O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
C O L U M N :
Werk en lawaai Het is iets minder dan een kwart eeuw geleden. Niemand dacht nog ernstig na over het einde van het millennium en op welke manier de mensheid de daaraan verbonden moeilijkheden het hoofd zou moeten bieden. De eerste oliecrisis was uitgebroken, niet als gevolg van schaarste maar door een nieuwe politiek van de olieproducerende arabische landen. Ze geloofden te hebben ontdekt hoe het Westen onder druk moest worden gezet of zelfs op de knieën gekregen. Die landen hebben toen hun eigen solidariteit en de oliedorst, niet alleen van het Westen maar van de hele wereld, onderschat. De definitieve opheldering van dit misverstand is gegeven met de Golfoorlog. Het zou nog eens wetenschappelijk moeten worden vergeleken: het is niet meer dan een indruk. Mijn geheugen zegt me dat de eerste oliecrisis in Nederland de diepste indruk heeft gemaakt. Er waren twee hoogtepunten: van de daad en van de gedachte. Die van de daad waren de autoloze zondagen, en dan in het bijzonder de incidenten waarbij overtreders door de gelovigen van achter het stuur werden weggesleurd. Het denken van toen is bewaard in een paar historische uitspraken. Drs. J.M. den Uyl heeft gezegd dat ,,het nooit meer zou worden als het geweest was''. De econoom Jan Pen schreef dat we aan het begin stonden van een tijdvak waarin iedereen steeds dichter bij huis zou moeten blijven. Het is achteraf gemakkelijk om er wat meewarig over te glimlachen. Toen waren er weinigen die er niet in geloofden. Tot de sceptici behoorden de meeste communisten die nog in volle fleur bestonden en de heer 's Gravemade van de Industriebond FNV. Marcus Bakker verklaarde dat de crisis was uitgevonden door de multinationals. 's Gravemade had de tankers geteld die nog altijd de Nieuwe Waterweg binnenvoeren en was tot de slotsom gekomen dat de oliecrisis niet bestond. Voor een deel hebben de sceptici gelijk gekregen. Na de crisis zijn produktie, verbruik en prijs van de energie voortdurend gestegen. Misschien zullen sommige economen daaruit afleiden dat bij een grotere produktie een hoge prijs niet altijd remmend werkt op de consumptie. Op het gebied van de energie ligt de oplossing van dit schijnraadsel (dunkt mij, niet-econoom) in de dwang van de behoeftebevrediging. In de eerste oliecrisis heeft de milieubeweging haar gouden dagen beleefd. Sindsdien is het, niet alleen naar haar maatstaven gemeten, met het milieu voornamelijk berg-af gegaan. Vandaar dat de regering nu met een discussiestuk is gekomen, Milieu en economie, waarin het vraagstuk eigentijds opnieuw aan de orde wordt gesteld. Opnieuw _ gelukkig _ is daar Jan Pen om er commentaar op te geven. Ik vat zijn zeer leesbaar artikel in de Volkskrant van 28 mei samen. Een redelijk bewoonbaar milieu en een volgens de regerings Er is een groot verschil tussen milieu-activisten _ zelfs degenen die hun bezorgdheid niet omzetten in demonstraties maar tot een gelaten realisme, ,,beschaafd fatalisme'', verwerken _ en de politici die naar compromissen zoeken. Als ze er zijn, dan in ieder geval niet in opmerkelijke aantallen: de milieubeschermers die zich verzetten tegen de groei van Schiphol en in dezelfde adem laten weten wat er met de 40.000 arbeidsplaatsen daar moet gebeuren. Of hoe ze degenen die in een vliegtuig met vakantie naar het buitenland willen en daarop het volste recht denken te hebben, aan het verstand zullen brengen dat ze dit recht niet hebben, en dat op Terschelling ook de zon schijnt zodat ze met hun allen daar heen moeten fietsen.
Anders gezegd, van de eerste oliecrisis tot deze geleidelijk dagende nieuwe fase in de ontwikkeling van Nederland onderscheidt de milieubeweging zich hier door een sterk radicalisme gepaard aan een afkeer om daarvan de politieke gevolgen even ernstig te behandelen als haar eigen voorspelligen. Dat blijkt uit alle reacties op grootschalige projecten en plannen: van Schiphol, de HSL en het "Groene Hart' tot het advies van de SER om meer te investeren in infrastructuren en de nationale blauwdruk volgens premier Kok.
Ja, Nederland is een doorvoerland; het valt niet te verhuizen. De bevolking groeit relatief buitensporig; we willen geen numerus clausus op kindertal of een voortplantingsverbod. Zoals Pen tegen zijn zin uit de discussienotitie van de regering concludeert: als er moet worden gekozen tussen economie en milieu, legt het milieu het loodje. Daarvoor zijn allerlei niet perse verwerpelijke overwegingen aan te voeren.
Blijft de vraag: wie kiest hier? Niet alleen de regering waaraan impliciet perfide bedoelingen worden toegeschreven. Het is de meerderheid van de kiezers die, naarmate het milieubederf verder gaat, wel grotere bezwaren heeft maar nog altijd de voorkeur geeft aan meer werk en hogere consumptie. Dit betekent dat de milieubeweging juist door haar radicalisme, die de overweging van politieke consequenties uitsluit, gedoemd is een achterhoedegevecht te voeren. De milieubeweging versimpelt en beperkt de vraagstukken tot de directe omgeving waarin ze zich voordoen terwijl ze ingewikkelder en nationaler of internationaler worden. Dat is haar eigen bederf.
H.J.A. HOFLAND
|
NRC Webpagina's
5 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |