Laatste woord technolease aan Brussel
Door onze redacteuren CEES BANNING en TOM-JAN MEEUS
Een werkgroep uit de Tweede Kamer
publiceerde vanochtend een rapport over technolease. De
onderzoeksopdracht was strikt en werd al even strikt uitgevoerd.
Belangrijke vragen blijven onbeantwoord.
DEN HAAG, 3 JUNI. De werkgroep-Wolters uit de Tweede Kamer heeft haar
politieke oordeel geveld - maar in juridisch opzicht is het laatste
woord over het dossier-technolease nog niet gezegd. Daarvoor blijft het
wachten op het onderzoek dat Europees commissaris Van Miert
(mededinging) naar de fiscale constructie uitvoert wegens mogelijk
ontoelaatbare staatssteun.
Met beperkte middelen, belast door het verbod van het kabinet de
relevante documenten openbaar te maken, en daarbij opgezadeld met een
uiterst smalle opdracht, komt de werkgroep tot een negatief oordeel over
oud-staatssecretaris Van Amelsvoort van Financiën. Hij kon zijn
ambtenaren ,,niet duidelijk'' maken hoe te handelen inzake technolease -
ambtenaren die, zo heeft de werkgroep vastgesteld, ronduit tegen de
fiscale constructie waren waarmee eerst Philips, in 1993, en een jaar
later Fokker op de been werden gehouden.
Konden andere bedrijven dan Philips en Fokker dan toch rekenen op een
gelijke behandeling van de overheid als ze deze fiscale constructie
wilden toepassen?
Wie het rapport oppervlakkig leest komt mogelijk tot de conclusie dat
dit het geval was. Conclusie 6 luidt: ,,Deze afwijzende houding [van
ambtelijk Financiën] heeft na Philips (juli 1993) en
vóór Fokker (juni 1994) niet geleid tot het afwijzen van
met Philips vergelijkbare verzoeken. Niet is geconstateerd dat
dergelijke verzoeken werden gedaan.''
De detailleerdere beschrijving van de gang van zaken rond het overslag-
en containerbedrijf Nedlloyd toont evenwel een andere werkelijkheid.
Vastgesteld wordt dat Nedlloyd zich begin 1994 bij de Rotterdamse
belastinginspectie meldde met een technolease-idee. De inspectie
reageerde ,,afhoudend'', stelt het rapport.
,,Niet is komen vast te staan'', gaat het verder, dat de inspectie
handelde in opdracht van de staatssecretaris of zijn ambtenaren (een
open deur: de betreffende inspecteur is niet door de werkgroep gehoord).
En het gaat verder: de staatssecretaris heeft ,,wel'' de mogelijkheid
opengelaten ,,dat ambtenaren van de belastingdienst zelfstandig tot de
conclusie zouden zijn gekomen dat zij een eventueel door Nedlloyd
doorgezet verzoek zouden mogen afwijzen zonder overleg met de
staatssecretaris''.
De vergelijking met de Philips/Rabo-technolease dringt zich op. Ook
daarbij stelde de belastinginspectie zich afhoudend en later zelfs
afwijzend op. Philips werd de constructie pas toegestaan nadat een
uitgebreide lobby in politiek Den Haag Tweede-Kamerleden en ministers op
andere gedachten had gebracht.
Nedlloyd koos daar niet voor. Het overslag- en containerbedrijf legde
zich neer bij de afhoudende reactie van de belastingdienst. Het bedrijf
had het gevoel ,,niet eerlijk behandeld te worden''. ,,Wij waren
kennelijk niet zielig genoeg'', zei financieel directeur De Kanter.
De gelijke behandeling, zo is de conclusie, bestond hieruit dat Nedlloyd
mogelijk ook een technolease had gekregen als het bedrijf, net als
Philips en later Fokker, actief de trommel in Den Haag had geroerd.
Het is een reële vraag of Van Miert, die eerder meedeelde dat
constructies als technolease pas zijn toegestaan als een overheid
daarvoor toetsbare en objectieve criteria opstelt, zich in deze
redeneertrant kan vinden. Temeer daar werkgroesvoorzitter F. Wolters
(CDA) er vanochtend op wees dat het erg lang duurde voordat
Financiën na de goedkeuring van de Philips-technolease dergelijke
criteria opstelde. Zo onstond ,,een grijs gebied'', zei Wolters
vanochtend, dat ,,te lang duurde in het kader van de rechtsgelijkheid''.
