Europese regelgeving laat geen ruimte voor technolease
Door P. Ver Loren van Themaat
De beslissende vraag voor de beoordeling
van de fiscale aspecten van de tussen Philips en Rabobank gesloten
technolease-overeenkomst is tot dusverre onderbelicht gebleven. Dit is
de vraag, of concrete concurrentievervalsende gevolgen (in de
tussenstaatse verhoudingen) van algemene fiscale
afschrijvingsfaciliteiten voor investeringsgoederen door middel van
harmonisatie van wetgeving of in het kader van het toezicht op
steunmaatregelen moeten worden voorkomen.
Dat het in casu om vergelijkbare constructies van aankoop in combinatie
met leasecontracten ging als ten aanzien van bijvoorbeeld gebouwen,
schepen, machines, vliegtuigen en auto's regelmatig worden toegepast, is
in de discussie voldoende duidelijk geworden. Het gaat hierbij steeds om
veelal zeer waardevolle investeringsgoederen, die zich voor toepassing
van algemene fiscale afschrijvingsfaciliteiten ten gunste van de koper
lenen.
Dat fiscale vrijstellingen van winstbelastingen voor bepaalde
ondernemingen met het EG-Verdrag onverenigbare steunmaatregelen kunnen
opleveren, staat op grond van de rechtspraak vast. Daarentegen heeft de
Europese Commissie reeds in het begin van de jaren zestig besloten, dat
concurrentievervalsingen bij toepassing van algemene belastingregelingen
of de toepassing daarvan in beginsel door harmonistatie van wetgeving
moesten worden voorkomen. Dit op grond van het 'Neumarkrapport',
uitgebracht door een terzake ingestelde commissie van gezaghebbende
fiscale hoogleraren uit de toen zes lidstaten.
Na raadpleging van haar directoraat-generaal voor het
concurrentiebeleid, waarvoor ik toen verantwoordelijk was en dat toen
ook directeur voor fiscale zaken en controle van steunmaatregelen
omvatte, is toen besloten dit standpunt ook toe te passen op algemene
fiscale afschrijvings- en andere algemene investeringsfaciliteiten en
hun toepassing, die toen overal voorkwamen.
In afwijking van het uitgangspunt voor de verdragsbepalingen over
steunmaatregelen, achtte de Commissie deze niet in beginsel
onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Specifieke
concurrentievervalsingen zouden zo nodig door harmonistatie en
precisering van de algemene de beginselen voor toekenning van dergelijke
algemene fiscale faciliteiten moeten worden voorkomen.
Uit de toepassingspraktijk en rechtspraak over steunmaatregelen is mij
niet gebleken dat dit oorspronkelijke standpunt van de Commissie later
is gewijzigd.
In tegendeel lijkt dit volgens recente persberichten onlangs te zijn
bevestigd op initiatief van het thans voor fiscale zaken bevoegde
commissielid Monti, die over de operationalisering van dit initatief om
algemene gedragslijnen ter voorkoming van fiscale
concurrentievervalsingen uit te werken, ook overeenstemming met de
minister van Financiën zou hebben bereikt.
Prof.mr. P. Ver Loren van
Themaat is oud advocaat-generaal.
NRC Handelsblad, 27 februari 1997
|