|
Hollands Dagboek |
Céline van Balen (33) studeerde in 1997 af aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, richting fotografie. 'Document Nederland' was haar eerste grote foto-opdracht. In dit dagboek vertelt ze over het maken van de foto's, van kinder
en van zeven.
Maandag 15 december 1997 Het eerste kind dat ik voor Document Nederland fotografeer is mijn vroegere buurjongetje Oswald. Ik ken hem al vanaf zijn vierde. Een heel bijzonder jongetje; hij is grappig en wijs. Hij was helemaal niet ongeduldig voor de camera. Ik zei vandaag tegen hem: kijk maar een beetje in het rond. Als je dat tegen een volwassene zegt, vragen ze meteen: zo? Maar hij begon heel kalm zijn hoofd te draaien van links naar rechts en van boven naar beneden totdat ik stop zei en dan drukte ik af. Dit was de eerste fo to, ik ben het onderwerp nog aan het aftasten. Ik had Oswald een plastic fluit in zijn handen gegeven maar dat blijkt er op de foto belachelijk uit te zien. Een van de foto's waarop hij een harmonica vastheeft, is wel mooi. Zondag 25 januari 1998 Ik fotografeer met een Linkof Technica, een technische camera 4 x 5 inch. Die camera gebruik ik sinds het eerste jaar op de Rietveld Academie. De foto's zijn bloedscherp. Levensecht. Je kunt ze opblazen zonder dat ze hun scherpte verliezen. Om met deze camera te werken heb je zoveel concentratie nodig dat je tot het uiterste gaat. De camera staat op een statief en mijn hoofd moet onder een zwarte doek om goed te kunnen zien wat ik op de foto krijg. Tussen het scherp stellen en het afdrukk en zit twintig à dertig seconden; degene die ik fotografeer mag dus niet verschuiven. Juist omdàt het zoveel concentratie vergt, werk ik met deze camera. Het sociale contact is belangrijk. Hoe je met mensen omgaat bepaalt 75 procent van de foto; de rest is techniek en het oog dat je hebt. Iemand die ik fotografeer, moet vertrouwen in me hebben zodat hij zichzelf kan zijn. Als het vertrouwen er niet is, blijft iemand poseren. Het slaat nergens op om lachend op de foto te staan. Dat is een manier om een houding aan te nemen, het heeft niks met vrolijkheid te maken. Het ultieme contact is als iemand zijn masker laat zakken. Het is het hele gebeuren dat iemand zo ver brengt dat hij dat doet. Ik ben daar twee uur bezig en meestal ben ik al een keer langs geweest om te praten. Aan de kinderen van zeven leg ik eerst uit wat ik wil. Ik vertel ze dat ik ze wil fotograferen omdat ik ze zo mooi vind; dat ik foto's maak van mensen zoals ze zijn. Dat ze zo gewoon mogelijk op de foto moeten komen en dat ze bijvoorbeeld geen speciale kleren moeten aantrekken. Het fotograferen vergt veel geduld en kinderen hebben maar een bepaalde mate van geduld. Als fotograaf kun je moeilijk zeggen en nu blijf je stil staan. Maar ik merk dat kinderen geen toneelstukje opvoeren. Kinderen zeggen niet zoals volwassenen ik sta no oit zo of ik kijk nooit zo als ik ze aanwijzingen geef. Woensdag 20 mei 1998 Ik kies kinderen die iets eigens hebben, wat dat ook is. Soms is het de manier waarop ze antwoorden als ik iets vraag, of hun uitstraling. Wat ik zoek in mensen valt niet uit te leggen. Het is puur gevoelsmatig. Anders zou het ook een trucje worden. Ik heb een afspraak gemaakt met Awad: hij kijkt heel wijs uit zijn ogen. Bij hem in de kamer staat een bank zoals er bij negen van de tien families in het asielzoekerscentrum staat. Het houdt me heel erg bezig hoe mensen naar mensen kijken. De meeste mensen kijken met vooroordelen naar anderen. Dan zien ze alleen maar het uiterlijk en hebben meteen een bepaald idee van hoe iemand is. Ze communiceren niet, omdat ze al helemaal beda cht hebben hoe iemand met een blauw mantelpakje en een Leids accent is, of hoe iemand is die er helemaal verloederd uitziet. Voordat ik naar de Rietveld Academie ging heb ik met een kleinbeeldcamera zwervers op straat gefotografeerd. Een soort ontdekkingsreis was dat, naar hoe