O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Empirische fenomenologie
Het rapport van het bureau TerpstraTukker leest als een akte van inbeschuldigingstelling. Het heeft alle eenzijdigheid van dien. Kritiek op lange wachttijden wordt op één hoop gegooid met bevooroordeeldheid van rechters. Deze wachttijden zijn overigens niet gewoon gemeten maar worden vastgesteld met behulp van dezelfde ,,empirisch-fenomenologische methode'' die tot de zware aantijging van rechterlijke partijdigheid leidt. Het blijkt slechts een geleerde term te zijn voor vraaggesprekken onder het motto ,,komt u maar''. Van enige inhoudelijke verificatie blijkt niets. Deze aanpak verleent aan het rapport een borreltafelgehalte dat de overtuigingskracht niet ten goede komt. Neem de klachten over de lange duur van (straf)processen: een erkend probleem. De factor tijd wordt volgens het rapport door de gerechtelijke diensten bewust of onbewust misbruikt voor intimidatie en willekeur. De advocatuur klaagt steen en been want de cliënten/verdachten hebben juist belang bij een snelle behandeling van de zaak. Er wordt niet bij vermeld dat zeker in een strafzaak tijdrekken wel degelijk in het voordeel van de verdachte/de verdediging kan zijn. Overschrijding van een ,,redelijke termijn'' kan leiden tot strafvermindering en zelfs tot het beëindigen van de strafzaak. Dat is niet een uitvinding van het Arnhemse ,,hof der barmhartigheid'', zoals TerpstraTukker het empirisch-fenomenologisch voorstelt, maar wordt voorgeschreven door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. De wachttijden daar zijn trouwens een internationaal erkend schandaal. Het is aannemelijk dat er in Arnhem iets loos is. Zelfs als het alleen maar een schatting is, is het alarmerend dat slechts 24 procent van de werktijd direct ten goede zou komen aan de primaire taak van de rechtspraak. Niet alleen daar. De wachttijden voor getuigen en slachtoffers in de paleizen van justitie zijn berucht. Bij herhaling worden tekortkomingen geconstateerd in de behandeling van de rechterlijke dossiers met de veelbesproken vormfouten als topje van een ijsberg. Is TerpstraTukker trouwens onlangs nog in een ziekenhuis geweest? De statusbelustheid van officieren van justitie, hun gebrek aan aandacht voor het strafrechtelijke handwerk, het veelvuldig wisselen van behandelend officier per zaak - het is allemaal al indringend gesignaleerd. De rechtspraak zelf is niet immuun. Het toegenomen beroep op advocaten als rechter-plaatsvervanger in hetzelfde rechtsgebied heeft, zeker in het Arnhemse, geleid tot discussie over de geboden afstand. Ook de nauwe relatie die van oudsher bestaat tussen zittende en staande magistratuur (alleen al wegens het gezamenlijke gerechtsgebouw, de gedeelde kantine) staat ter discussie. Uit een recente enqute blijkt dat veel rechters vinden dat de officieren van justitie niet meer samen met hen thuishoren in de Nederlandse vereniging voor rechtspraak. De parlementaire enqutecommissie-Van Traa laakte met reden de ,,passieve rol'' die de rechters in Nederland aan de dag hebben gelegd tegenover dubieuze politiemethoden. Dat gebeurde wél met de zegen van de Hoge Raad, een staatsrechtelijk vuiltje dat bij de bespreking van de hervormingsvoorstellen onderbelicht is gebleven. Voor de staatsrechtelijke nuance heeft TerpstraTukker trouwens weinig oog. Het rapport maakt veel werk van de empirisch-fenomenologisch geconstateerde klacht van het ondersteunend personeel dat het te weinig erkenning krijgt van de arrogante rechters. Uit het onderzoek blijkt juist dat ,,de medewerkers het professionele gehalte en de kwaliteit van de gerechtelijke organisatie in belangrijke mate bepalen''. De arbeidsverhoudingen in het Arnhemse gerechtsgebouw kunnen kennelijk nadere aandacht velen. Maar aan wie is het rechterlijk oordeel nu eigenlijk toevertrouwd, aan de daartoe speciaal aangewezen magistraat of aan een anoniem secretariaat? De zittende magistraten geven volgens het rapport in elk geval blijk van ,,een sterke vakinhoudelijke en vaktechnische betrokkenheid''. Mischien is het probleem juist dat rechters tegenwoordig worden genoopt te veel uit handen te geven. De rechterlijke macht dient een ,,reservaat van eigenzinnigheid'' te zijn, zoals een magistraat het uitdrukte bij zijn afscheid. Dat is geen pleidooi voor een ongetoetst domein - integendeel. Maar graag wél harde argumenten wanneer men met de beschuldiging van partijdigheid komt.
|
NRC Webpagina's
29 JUNI 1996 |
Bovenkant pagina |