Z A T E R D A G S   B I J V O E G S E L
|
NIEUWSSELECTIE 1996
|
De voorzitter van Nederland
Door MARK KRANENBURG
Met een flinke dosis intellectuele en gevoelsmatige twijfel begon hij aan het paarse avontuur. Van die twijfel is nu weinig meer over. Vriend en vijand valt het op: Kok heeft de smaak te pakken en krijgt al enigzins presidentiële trekken. De fase van primus inter pares is hij voorbij. Het Torentje zet tegenwoordig de toon. Strijd tegen de XTC? Het twee weken geleden gelanceerde initiatief voor een harde aanpak kwam rechtstreeks van Kok. Nachtvluchten op vliegveld Beek? Kok rekt persoonlijk het begrip nacht op. Een tunnel onder het Groene Hart ten behoeve van de Hoge Snelheidslijn? Kok tekende voor de regie. Ruim een jaar duurde de gewenningsfase. Toen het kabinet het vorig jaar vrij eenvoudig eens werd over de begroting voor 1996, wist hij definitief dat het goed zat. Sindsdien durft Kok op zijn collega's in het kabinet vooruit te lopen. Niet te veel, en zeker niet met spectaculaire plannen. Maar toch. Heel voorzichtig probeert hij de toon te zetten. Het regeerakkoord, de bijbel van bestuurlijk handelen, hoeft niet telkens meer te worden opgeslagen. Langzaam maar zeker verkent hij vanuit zijn werkkamer op Het Torentje nieuwe grenzen.
Schoolklas
De stemming in de Tuinzaal van het Catshuis was op donderdagavond 9 mei van dit jaar duidelijk anders dan anders. Het wekelijkse bewindspersonenoverleg van de Partij van de Arbeid kende nog een toegift. Als een schoolklas zaten de ministers, staatssecretarissen en fractietop gegroepeerd om het diascherm. Onderzoeker Hans Anker presenteerde de laatste resultaten van zijn permanente politieke marktonderzoek. Talloze "sheets' werden vertoond. De boodschap kon echter in een zin worden samengevat: met Wim Kok gaat het uitstekend, met de PvdA aanzienlijk minder. De hoofdpersoon zelf hoorde en zag het allemaal onbewogen aan; plaatste hier en daar een kanttekening en wenste voor het overige de uitkomsten vooral te relativeren. Kortom, de reactie die alleen de beste van de klas zich kan permitteren. De andere aanwezigen wisten ondertussen wel beter. In marketing- termen gesproken heeft de PvdA met Kok goud in handen. Of het nu gaat om deskundigheid, integriteit, of geloofwaardigheid _ op alle punten scoort Kok hoog dan wel zeer hoog bij het Nederlandse publiek. Na amper twee jaar is hij al net zo populair als Ruud Lubbers in zijn gloriedagen. Het ultieme fatsoen als minister-president. Wat kan een partij nog meer wensen? Het is dus toch nog goed gekomen met Wim Kok. Gelachen werd er in Den Haag, toen de veel geplaagde partijleider van de PvdA, annex minister van Financiën, annex vice-premier in februari 1993 via de KRO-televisie liet weten dat hij opnieuw beschikbaar was voor het lijsttrekkerschap van zijn partij. Niet dat dit op zichzelf zo'n hilarische mededeling was. De pret ontstond door de toevoeging van Kok dat hij "voor goud' ging en dus premier wilde worden. Op dat moment streed de PvdA in de peilingen samen met D66 om de derde en vierde plaats. Onder die omstandigheden preluderen op het premierschap, was een onmiskenbaar geval van overmoed, oordeelden de Binnenhof-kenners. Het gelijk van Kok volgde bij de verkiezingen ruim een jaar later. Goud met een wrange bijsmaak was het geworden. De PvdA had zwaar verloren, maar aangezien het CDA nog veel meer kiezers verspeelde, kon de PvdA zich toch de grootste partij noemen. Op de kamer van directeur Cox Habbema in de Amsterdamse Schouwburg drong de paradoxale uitslag de avond van de derde mei langzaam bij Kok door. De PvdA was door het oog van de naald gekropen. Tot zeer ver in de middag had het CDA nog op kop gelegen, vertelden de exit-polls. Het was de laatste groep stemmers geweest die toch nog verandering in het beeld bracht. ,,Kom op minister-president, we gaan naar Paradiso'', zei de nummer twee van de PvdA-lijst, Jacques Wallage, toen de voorlopige uitslagen een steeds definitiever karakter kregen. Op weg naar de Amsterdamse muziektempel waar partijvoorzitter Felix Rottenberg de landelijke PvdA-verkiezingsavond had belegd, bedacht Kok de zin die hij later nog vaak zou herhalen: zelden is het verschil tussen nooduitgang en erepodium zo klein geweest. Drie Kamerzetels, om precies te zijn. Als het toen net even anders was gegaan was Kok nu ongetwijfeld ex-politicus. Het is de tragiek van Kok: altijd balanceren. In de tien jaar die hij inmiddels als PvdA-partijleider in de actieve politiek zit, heeft hij wel respect gewonnen, maar nog geen enkele verkiezing. Een uitstekende minister, riepen de bankiers in koor toen Kok in het vorige kabinet op Financiën bezuiniging na bezuiniging doorvoerde. ,,Mooi, nu de kiezers nog'', reageerde Kok op de hem welbekende ironisch-sarcastische wijze.
