K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
Blue Velvet
Blue Velvet
Door HANS BEEREKAMP
Het oor is net zo'n surrealistisch symbool als het door een scheermes gekliefde oog in Buñuels Un chien andalou (1929). Het belangrijkste liedje dat Lynchs kleinsteedse, voor eeuwig in de jaren vijftig gesitueerde universum is niet Bobby Vintons 'Blue Velvet', maar Roy Orbisons 'In Dreams': in interviews vertelt Lynch weleens dat hij veel scènes in zijn films eerst gedetailleerd gedroomd heeft, zoals wel meer horrorregisseurs. In het onbewuste, dat toegankelijk wordt door de instorting van de vaderlijke moraal, schuilt het kwaad, en dat kan alleen overwonnen worden door het goede (gesymboliseerd door de roodborstjes waar MacLachlans teenyboppervriendinnetje Laura Dern van droomt), wanneer het eerst in al zijn monsterlijkheid doorgrond wordt. Verborgen in de kast van een mysterieuze zangeres (Isabella Rossellini, niet alleen mevrouw Lynch, maar ook de dochter van Hitchcock-heldin Ingrid Bergman) ziet hij hoe ze vernederd en verkracht wordt door een valse vader, de immens slechte Dennis Hopper. Nog erger: ze vindt het lekker en verleidt MacLachlan later haar te slaan en te misbruiken. Daar wordt de jongen, die liever roodborstjes zou kweken met Dern, midden in de nacht zwetend wakker van. Blue Velvet is ook een film over voyeurisme, de essentie van cinefilie zoals Hitchcock al aantoonde. 'Kijk me niet aan!' snauwt Hopper zijn slachtoffer - en ons - toe. We doen het toch, ontdekken tot onze schrik daar lust aan te beleven en leren onszelf beter kennen. Als we dat durven, tenminste; een deel van de reacties op Blue Velvet werd gekenmerkt door hetzelfde venijnige moralisme als Michael Powell ontmoette bij zijn laatste grote film, Peeping Tom (1960) over een lustmoordenaar die de doodsangst van zijn slachtoffers fotografeert. Gelukkig is het dan ook maar een film.
|
NRC Webpagina's
24 JULI 1996
|
Bovenkant pagina |