Technolease: de constructie
Sale-and-lease-back-constructies zijn in de jaren
tachtig een populair middel geworden om de balans van een bedrijf te
verbeteren. Materiële activa (zoals gebouwen) worden aan een
financiële instelling verkocht en op hetzelfde moment in exclusieve
huur van de bank of verzekeringsmaatschappij teruggenomen.
Het verkopende bedrijf heeft als voordeel dat het kapitaalbeslag op het
gebouw wegvalt; de koper betaalt het bedrijf er een bedrag voor. Dit
resulteert in een verbetering van de balans: het bedrag waarvoor het
gebouw in de boeken staat valt weg aan de actiefzijde, en het bedrag
waarmee het is gefinancierd valt weg aan de passiefzijde. Met de
boekwinst op het gebouw kan het vermogen worden gespekt en/of de
schuldpositie worden verminderd. Het terugleasen van het gebouw zorgt
wel voor hogere lopende uitgaven van het bedrijf en drukt zo op de lange
termijn de winst.
Technolease is een variant op de sale-and-lease-back-constructie,
waarbij kennis zoals octrooien (immateriële activa) het object van
de transactie zijn.
De koop/huurconstructie tussen Rabobank en Fokker werd in de zomer van
1994 als volgt opgetuigd. Fokker richtte een aparte besloten
vennootschap op: Brainspin Lease & Finance BV. In deze BV werd de kennis
ondergebracht van de Fokker 50, Fokker 70 en de Fokker 100. Een markt
voor know how bestaat niet, dus werd de waarde bepaald door een
adviesbureau. Booz-Allen & Hamilton waardeerde het pakket op
2.137.117.000 gulden.
De BV kreeg een eigen vermogen van 413.600.000 gulden. Dat bedrag werd
ingebracht in de vorm van overgedragen technologische kennis. Verder
verstrekte Fokker een lening van 1.720.460.000 gulden - ook in de vorm
van kennis, want geld had het bedrijf niet. Dat was immers het probleem.
Over deze lening moest 6,9 procent rente per jaar worden betaald: 118
miljoen gulden.
Fokker verkocht de BV aan Rabo-merchant-bank NV, onderdeel van de
Rabobank, voor 411 miljoen gulden, de waarde van het eigen vermogen. Dat
is een gebruikelijke maatstaf voor de waardebepaling. Fokker inde dus
411 miljoen gulden door kennis die niet op de balans stond om te zetten
in guldens. Op het eerste gezicht loopt de Rabo een financieel risico
van 411 miljoen gulden, maar dit risico is teruggebracht naar nul
gulden. Het contract tussen Rabo en Fokker bevat namelijk een afspraak
dat de Rabo de aandelen weer aan Fokker kan verkopen tegen een vooraf
overeengekomen prijs. Deze zogeheten put-optie kost de Rabo 50 miljoen
gulden. ,,Wij hebben het financiële risico bijna volledig
afgedekt'', zegt Hans-Ludo van Mierlo, woordvoerder van de bank. Het
enige risico dat Rabo loopt, zegt hij, is een verlaging van de
winstbelasting van 35 procent, want op basis van dit percentage zijn de
berekeningen gemaakt.
Na deze transactie blijven nog twee geldstromen over. De hoogte van deze
bedragen is zo vastgesteld dat ze bijna tegen elkaar wegvallen.
Enerzijds moet Fokker aan de Rabo een vergoeding, lease-penningen,
betalen voor het gebruik van de technologische kennis (115 miljoen
gulden exclusief BTW). Anderzijds moet de Rabo aan Fokker rente betalen
over de lening van 1,7 miljard gulden (118 miljoen gulden).
De Rabo-BV heeft op haar balans 2,1 miljard gulden aan
vliegtuig-technologie staan en schrijft dit bedrag binnen tien jaar af.
De eerste zes jaar gaat het jaarlijks om een kwart van de boekwaarde, de
laatste vier jaar wordt het resterende bedrag in vier gelijke bedragen
verdeeld. Na zes jaar is al 1,7 miljard gulden - ruim tachtig procent -
afgeschreven. Know how mag binnen vijf jaar volledig worden
afgeschreven. Dat de Rabo genoegen neemt met een termijn van tien jaar
is onderdeel geweest van het 'geven en nemen' tijdens de
onderhandelingen met de Belastingdienst.
De afschrijvingen worden beschouwd als kosten en verlagen dus de winst,
waardoor de Rabobank minder vennootschapsbelasting betaalt. Met andere
woorden: de schatkist derft over tien jaar 735 miljoen gulden (35
procent van 2,1 miljard gulden). Het belastingvoordeel van de Rabo over
tien jaar is 735 minus 411 miljoen: 324 miljoen gulden, een winstmarge
van 79 procent. (Ambtenaren van Financiën komen uit op een bedrag
van 358 miljoen gulden.)
,,Zo rekenen politici en de Algemene Rekenkamer'', zegt Van Mierlo. ,,De
Rekenkamer kijkt eenzijdig naar het effect van de afschrijvingen.
Daarmee drukken wij de winst en dus de belastingafdracht. Maar bij
technolease gebeurt meer. Omdat de financiële positie van Fokker
werd verbeterd, zou het bedrijf in theorie eerder uit de verliescijfers
hebben moeten komen, waardoor het weer belasting zou hebben moeten
betalen.'' Het faillissement van Fokker heeft door het laatste een
streep gehaald.
Technolease is volgens Van Mierlo geen vermindering van
belastingopbrengsten, maar een uitstel van belastingbetaling. Een
verliesgevend bedrijf heeft wel recht op fiscale verliescompensatie,
maar kan er geen gebruik van maken omdat er geen winst is. Bij een
technolease neemt de bank de fiscale verliescompensatie over.
Het Fokker/Rabo-contract is nagenoeg een kopie van het eerdere
Philips/Rabo-contract. Belangrijkste verschil is de hoogte van het
bedrag: de waarde van de technologie bij Philips werd bepaald op 2,8
miljard gulden, 700 miljoen gulden hoger dan bij Fokker. Het
Rabo-rendement is navenant hoger.
NRC Handelsblad, 1 februari 1997
|