtoffer, en met de belevenissen van een jong zwart meisje dat naar K.C. komt om daar te bevallen van een ongewenst kind. Het epicentrum van de gebeurtenissen is de Hey-Hey Club, waar niet alleen de gangsterbaas Seldom Seen zetelt en alle lijnen van het corrupte politieke stelsel samenkomen, maar waar ook de beste jazzmusici van het land in uitgebreide jamsessies de nieuwe swing perfectioneren. Lester Young, Count Basie, Coleman Hawkins - allemaal spelen ze Kansas City-jazz, de zwaar op blues en jump hangende bigbandmuziek die gekenmerkt wordt door heads, arrangementen met een duidelijk begin en eind en veel geïmproviseerde solo's ertussenin, en door riffs, ritmisch geplaatste achtergrondpartijen. In interviews heeft Altman onderstreept dat hem met Kansas City een 'film like jazz' voor ogen heeft gestaan. Aan de basis stonden de afzonderlijke plots, met hun duidelijke kop en staart; de improvisaties van de acteurs daartussenin waren de riffs. Om die structuur in de film te zien, moet je echter wel wat fantasie hebben. Kansas City is in de eerste plaats een jazzfilm omdat er veel en goed wordt gemusiceerd - door moderne jazzcoryfeeën als James Carter, Craig Handy, Joshua Redman, Nicholas Payton, Geri Allen en Christian McBride, die door Altman niet werden gedwongen om in de historisch verantwoorde stijl van hun beroemde voorgangers te spelen. De aanstekelijke swing is niet het enige dat Kansas City tot een film maakt die niet gauw verveelt. Ook de acteurs doen vergeten dat de verhaaltjes waarin ze spelen aan de magere kant zijn. De rijzende ster Steve Buscemi belichaamt in een bijrol het prototype van het sadistische partijbaasje dat stemvee ronselt om een Democratische overwinning te verzekeren. Harry Belafonte, de vleesgeworden bonhomie, doet een geslaagde Godfather-imitatie als de gangsterbaas met wie niet te spotten valt. En Miranda Richardson (de terroriste in de The Crying Game, koningin Elizabeth in Blackadder) speelt een goede rol als de wereldvreemde, aan laudanum verslaafde jetsetdame. Alleen Jennifer Jason Leigh wekt verbazing. Met haar opgelegde zuidelijke knauw en haar nadrukkelijke maniertjes ontstijgt ze nooit het amateurtoneel. Maar misschien is dat wel de bedoeling; per slot van rekening heeft Blondie O'Hara zich in doen en laten volkomen gemodelleerd naar haar idool Jean Harlow. De muziek is perfect, het spel is goed, de art direction is voorbeeldig - het belangrijkste dat in Kansas City ontbreekt is een dwingend verhaal en een duidelijke visie van de regisseur. Altman snijdt een paar belangrijke thema's aan, variërend van de verhouding tussen blank en zwart tot de politieke corruptie die een eerzaam man als president Roosevelt in het zadel hield. Maar diep gaat het nooit, en uiteindelijk laat zelfs de gruwelijke slotscène de kijker koud. En zo betrapte ik me na afloop op een lichtzinnige gedachte die bij Altmans andere films uit de jaren negentig niet opkwam: de 71-jarige meester is mild geworden.
|
NRC Webpagina's
14 AUGUSTUS 1996
|
Bovenkant pagina |