Daarbij komt dat gedurende deze 'grijze' periode de directeur Directe
Belastingen van Financiën, C. Petiet, in een notitie van 9 juni
1994, er de ambtelijke en politieke top op wees dat vijf andere
bedrijven - ,,Hoogovens, Nedcar, Akzo, DSM, Tulip'' - van een
technolease gebruik dreigden te gaan maken als de politiek de
constructie geen halt toeriep.
Uit een bijlage van het rapport van de werkgroep blijkt dat deze notitie
in haar bezit is, maar in het rapport zelf wordt er niet over gerept.
Inmiddels staat niettemin vast dat geen van deze bedrijven ook werkelijk
een technolease goedgekeurd hebben gekregen.
De werkgroep vat deze gang van zaken slechts samen in de strofe dat Van
Amelsvoort er ,,niet in slaagde de gedragingen ten departemente in
overeenstemming te brengen'' met door politici gemaakte afspraken. Voor
de werkgroep staat vast - op grond van de verhoren die zij afnam van de
oud-bewindslieden Lubbers (Algemene Zaken) Andriessen (Economische
Zaken), Van Amelsvoort zelf en premier Kok (toen minister van
Financiën) - dat geen der betrokken politici streefde naar een
ongelijke behandeling.
Hoe dat in de praktijk uitpakte blijft echter duister, nu Van Amelsvoort
,,in dezen onvoldoende politieke leiding [heeft] gegeven aan de
ambtelijke dienst''.
Wolters beklemtoonde vanochtend dat de werkgroep zich strikt aan haar
opdracht heeft gehouden: nagaan of Van Amelsvoort de Kamer in 1993 juist
informeerde over het al dan niet eenmalige karakter van de
Philips-technolease. Het antwoord daarop luidt bevestigend. Het is een
politieke en dus geen juridische formule, nu de werkgroep vaststelt dat
de effecten van Van Amelsvoorts afspraken op het handelen van zijn
ambtenaren ongewis waren.
De strikte naleving van de taakopdracht leidt er ook toe dat de
werkgroep over twee zaken, waarover onlangs onduidelijkheid ontstond,
niet rapporteert. In beide gevallen gaat het om de informatievoorziening
aan de Kamer door huidig minister van Financiën Zalm.
De eerste zaak betreft een berekening die, zoals anderhalve week geleden
bleek, zomer 1994 op verzoek van huidig premier Kok werd gemaakt van
tegenvallers voor de rijksbegroting wegens technolease.
Deze berekening heeft niet alleen een nationaal politiek belang: Zalm
meldde de Kamer eerder dat een dergelijke berekening ,,niet [was]
gemaakt''. Ook voor Van Miert is de berekening interessant omdat eruit
blijkt dat het weerwoord van het kabinet aan Brussel - technolease kost
de staat niets omdat het alleen gaat om een verschuiving van fiscale
inkomsten in de tijd - voor twijfel vatbaar is. Hoe kon men tegenvallers
berekenen als de constructie niets kost?
In de tweede plaats gaat het om drie bedrijven waarvan Zalm
vertrouwelijk aan de Kamer meldde dat zij, naast Philips en Fokker, ook
een technolease hebben toegepast.
Ook die melding heeft niet alleen een nationaal politiek belang: in
Brussel is de verdediging van gelijke behandeling geloofwaardiger als
niet alleen Philips en Fokker van de regeling gebruik maakten.
Complicatie hier is echter dat de drie bedrijven die Zalm noemde -
Hagemeyer, Akzo en Gazelle - desgevraagd ontkennen deze constructie te
hebben toegepast. Maar ook dit viel buiten de strikte opdracht van de
werkgroep-Wolters, reden waarom er niet over is gerapporteerd.
De voltallige Kamer mag er, waarschijnlijk in juni, een oordeel over
vellen. Brussel volgt later.
NRC Handelsblad, 3 juni 1997
|