Die lieten hem en de PvdA in 1994 echter wederom in de steek. Twaalf
zetels verlies was het trieste resultaat van na lange tijd weer
regerings
Vaderschapsgevoel
Kennis is macht. Kok had de kennis en daarmee dus de macht toen hij op 22
augustus 1994 met zijn ploeg van start ging. Een minister-president die
het grootste deel van het regeerakkoord als informateur zelf heeft
kunnen schrijven, is in de Nederlandse na-oorlogse parlementaire
geschiedenis nog niet eerder vertoond. De voorsprong die hij hierdoor op
zijn dertien collega's in het kabinet van het begin af aan had, heeft
Kok sindsdien altijd weten vast te houden.
De moeizame combinatie-functie van vice-premier en minister van
Financiën die hij in het vorige kabinet bekleedde, bleek voor zijn
minister-presidentschap een uitstekende opmaat. Het politiek opereren in
een coalitie-kabinet leerde hij als vice-premier. Kennis van alle
relevante posten op de rijksbegroting deed hij op als minister van
Financiën. En aangezien politiek in Nederland toch meestal een
kwestie van geld is, betekent dit dat Kok met zijn eigen ervaring als
een spin in het web zit. Als geen ander kent hij de gevoeligheden en
boekhoudkundige trucs van de diverse departementale begrotingen. Het zit
allemaal opgeslagen in het feilloze geheugen dat van Kok een bijna
ziekelijk nauwkeurig iemand heeft gemaakt. ,,Daar hebben we honderd
miljoen gulden voor weggezet'', merkt één van de ministers
tijdens een kabinetsvergadering op. ,, Zevenentachtig miljoen'',
verbetert Kok.
Alweer een echte dossiervreter aan de macht. In dat opzicht verschilt de
huidige minister-president niets van zijn voorganger Lubbers. Die kon
tijdens zijn wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad
moeiteloos overschakelen van een betoog over de inkomensvoorziening voor
oudere en arbeidsongeschikte werknemers naar een verhandeling over de
technische aspecten van het kraslot. Maar ook Kok lukt het zonder met
zijn ogen te knipperen over te stappen van de verworvenheden van het
nationale omroepbestel naar het exportverbod voor rundersperma.
Alleen is de stijl van de leider veranderd. Waar Lubbers als
minister-president steevast de neiging had met zijn collega's te gaan
"meedenken' _ een eufemisme voor de zaak overnemen _ kiest Kok voor
terughoudendheid. De activistische premier heeft plaatsgemaakt voor een
bestuurlijke. Kok grijpt pas in als het echt nodig is. Ministers moeten
proberen hun problemen eerst zelf op te lossen. Als ze een zaak aan hem
voorleggen, verwacht hij wel dat er ook een "oplossingsrichting' bij
wordt geleverd. Juist omdat Kok in tegenstelling tot Lubbers afstand tot
de onderwerpen houdt, heeft hij in de ministerraad de autoriteit op een
gegeven moment een knoop door te hakken.
Het grote verschil met de wekelijkse sessies zoals die bijna twaalf jaar
onder leiding van Lubbers plaatsvonden, is dat de ministers meer met
elkaar praten. Het beruchte non-interventie beginsel is minder dominant.