mensen in elkaar steken. Zo leer je niet bij voorbaat te denken: dat is een homo of dat is een zwer ver, dùs dat is zo'n mens. Het is heel benauwend om zo over mensen te denken. Aan de andere kant is het ook weer benauwend om voor iederéén open te staan. Woensdag 22 juli 1998 Ik vroeg aan een jongetje of hij zijn T-shirt uit wilde trekken, schreeuwt zo'n leidster: ja, zo meteen moet-ie z'n broek ook nog uit doen. De kranten staan deze tijd vol over de kinderpornozaak uit Zandvoort. Een man had deze opdracht niet kunnen doen . Ik wil ook graag in het zwembad foto's maken, maar het regent heel de tijd. Dan bel ik op en vraag of er kinderen zijn en het antwoord is altijd nee. Ik merk dat deze foto-opdracht een aanslag is op mijn energie. Het zoeken van kinderen kost veel tijd en het is veel gedoe om dingen te regelen. Mijn oorspronkelijke plan was om twee weken lang op vijf verschillende plekken in Nederland te gaan zitten om foto's te maken. Maar ik krijg het niet voor elkaar. Het is moeilijk om een verblijf te regelen waar ik mijn apparatuur twee weken kan onderbr engen en 's avonds de cassettes kan stofzuigen voor de volgende dag. Ik moet nog routine krijgen in al het regelwerk dat voorafgaat aan het nemen van foto's. Dinsdag 18 augustus 1998 Als ik iemand zie die ik wil fotograferen dan loop ik eerst door, maar dan loop ik snel terug. Haar moeder deed gelukkig heel aardig en Nina is inderdaad zeven. Ze wonen in een heel groot huis, een soort kraakpand. 's Avonds heb ik de foto's meteen ont wikkeld en ze zijn heel mooi. Het voelt als een leuk verjaardagscadeautje. Zondag 6 september 1998 Ik fietste door het Oosterpark en zag drie jongetjes met kaalgeschoren koppies water drinken bij zo'n fonteintje. Dat beeld was een soort super-herkenning. Het was precies een foto die mijn vader vroeger gemaakt heeft van drie jongetjes die water drink en in het Vondelpark. Met die jongetjes speelden mijn zusje en ik altijd, dat waren onze vriendjes. Ik merk dat kinderen nu veel vrijer opgevoed worden dan toen ik zelf zeven was. Moeders vragen aan hun kind: wat vind je zelf, wil je dit truitje aan? Vroeger zei een moeder gewoon: jij trekt dit truitje aan. Maandag 14 december 1998 Ik weet zeker dat je over twintig jaar kunt zien dat deze foto's eind jaren negentig gemaakt zijn. Ze zijn nú gemaakt, dat is voor mij genoeg. Het gaat om kleine dingetjes. Hoe ze kijken. Welke plaatjes ze op hun arm hebben. Welk jurkje ze aan hebben. Ik heb ook meisjes met hoofddoekjes op gefotografeerd, op een islamitische basisschool. Ik wilde laten zien dat het allemaal verschillende meisjes zijn, dat ze meer zijn dan oh, dat is zo'n meisje met een hoofddoek. Ik heb Betûl Çecen van zeven gefotog rafeerd en ik was bang dat haar vader bezwaar zou maken tegen een levensgroot portret van zijn dochter in het Rijksmuseum. Hij belde en zei dat hij zo trots was op zijn dochter, dat hij de foto had meegenomen naar de koekjesfabriek van Verkade, waar hij w erkt, om te laten zien aan zijn collega's. Na dat telefoontje was ik helemaal gelukkig. Dinsdag 27 april 1999 Vandaag heb ik bedacht: ik wil iets doen voor iemand anders. Niet alleen hier zitten en mijn brood verdienen. Niet alleen foto's maken voor mijn eigen ego, maar iets doen waar anderen iets aan hebben. Mijn moeder vertelde laatst over Roemenië, dat daar zoveel kinderen in tehuizen zitten. Misschien wil ik iets doen voor die kinderen; iets geven, maar ook iets creatiefs doen. Maar ik weet eigenlijk nog niet wat ik hierna ga doen. Ik kijk op straat nog steeds naar kinderen, ook al fotografeer ik ze nu niet meer. Ik heb het afgelopen jaar veel over kinderen en mensen geleerd. Al kun je niet met kinderen praten over het leven, gevoelens herken ik wel bij ze. Ik ben tot de ontdekki ng gekomen dat kinderen wel degelijk een eigen karakter hebben. Het zit alleen verstopt onder het kind-zijn.
| NRC Webpagina's
Zondag
|
Bovenkant pagina |