En ook is de ministerraad niet langer louter de formele zegening van wat
in bilateraal overleg tussen de direct betrokken ministers en de premier
reeds eerder was overeengekomen. Er is ruimte voor discussie. Dat is een
van de redenen waarom iemand als minister Jan Pronk van
Ontwikkelingssamenwerking weer met plezier naar de vergaderingen van de
ministerraad gaat.
Torentjes-overleg
Zo is er een vergadercultuur van vrijheid in gebondenheid ontstaan. Los
van de personen draagt ook de constellatie van het kabinet hieraan bij.
In de vorige coalitie hielden CDA en PvdA met elk zeven ministers elkaar
precies in evenwicht. Het leidde mede tot de krampachtigheid die zo
kenmerkend was voor het laatste kabinet-Lubbers. In het kabinet-Kok kan
geen van de partijen zich beroepen op een automatische meerderheid. Dat
schept een klimaat van overtuigen en overtuigd willen worden.
Over de honderd keer zijn ze inmiddels met z'n allen bijeen geweest. Met
frisse hoofden ontmoeten ze elkaar elke vrijdag in de Trêveszaal
van het ministerie van Algemene Zaken aan het Binnenhof. Een deel van de
mannelijke bewindslieden heeft dan de wekelijkse ministeriële
trimsessie in het Promenade-hotel achter de rug. Hetzelfde geldt voor de
vrouwen. Die doen hun vrijdagse rek -en strekoefeningen vanaf half acht
's
De karnemelk vloeit tijdens de broodjeslunch nog rijkelijker dan ten
tijde van de kabinetten-Lubbers, die op dit terrein toch een zekere
reputatie hadden opgebouwd. Toch wilde daar nog wel eens rond het
middaguur een glaasje korenwijn geschonken worden, maar onder Kok zijn
de alcoholische versnaperingen tijdens de lunch helemaal van de
dienbladen verdwenen.
Het zijn collega's die op vrijdag met elkaar vergaderen, geen vrienden.
De onderlinge sfeer in de ministerraad is _ ondanks de verhalen dat er
zoveel gelachen wordt _ toch overwegend afstandelijk-zakelijk. Het
elkaar tutoyeren wordt tot de lunch beperkt. Zeker Kok bewaart
angstvallig de nodige afstand tot al zijn collega's. Als er al iets van
een as bestaat, is dat die tussen Kok en minister van Sociale Zaken Ad
Melkert. Het is het zeer goed ontwikkelde politieke instinct van Melkert
dat Kok zo nu en dan van pas komt. Daarnaast heeft hij zijn persoonlijke
voorkeuren. Behalve over Melkert is Kok zeer te spreken over de
ministers Wijers van Economische Zaken en Zalm van Financiën.
Opvallend goed is ook zijn relatie met VVD-minister Annemarie Jorritsma
van Verkeer en Waterstaat. Veel minder geduld heeft hij met zijn
partijgenoot Margreet de Boer van Milieu. Als zij in de ministerraad aan
het woord is gaat Kok al gauw achterover zitten en met zijn vingers op
de rand van de tafel trommelen. Voor de overige aanwezigen is dit het
signaal dat Kok zich begint te ergeren. Ambivalent staat hij tegenover
minister Sorgdrager van Justitie. Ten dele heeft dat ook met haar
portefeuille te maken. Kok kan er moeilijk tegen dat van sommige
problemen wordt gezegd dat ze onoplosbaar zijn. Sorgdrager redeneert wel
langs die lijn en vindt het bijvoorbeeld al heel wat als het
veiligheidsprobleem of het drugsprobleem beheersbaar blijft. Zuchtend
hoort hij haar juridische redeneringen aan. Maar eigenlijk beschouwt Kok
een dergelijke houding als een nederlaag. Zeker op het terrein van
Justitie geldt voor Kok bij uitstek het adagium dat hij ook al als
voorzitter van de FNV hanteerde: soms moet je dingen aanvaarden zonder
ze te accepteren. Dat geldt in sterke mate voor het liberale
drugsbeleid. Hij heeft zich er mee verzoend en verdedigt het loyaal.
Maar innerlijke overtuiging is er niet bij, tenzij hij erover door de
Franse president Chirac wordt gekapitteld. Dan wordt het nationale
gevoel in hem wakker en staat Kok pal voor Nederland.
Zijn relatie met vice-premier, minister van Buitenlandse Zaken en
D66-leider Van Mierlo is in het kabinet gaandeweg verbeterd. De
kabinetsformatie van 1989 waarin de PvdA officieuze bondgenoot D66 liet
vallen, zorgde voor een kille verstandhouding tussen Kok en Van Mierlo.
Tijdens de afgelopen formatie kon Kok maar niet wennen aan de
uitgebreide exposés van Van Mierlo. Inmiddels heeft hij er mee
leren leven, dat zijn vice-premier niet zo snel to the point
komt. Zeker ook door de vele gezamenlijke bezoeken aan het buitenland is
het begrip gegroeid.
Lollig
Het voorval staat opgetekend in de biografie van Pronk die onlangs is
verschenen. In de uitval ontlaadde zich een spanning die al veel langer
was opgebouwd. Pronk is als het "linkse' geweten van de PvdA een
moeilijk te hanteren factor voor Kok. Het daverende applaus dat Pronk op
PvdA- bijeenkomsten altijd weer weet te ontlokken, kan ook worden opgevat
als applaus tegen de "realistische' koers die de PvdA onder Kok steeds
meer is gaan varen. De confrontatie met het verleden, zijn eigen
verleden ook, brengt Kok telkens weer in een ongemakkelijke positie.
Veel van Koks partijgenoten zijn nog niet vergeten hoe hij als
voorzitter van de FNV fulmineerde tegen de "afbraakpolitiek' van het
eerste kabinet-Lubbers.
Voor zichzelf heeft Kok zijn verleden gerationaliseerd. Er is gewoonweg
een verschil in verantwoordelijkheid tussen de vakbondsvertegenwoordiger
en de politicus. De eerste is er voor het korte-termijnbelang, terwijl
van een politicus die regeringsverantwoordelijkheid draagt een meer
vooruitziende blik wordt verlangd. Kok beschouwt zijn bekering als een
groeiproces. Naarmate hij ouder werd, nam de aandacht voor het brede
belang vanzelf toe. Vandaar ook dat hij zo fel wordt als hij op zijn
verleden wordt aangesproken. Kok vindt niet dat hij dat heeft
verloochend, hij heeft slechts oog gekregen voor de mankementen van het
systeem. De partijgenoot die hem tijdens een PvdA- bijeenkomst in Leiden
asociaal handelen verwijt, krijgt een tirade als antwoord. ,,Er wordt
wel heel snel gezegd dat er kaalslag heeft plaatsgevonden en dat alles
wordt afgebroken. Maar kijk nu eens even om u heen. Is het dan zo dat
Nederland er vergeleken bij de rest van Europa in sociaal opzicht zo
mager en bekaaid afkomt? Er is geen sprake van kaalslag, er is
gerenoveerd. Daarbij zullen zeker fouten zijn gemaakt, maar wat we
gedaan hebben kan waarlijk de toets der kritiek doorstaan. Dat mag wel
eens hardop gezegd worden. Al is het maar door mezelf.''
Er is haast geen PvdA-bijeenkomst waar Kok optreedt of er doet zich zo'n
voorval voor. Altijd ook weet Kok met zijn reactie, die het midden houdt
tussen boosheid en verontwaardiging, de zaal achter zich te scharen. Wat
dat betreft weet hij zijn emotie zeer instrumenteel te gebruiken. Maar
de verstandhouding met zijn partij blijft daardoor iets halfslachtigs
houden.
De actieve partijgenoten in het land zouden zo graag eens willen weten in
welk kader het geploeter in de ministerraad plaatsvindt. Maar voor de
vision thing zijn ze bij Kok aan het verkeerde adres. Een
fatsoenlijke samenleving, daar gaat het hem om. Waarbij hij bewust
nalaat die samenleving al te concreet te definiëren. En dat is nu
juist wat de achterban wel wil.
Het gevolg is dat Kok zijn eigen PvdA veelal meer als een probleem
beschouwt dan als bondgenoot. Hij kan maar moeilijk wennen aan het
gegeven dat het PvdA- kader a priori kritischer is dan het ledenbestand
van de partij en dat de leden op hun beurt weer kritischer zijn dan het
electoraat. Het is een punt waar hij verder niet al te lang bij stil
staat. Kok is nu eenmaal geen partijtijger die het debat in zijn "club'
opzoekt. En waarom zou hij ook? Want van één ding is Kok
rotsvast overtuigd. Het is onder de huidige omstandigheden nog altijd zo
dat de partij hem harder nodig heeft dan hij de partij.
|
NRC Webpagina's
29 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |