TECHNOLEASE
NIEUWS &
ACHTERGRONDEN
DISCUSSIE
& OPINIE
KAMERSTUKKEN
|
DOSSIER TECHNOLEASE; Hoe Rabo voor honderden miljoenen aan
belastinggelden werd gegund
Door Cees Banning en Tom-Jan Meeus
Luttele weken voordat het CDA uit het
landsbestuur verdween werden honderden miljoenen via een fiscale
constructie gegund aan Rabobank. De Algemene Rekenkamer zocht het uit
maar mocht tachtig procent van zijn bevindingen niet publiceren. Bericht
uit de binnenkamer van het politiek-economisch complex: het
bijna-faillissement van Philips, de lobby van Rabo, de Tweede Kamer die
'essentiële informatie' werd onthouden, een staatssecretaris op de
rand van aftreden, Wim Kok op kousevoeten, de rol van Willem Vermeend -
en de cruciale opstelling van de toenmalig premier: 'Ruud wilde hoe dan
ook dat het doorging'.
Van Amelsvoort kan er niet tegenop In de omgeving van zijn flatje
aan de Haagse Theresiastraat, in het statige Bezuidenhout, maakte Marius
van Amelsvoort die avond een ongebruikelijk lange wandeling. Meestal was
de staatssecretaris van Financiën na een minuut of twintig
voldoende uitgewaaid om zijn bed op te zoeken, maar op deze klamme
juli-avond in 1994 week de CDA'er steeds verder van zijn route af.
Door zijn hoofd maalde 'aftreden'. Het derde kabinet-Lubbers was al
maanden demissionair, de staatssecretaris voelde dat hij nog maar een
enkele weken in functie zou zijn. Normaal ging het er in demissionaire
kabinetten ontspannen toe, zo wist hij uit ervaring, maar nu was er een
zaak boven komen drijven die hem bij de kladden had gegrepen.
In essentie ging het erom of Van Amelsvoort zijn goedkeuring gaf aan een
fiscale constructie die Rabobank - een bank geleid door CDA-coryfee
Herman Wijffels - volgens zijn ambtenaren honderden miljoenen
belastingvoordeel gunde in ruil voor een nieuwe poging het noodlijdende
Fokker te redden (zie kader). De laatste maanden was er een baaierd
ambtelijke adviezen over op zijn bureau gedwarreld die allemaal
hetzelfde inhielden: brand er je vingers niet aan. Vandaar dat hij 16
juni een brief aan de belastingdienst had laten sturen ('ons kenmerk':
DB94/216OM) waarin een afwijzing van de regeling was vastgelegd. De
belastingdienst vond dat de constructie moest worden bestreden, omdat de
schatkist anders honderden miljoenen guldens zou mislopen. Daarop was er
een lobby op gang gekomen, zo omvangrijk en intensief dat hij erdoor
vermalen dreigde te worden. De Tweede Kamer, onder aanvoering van
industriekoning Henk Vos (PvdA), was in een vertrouwelijk beraad over
hem heen gewalst. Ook ontbeerde hij de steun van PvdA-fiscalist Willem
Vermeend. Een mijnheer van de Rabo was bij Van Amelsvoort op het
departement langsgekomen en had ,,allerlei schrandere dingen gezegd''.
De premier stuurde hem memo's en nota's waarin hij de zaak van Fokker en
Rabo bepleitte, ,,en op zo'n manier dat je wist: Ruud heeft er studie
van gemaakt''. Hij was naar het Torentje geroepen voor overleg met de
meest betrokken bewindslieden, waar hij werd verrast door zijn baas,
minister Wim Kok, die zich niet bij zijn verzet aansloot. ,,Kok had geen
standpunt.''
Toen de wandelende staatssecretaris op zijn horloge keek, kwam hij tot
de curieuze waarneming dat hij een soort avondvierdaagse-traject aan het
afleggen was. Al ruim anderhalf uur was hij onderweg, en om in de
Theresiastraat terug te keren had hij nog zeker dertig minuten te gaan.
Hij overdacht, zegt hij nu in een politieke biecht, dat hij de discussie
,,altijd ging verliezen'' en verwierp alsnog de gedachte van aftreden.
,,Het was dwaasheid: als demissionair bewindsman vertrekken om een zaak
die toch niet meer was te keren.'' Iedereen had hij kunnen weerstaan,
zegt hij: de Tweede Kamer, Rabo, Fokker, de collega's in het kabinet.
Maar niet Ruud Lubbers. ,,Hij was zéér uitgesproken. Ruud
wilde hoe dan ook dat het doorging: deze deal was niet meer tegen te
houden.''
De laatste stommiteit van Lubbers
Toen in de zomer van 1994 de beslissingen ten voordele van Fokker en
Rabobank werden genomen - waarvan de ware omvang formeel nog altijd
geheim is - richtte de aandacht van de politiek zich allerminst op deze
kwestie. Er was een kabinetsformatie gaande die zijn gelijke in geen
zeventig jaar had gekend. Onder leiding van PvdA-leider en formateur Wim
Kok werd krasse vooruitgang geboekt bij de vorming van een paarse
coalitie. De ongekende nederlaag bij de verkiezingen van mei had
CDA-kopstukken als Ruud Lubbers, Elco Brinkman, Koos Andriessen en Bert
de Vries, die jarenlang symbool stonden voor de vanzelfsprekende macht
van het christelijke midden, in onthechtende omstandigheden
achtergelaten.
De christendemocraten konden er niet mee overweg. Onderling werden vetes
uitgevochten over de schuldvraag van de nederlaag. En Lubbers, de langst
zittende minister-president die Nederland ooit kende, was in zijn
laatste maanden mentaal niet in orde. Hij reeg de ene irrationele misser
aan de andere. Zijn meeste politieke vrienden oordeelden er mild over:
afscheid van de macht is altijd lastig. Maar wat het ongemakkelijk
maakte was dat iedereen de stommiteiten van de premier registreerde
behalve Lubbers zelf: een nagenoeg smetteloze loopbaan eindigde in een
kleine tragedie.
De paar vlekjes die Lubbers in zijn ruim twintigjarige politieke
carrière had opgelopen lagen vaak op het terrein van de fiscus.
Het waren niet altijd heldere affaires. Nogal eens was alleen de
suggestie van belastingontduiking of -ontwijking gewekt zonder dat de
feiten dat aantoonden. Met een krachtige repliek kon hij zo'n zaak dan
in de kiem smoren.
Eén keer was het echter raak. En daarbij speelde een man een
hoofdrol die ook in 1994 een cruciale positie innam: Willem Vermeend, de
latere opvolger van Van Amelsvoort. In 1978 was het wetenschappelijk
medewerker Vermeend die samen met zijn vriend en partijgenoot Flip de
Kam in de Haagse Post onthulde dat Lubbers in zijn periode als minister
van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl (1973-1977) via de firma
'R3' gebruikmaakte van een gat in de fiscale wetgeving drie dagen
voordat het kabinet waarin Lubbers zat de regeling afschafte. Er stak
een storm op. Lubbers verweerde zich. Vermeend diende hem samen met De
Kam van repliek op de opiniepagina van deze krant (,,deze regeling is
gekunsteld, hoogst ongebruikelijk en in strijd met de wet''), waarna
Lubbers zich genoodzaakt zag zijn belangen in de onderneming Hollandia
Kloos onder te brengen in een beheersstichting waarover hij geen formele
invloed had.
Dat Vermeend in 1994 de fiscale constructie van Rabo tolereerde waarvoor
ook Lubbers geporteerd was, is meer dan een ironisch detail uit de
geschiedenis van de twee politici. Sinds de Algemene Rekenkamer de
constructie eind vorig jaar met de vloer gelijkmaakte, is in brede kring
de vraag gerezen waarom Vermeend, de fiscale whizzkid van de PvdA, geen
verzet heeft aangetekend tegen een arrangement dat onder
belastingdeskundigen inmiddels als ,,fiscaal douceurtje aan Rabo'' door
het leven gaat. Temeer daar Vermeend zelf, vier dagen staatssecretaris,
als zijn eerste beleidsdaad een richtlijn uitvaardigde die gebruikmaking
van de constructie nagenoeg onmogelijk maakte. Van Amelsvoort: ,,Ik denk
niet dat Willem als Kamerlid wist wat hij als staatssecretaris te weten
is gekomen.''
De ambtenaren liggen dwars: Timmer teleurgesteld
Op 8 december 1992 drukte een topambtenaar van het ministerie van
Financiën het telefoonnummer van de Inspectie Grote Ondernemingen
(GO) van de belastingdienst in Amsterdam. Aan gene zijde van de lijn zat
Guus Gelderblom, inspecteur belast met het bankwezen, een cruciale
vertrouwensfunctie, omdat langs zijn ogen ieder jaar het fiscale dossier
van de financiële machthebbers van Nederland gaat. De opdracht die
de topambtenaar, Hans Bakker (hoofd sector Ondernemingen van de directie
Directe belastingen), staccato formuleerde was dat Gelderblom en zijn
baas Wilco Ruiter de volgende dag naar het departement aan het Haagse
Korte Voorhout moesten komen.
Er was paniek op het ministerie. Onder leiding van Jan Timmer was
Philips begonnen aan de saneringsoperatie 'Centurion' maar de erfenis
van het verleden dreigde 's lands grootste multinational de nek om te
draaien. Voor aflossing van enkele miljardenleningen had Philips
onvoldoende liquide middelen in huis, zo werd op het departement
meegedeeld. Nieuwe onderhandelingen met de banken over het opnieuw
financieren van leningen van dertien miljard gulden werden dan
onvermijdelijk, met zware extra kosten als gevolg. Er moest een
oplossing komen: direct.
Bij de vergadering schoof, naast het hoofd Fiscale Zaken van Philips,
ook een functionaris van een bank aan - pas later werd het de meeste
aanwezigen duidelijk dat het hier ging om Willem van 't Hooft, het
fiscale brein van Rabo. De man zei niet veel. Hij legde in alle rust uit
dat Rabo volgens het sale-and-lease-back-principe bereid was de waarde
van technologische kennis van Philips voor 2,2 miljard gulden te kopen.
De bank was bereid deze kennis daarna voor vijf jaar te verhuren aan de
Eindhovense multinational. Er werd een constructie voorgesteld waarbij
Philips onmiddellijk een koopsom van 500 miljoen gulden van Rabo kreeg
overgeboekt waarmee de directe zorgen van het bedrijf konden worden
afgewend. Het voordeel van Rabo zou zich, zo berekenden de ambtenaren
van Financiën vliegensvlug, op de langere termijn voordoen: door de
2,2 miljard versneld over vijf jaar van de winst van de bank af te
trekken werd de betaling van 35 procent winstbelasting voorkomen - een
nadeel voor de fiscus van 770 miljoen.
De belastinginspecteurs hoefden niet lang over dit idee te denken. Het
kon van geen kanten, zeiden ze. Wel toonden ze zich bereid samen met
Rabo na te denken of er een mouw aan kon worden gepast - een ambtenaar
krijgt niet iedere dag de kans Philips te redden. Er werden enkele
brainstorm-sessies belegd. Maar toen op 29 december de complete
Philips-top - Timmer, financieel directeur Dudley Eustace en fiscaal
directeur Ad der Kinderen - via de achterdeur het ministerie van
Financiën betrad om het eindresultaat te komen aanhoren, kreeg men
te horen dat er niets te regelen viel. Toenmalig directeur-generaal
belastingen Cor Boersma vertelde droogjes dat hij het oordeel van de
inpecteurs De Ruiter en Gelderblom steunde: een dergelijke constructie
werd niet mogelijk gemaakt door de wet. Timmer, teruggekeerd van zijn
vakantieadres, vertrok onverrichterzake terug naar Portugal.
Pagina 18: De politici grijpen in: Timmer wint
Verwonderd stelden bij de afwijzing betrokken ambtenaren van
Financiën de eerste maand van 1993 vast dat de voorspelde rampen
bij Philips uitbleven. De koers van het aandeel steeg zelfs, en sommige
betrokkenen kregen het vage vermoeden dat de door hen afgewezen
constructie meer functie had gehad als verkapte steun aan Rabo dan als
redding van Philips.
Diezelfde maand werd die gedachte al bevestigd - maar het ging langs de
Haagse topambtenaren heen. Alweer bleek Rabo in de weer met een
reddingsplan bij de belastingdienst, dit keer voor Daf, het bedrijf dat
in februari 1993 het nieuws domineerde wegens een ophanden zijnd
faillisement. Het voorstel van Van 't Hooft bleek al enige maanden in
bespreking bij de belastingdienst in Eindhoven maar na overleg met de
collega's uit Amsterdam wees Financiën de technolease-constructie
opnieuw af.
Nog was de strijd niet gestreden. Eind mei werden Wilco Ruiter en diens
collega Warner Bruins Slot van Grote Ondernemingen in Amsterdam opnieuw
vanuit Den Haag benaderd zich over de toepassing van technolease voor
Philips te buigen. Het voorstel was op details gewijzigd: de
afschrijvingstermijn was geen vijf jaar meer maar tien jaar en er was
wat gespeeld met de wijze waarop Philips na die tien jaar de
technologische kennis zou terugkopen van Rabo. Topambtenaar Bakker van
het ministerie, gesecondeerd door Peter Wijntje (hoofd
vennootschapsbelasting van het departement) had deze keer bijzondere
consignes gegeven: de zaak diende uiterst zorgvuldig te worden bekeken
want zij was inmiddels naar het 'hoogste politieke niveau' getild, en
zij moest 'topgeheim' worden afgehandeld. Nochtans wezen de inspecteurs
uit Amsterdam in mei 1993 de constructie ten derden male af.
Nu ging het politieke spel echt op de wagen. Het lukte Van 't Hooft van
Rabo Tom Vreugdenhil, fiscalist van de CDA-fractie, voor zijn standpunt
te winnen. ,,Een clear cut case'', vond Vreugdenhil het. ,,Van 't Hooft
maakte duidelijk dat technolease noodzakelijk was om Philips op de been
te houden. De constructie was afgewezen door de belastinginspecteur, dan
is het logisch dat de Rabo mij en Vermeend rechtstreeks benaderde. De
Rabo wilde via ons de uitspraak van de belastingdienst overrulen.''
Philips en Rabo wisten daarna in korte tijd alle betrokken
CDA-bewindslieden en Kamerleden voor zich te winnen. Op
één na: Van Amelsvoort. Deze in de KVP geschoolde, stille
beroepsbestuurder, de zestig voorbij, kon geen kant op. De afwijzing
door de belastingdienst was glashelder. Zijn minister, Wim Kok, hield
zich afzijdig. Hij maakte, bokkig als hij kan zijn, duidelijk dat hij
geen belangstelling had zich te committeren. ,,Ik heb van alles
geprobeerd, maar het is me niet gelukt met Kok hierover in gesprek te
komen'', zegt Van Amelsvoort.
De staatssecretaris zocht politieke steun bij Thijs Wöltgens,
fractievoorzitter van de PvdA. Die herinnert zich dat Van Amelsvoort op
een zondagavond aan de lijn hing. ,,Marius zat erg met de zaak in zijn
maag'', zegt Wöltgens. ,,Philips stond op instorten maar de
belastingdienst voelde niets voor die technolease, to put it mildly.''
De PvdA'er begreep het probleem. ,,Toelating van de constructie, zei Van
Amelsvoort, betekende doorbreking van het fiscaal systeem. Je haalde de
grondslag onder de belastingheffing weg en voor mij was de grote vraag
of dat geen uitlokking tot oneigenlijk gebruik zou betekenen.''
Wöltgens houdt niet van ,,paniek op zondagavond'', dus overlegde
hij de volgende dag rustig met fractiefiscalist Vermeend, die hij de
zaak verder liet afhandelen. ,,Ik heb er eigenlijk nooit meer iets over
gehoord.'' Vreugdenhil registreerde daarna dat Rabo-fiscalist Van 't
Hooft Vermeend moeiteloos voor zijn standpunt wist te winnen.
Intussen roerde ook de premier zich steeds meer in de discussie. Op 1
juli 1993 verzond hij een memo aan de staatssecretaris van
Financiën waarin hij achteloos de vraag opwierp waarom deze
constructie niet kon: alles was tegenwoordig toch te leasen? Van
Amelsvoort zag maar één uitweg. Hij vroeg de
directeur-generaal Joop van Lunteren Philips te laten weten dat de
constructie op fiscaal-technische gronden niet toegestaan kon worden,
hetgeen hij per brief van 8 juli 1993 aan Eindhoven liet weten. Zo had
de staatssecretaris nog net de ruimte een week later de bocht te maken.
Na die brief liep het storm in Den Haag. Van 't Hooft was met vakantie
in Frankrijk maar zijn mobiele telefoon maakte overuren. De premier
verzond het ene vertrouwelijke memo na het andere en bepleitte de zaak
van Philips en Rabo alsof zijn leven ervan afhing, Philips voerde de
pressie op, Andriessen steunde Philips, inderhaast vroeg Lubbers een
advies bij de Tilburgse fiscaal deskundige Jan van Dijck, Kok bleef zich
gedeisd houden maar liet merken een positief besluit niet te zullen
blokkeren. En een week later, 14 juli, tekende Marius van Amelsvoort,
vermoeid en verslagen, alsnog de brief die de kas van Philips met 680
miljoen spekte. Philips was op dat moment overigens allang uit de acute
problemen: eind april had de Eindhovense multinational zijn belang in
een Japanse joint venture verkocht met een opbrengst van vier miljard
gulden.
Andriessen verklapt het geheim, en andere ondernemingen willen nu ook
wel zo'n deal
Dat minister Andriessen er oktober 1993 toe overging de topgeheime deal
te openbaren had volgens zijn ambtenaren veel te maken met particulier
ongerief. Het was enkele maanden daarvoor, wist ook Vreugdenhil, gebeurd
dat de minister op Schiphol Timmer voorbij zag komen en hem uitbundig
toezwaaide, waarna de Philips-topman het hoofd stuurs in de wind gooide.
Dat vond Andriessen, zegt Vreugdenhil, wel erg ondankbaar gedrag, dus
toen de VPRO-radio langs kwam meende de minister er goed aan te doen uit
te leggen wie de ware redder van Philips was.
Andriessen sprak over de technolease met een vanzelfsprekendheid die
iedere aarzeling uitsloot. Lubbers zou later dat jaar dezelfde toon
aanslaan toen Het Financieele Dagblad hem om zijn opvattingen vroeg.
,,Hier spreekt haast de oud-ondernemer in me'', vertelde hij. ,,De
ondernemer [...] is niet bezig zoveel mogelijk belasting te betalen. Wel
correct belasting betalen, maar binnen de maatstaven van de wet zo min
mogelijk.''
Toch gaf Andriessen geen enkel detail over de deal prijs. ,,Ik heb wel
wat voor Philips gedaan, dat is waar'', zei hij slechts, waarna de
redactie van het programma Argos onthulde dat het om de verkoop van
,,know how'' van Philips aan Rabo voor ,,honderden miljoenen'' ging.
Strikt genomen was dat niet onjuist, zij het dat het om 28 keer honderd
miljoen ging: 2,8 miljard gulden, aldus bevestigen drie met de details
van de overeenkomst bekende bronnen.
De reden dat het eerst aangeboden bedrag van '2-punt-2' met een kleine
600 miljoen gulden werd verhoogd, was onder meer dat Philips nog niet
geïnde WIR-premies in de boeken had staan. Het nadeel voor de
fiscus, zo werd door ambtenaren van Financiën berekend, beliep over
tien jaar aan niet betaalde vennootschapsbelasting door Rabo een
slordige 1,1 miljard gulden. In een berekening voor intern gebruik kwam
de Algemene Rekenkamer - geleid door Van Amelsvoorts voorganger op
Financiën Henk Koning - later tot een zelfde bedrag.
De consequenties van Andriessens openhartigheid waren nogal groot. De
pers ging op zoek naar de exacte bedragen van de transactie - maar werd
veelal met een kluitje in het riet gestuurd. Er werden meer
rookgordijnen opgetrokken. Staatssecretaris Van Amelvoort moest zich in
de Tweede Kamer verantwoorden. ,,Op welke CDA-bijenkomst is deze deal nu
weer geregeld'', vroeg VVD-woordvoerder Jos van Rey zich af. Ook moest
Van Amerlsvoort aangeven waarom hij, zoals de regels voorschrijven, het
parlement niet had ingelicht over het feit dat hij van de beslissing van
de belastinginspectie was afgeweken. Dat had hij nagelaten, zei Van
Amelsvoort, omdat inspecteurs ,,enige welwillendheid'' aan de dag hadden
gelegd en daarmee bij Philips verwachtingen waren gewekt. Mededelingen
die op het eigen departement van de staatssecretaris met verwondering
werden begroet, want daar wisten ambtenaren als Bakker en Wijntje wel
beter: vanuit Amsterdam was het oordeel driemaal 'njet' geweest. ,,Ik
voel er niets voor de man van twee miljard te worden'', had inspecteur
Gelderblom zelfs een keer uitgeroepen.
Intussen dreigde de vrees van Wöltgens uit te komen. Als Philips
van deze constructie gebruik mocht maken, zo redeneerden talrijke
ondernemingen, dan mogen wij dat ook. Bij Rabo meldden zich een stuk of
tien bedrijven met aanzienlijke verliezen die ook van deze constructie
wilden profiteren. Zo gebeurde het dat Delft Instruments, Raet en
Nedlloyd met Rabo concrete plannen doornamen. De schade voor de overheid
was bij een goedkeuring van die voorstellen niet te overzien: op deze
wijze zou de overheid miljarden guldens winstbelasting mislopen. Die put
moest gedempt worden, en in hoog tempo formeerde het departement een
werkgroep die criteria voor de fiscale ruimte bij technolease moest
toepassen.
Een knellender probleem lag echter in Brussel. Niet alleen is
staatssteun aan bedrijven in Nederland zeer omstreden sinds het
RSV-trauma, maar ook het Europees Verdrag wijst steun principieel af.
Pas na aanmelding van het voornemen tot steun is Brussel bereid onder
condities overheidshulp aan ondernemingen toe te staan.
Vanaf het begin stelde het kabinet zich op het standpunt dat inzake deze
constructie geen sprake was van staatssteun, zodat een aanmelding in
Brussel onnodig zou zijn geweest. Essentieel voor de Europese Commissie
is echter dat steun pas dan is toegestaan als er geen sprake is van
concurrentievervalsing; als het arrangement dat voor Philips gold ook
beschikbaar zou komen voor andere ondernemingen. Maar dat gebeurde niet.
Toen het in problemen verkerende transport- en containerbedrijf Nedlloyd
na overleg met Rabo begin 1994 bij de Rotterdamse belastingdienst
aanklopte met een technolease-voorstel, werd dat bars afgewezen. ,,Wij
kregen het gevoel niet eerlijk behandeld te worden'', zegt financieel
directeur Nico de Kanter. ,,Wij waren kennelijk niet zielig genoeg.''
De geschiedenis herhaalt zich met Fokker, en Bert de Vries komt in
opstand
Dat de geschiedenis zich zomer 1994 met Fokker zou herhalen, was wel het
laatste wat de ambtelijke top van Financiën verwachtte. De
werkgroep die criteria voor de technolease moest formuleren kwam in een
eerste notitie tot normen die nog maar eens duidelijk maakten dat de
Philips-constructie in feite onmogelijk was. Ook de inspectie Amsterdam
van de belastingdienst was opnieuw mordicus tegen, toen Rabo het
Fokker-voorstel voorlegde.
Had bij Philips het initiatief bij Rabo gelegen, in dit geval was het de
ambtelijke top van Economische Zaken die Van 't Hooft ertoe aanzette een
zelfde deal voor Fokker te construeren. Eind vorig jaar bevestigde
Rabo-topman Herman Wijffels dat in een vraaggesprek met deze krant. ,,De
overheid heeft ons [...] gevraagd of wij de technolease [...] wilden
financieren'', aldus de Rabo-topman. ,,Op dat verzoek hebben wij
positief gereageerd.'' Vooral in de Tweede Kamer wierp de lobby van Rabo
snel vrucht af. De gesprekspartners van Van 't Hooft waren opnieuw
Vreugdenhil en Vermeend, en alweer ,,hadden Willem en ik geen enkele
aarzeling over het nut van de zaak'', zegt Vreugdenhil.
Kon er - zeker achteraf - twijfel bestaan of de problemen bij Philips
nog wel zo groot waren toen de transactie werd goedgekeurd, bij Fokker
bestond over de aard van de financiële tekorten niet de minste
aarzeling. Als het bedrijf niet geholpen zou worden, ging het kapot. En
er was nog een belangrijk verschil met de Philips-zaak: de ambtelijke
top van Financiën tekende uiterst actief verzet aan.
De directeur Directe belastingen, Cyril Petiet, klom in de pen en veegde
de vloer aan met het Fokker-plan. Volgens hem was de constructie niet
'Brussel-proof', schreef hij in een intern memo, en overigens had hij
bij de feitelijke gang van zaken rond Philips gezien dat Rabo ,,slechts
bereid is lippendienst te verlenen aan de criteria die door de
inspecteur zijn geschetst''. De belastingdienst werd eenvoudig
bedonderd, vond Petiet: de technologie werd alleen op papier
overgedragen, de verkoop behelsde uitsluitend het verkeer van geld en
niet van goederen, zoals ook van 'terugleasen' in de praktijk geen
sprake was. Het ging zowel Fokker als Rabo slechts om het ophalen van
overheidsgeld zonder Brusselse inmenging en op kosten van de fiscus. Of,
zoals een adviseur van Fokker opmerkte: ,,Die hele constructie is legal
junk.''
En was bij Philips nog vol te houden dat de technologie die werd
verkocht een zekere marktwaarde vertegenwoordigde, inzake Fokker was
daarover volgens kenners serieuze twijfel mogelijk. De 'doos van Koos'
werd de Fokker-know how genoemd - naar minister Andriessen die zich ook
nu weer als voorvechter opwierp - maar Petiet van Financiën had er
een andere uitdrukking voor: ,,Een bus met lucht''. Volgens het plan van
Rabo en Fokker ging het evenwel om kennis ter waarde van 2,1 miljard
gulden (zie kader).
Wat ook niet hielp was dat staatssecretaris Van Amelsvoort zo
,,ontzettend moe'' was - twee maanden na zijn aftreden kreeg hij na een
zware operatie een nieuwe hartklep toegediend. En minister van
Financiën Kok moest vice-premier spelen en de PvdA leiden en
campagne voeren en na de verkiezingen van 3 mei onderhandelen in de
formatie en uiteindelijk de functie van formateur op zich nemen. Dus
toen het spannend werd, juni en juli 1994, had Kok altijd een motief de
andere kant op te kijken. Tezelfdertijd zette Lubbers zich tot het
uiterste in ,,voor dit dossier'', zoals hij dat placht te zeggen. Met
het oog op de inzakkende werkgelegenheid wees de premier er in kleine
kring op dat een brede toepassing van technolease ,,een geweldige impuls
voor research and development'' kon worden - pas later zag hij in dat de
schatkist de gevolgen niet kon dragen.
Met bovendien de Rabo, Andriessen en de Kamer als tegenvoeters kon Van
Amelsvoort het vergeten, zeker toen bleek dat Fokker en Rabo bereid
waren van de te sluiten overeenkomst nagenoeg een kopie van de
Philips-transactie te maken. Het gelijkheidsbeginsel - de
één, dan ook de ander - overtuigde Van Amelsvoort ervan
dat verder verzet nutteloos was. Medio juli werden de
collega-bewindslieden ingelicht dat ook Fokker gebruik zou kunnen maken
van de technolease.
Het leek een formaliteit. En toen ineens nam in de Trêveszaal, als
een duveltje uit een doosje, Bert de Vries het woord. De minister van
Sociale Zaken, CDA'er met streng-calvinistische inslag, vuurde een reeks
kritische vragen af op Van Amelsvoort, die nota bene naast De Vries zat
en verbouwereerd aanhoorde dat zijn collega alle zere plekken van de
regeling aanwees. Van Amelsvoort, die zijn nederlaag allang had geslikt,
reageerde relativerend. Maar De Vries eiste exacte inzage in de fiscale
consequenties, blééf zijn bezwaren opsommen, waarna de
besluitvorming een week werd opgeschort.
Consequentie was dat de ministerraad de week nadien alle relevante
gegevens op tafel had. Uit de notitie die Financiën had opgesteld
bleek dat tegen de injectie van 411 miljoen gulden voor Fokker een
fiscaal voordeel voor Rabo van ten minste 770 miljoen gulden stond - een
geprognosticeerd rendement over tien jaar van 358 miljoen gulden
waarvoor de bank, behalve veel lobby-werk, als enige activiteit de BV
Brainspin hoefde over te nemen.
Toen die feiten voorlagen, zette De Vries in het kabinet nog maar eens
de hakken in het zand. Niet voor niets vergeleek Lubbers hem ooit met
slagroom: hoe harder je klopt, hoe stijver het wordt. ,,Mijn maatstaf is
steeds geweest: zou je zo'n constructie ook van een doordeweekse firma
accepteren?'', zegt De Vries nu. Hij vond het voordeel voor de Rabo
,,abnormaal'' maar moest vaststellen dat hij voor een verloren zaak
pleitte. ,,Toen heb ik maar besloten dat ik gek was'', zegt de
oud-minister. Aldus besloot het kabinet 22 juli 1994 de
technolease-constructie bij Fokker toe te staan.
En nog bleef De Vries tegenstribbelen. Uit ,,contacten met Kamerleden'',
zegt hij, maakte de minister de week na de vrijdagse ministerraad op dat
het parlement niet de gegevens over het Rabo-rendement had gekregen die
het kabinet op zijn verzoek had ingezien. Het was hartje zomer, de
temperatuur steeg naar tropische hoogte, de meeste van zijn
(CDA-)collega's beperkten zich tot het loom afhandelen van de lopende
zaken, maar ,,dr. B. de Vries ging iedereen brieven zitten schrijven'',
herinnert zich Van Amelsvoort.
De eerste geadresseerde, op 28 juli, was de staatssecretaris zelf, die
hij nog maar eens om de oren sloeg met een volgens De Vries cruciale
zwakte van de constructie: hoe kon een bedrijf dat zo zwak stond als
Fokker over een technologisch potentieel van 2,1 miljard beschikken? De
volgende dag, 29 juli, richtte De Vries zich voor fundamenteler zaken
tot de minister-president. In die brief concludeerde hij dat de Tweede
Kamer niet was geïnformeerd over de fiscale consequenties van de
constructie en stelde hij de vraag of de Kamer net zo enthousiast voor
de regeling was geweest als ze het verwachte voordeel voor Rabo onder
ogen had gehad. Hij meende dat deze berekeningen alsnog naar de Kamer
moesten en achtte een herziening van het Kamerbesluit minder schadelijk
voor ,,het aanzien van de politiek'' dan de constatering, later, ,,dat
de Kamer bewust essentiële informatie is onthouden''.
Zijn brieven werden niet meer beantwoord. Toen De Vries drie weken later
terugkeerde van vakantie, moest hij het dossier afleggen: het
kabinet-Kok trad de volgende dag aan.
Vermeend komt tot inkeer
Middenin de wording van 'paars' werden de Tweede Kamerleden Hans Hillen
(CDA), Gerrit Ybema (D66), Bibi de Vries (VVD) en de PvdA-ers Willem
Vermeend en Hens Vos ontboden op het ministerie van Financiën voor
een gesprek met directeur-generaal fiscale zaken Dirk Witteveen en diens
collega van belastingen Joop van Lunteren. Hillen: ,,Financiën
voorzag dat de schatkist veel geld zou derven omdat de belastingdienst
meldde dat veel bedrijven met de lease-constructie in de weer waren. De
ambtelijke top wilde de regeling dichtschroeien. De Kamerleden waren
daar nog niet van overtuigd.'' Demissionair premier Lubbers maakte op
zijn laatste persconferentie bekend dat de mogelijkheden voor
technolease sterk werden beperkt, maar dat het formele besluit zou
worden overgelaten aan het nieuwe kabinet. Lubbers verzuimde te
vertellen dat de besluitvorming was opgehouden door minister Andriessen,
die zich bij de laatste vergadering van het CDA/PvdA-kabinet verzette
tegen een beperking.
Direct na zijn aantreden op Financiën werd Vermeend geconfronteerd
met een ambtelijke notitie die hem wees op de effecten voor de
schatkist. De forse tegenvallers waar oud-minister De Vries en
topambtenaar Petiet voor waarschuwden vormden al binnen een maand een
serieuze bedreiging; het nieuwe kabinet had er al honderd miljoen gulden
voor gereserveerd. Vermeend kon maar één ding doen: de
constructie waarvoor hij enkele weken eerder zo'n warm pleitbezorger
was, zo spoedig mogelijk de nek omdraaien. Op 29 augustus 1994, vier
dagen na zijn benoeming, dempte hij de put die hij zelf mede had
gedolven. Hillen: ,,Het verbaasde me dat Vermeend zich direct na zijn
aantreden de argumentatie van de ambtenaren eigen had gemaakt.''
De handelingen van de staatssecretaris, in combinatie met de - toen nog
summier - bekendgeworden feiten over de constructie, leidden intussen in
de vakpers van economen, juristen en fiscalisten tot een stroom
vernietigende publikaties over de fiscale vrijgevigheid van Kamer en
kabinet.
Aangespoord door de topambtenaren Van Lunteren en Bakker schreef Warner
Bruins Slot, als inspecteur bij Grote Ondernemingen in Amsterdam nauw
betrokken bij de beoordeling van de constructie, een artikel in het
weekblad Fiscaal Recht dat ongeacht de ingreep van Vermeend de
toepassing van technolease voordien al onmogelijk was in het licht van
de toen bestaande regels en afspraken. ,,Tech? No lease!'' concludeerde
hij. En, alsof Bert de Vries destijds zijn gedachten had gelezen: ,,Het
laat zich overigens moeilijk verklaren dat juist bedrijven die, naar men
zegt, op de rand van de afgrond staan, over uiterst waardevolle
immateriële activa blijken te beschikken.''
Het had goedkoper gekund
Vragen over de handelwijze van de politiek resteren er genoeg als de
effecten van de twee goedgekeurde technolease-transacties in beeld
komen. De Rabobank boekte onmiskenbaar een goed resultaat: een
belastingvoordeel over tien jaar van, volgens ambtelijke notities, 1,8
miljard gulden over tien jaar (1,1 miljard bij Philips, 770 miljoen bij
Fokker) waarvan de bank na aftrek van kosten (680 miljoen Philips plus
411 miljoen Fokker) ruim 700 miljoen overhoudt. De Rabo bestrijdt deze
berekening (zie kader). Volgens hen gaat het om een compensabel verlies
van 1,8 miljard gulden voor beide transacties over tien jaar waarvoor
1,1 miljard gulden werd betaald. ,,Rekening houdend met de rente die we
normaal over een dergelijk bedrag zouden krijgen, blijft een netto
voordeel over van 150 miljoen gulden'', rekent Rabo-woordvoerder
Hans-Ludo van Mierlo voor. Dit komt volgens hem overeen met een in de
markt gebruikelijke rentemarge bij dergelijke transacties.
,,Het is een heel mooie marge als je in aanmerking neemt dat het veilig
geld is'', oordeelt oud-minister De Vries over de ambtelijke berekening.
Voormalig PvdA-fractievoorzitter Wöltgens zegt de omvang van de
bedragen nooit te hebben gekend. ,,Maar als ze zo hoog zijn, moet je nu
zeggen dat de verhoudingen onevenwichtig zijn uitgepakt.''
De overheid had veel goedkoper af kunnen zijn, zeggen deskundigen uit de
wereld van het leasen. Zij spreken er hun onbegrip over uit dat het
kabinet geen extern advies heeft gevraagd over de omvang van de fee voor
Rabo. Dan had zij geleerd dat een tussenpersoon bij leasetransacties als
Rabo maximaal drie procent van de overdrachtsom krijgt uitbetaald - Rabo
kreeg er een veelvoud van. In zijn nooit beantwoorde brief aan premier
Lubbers in de zomer van 1994 bepleitte De Vries overigens precies voor
een dergelijk extern advies.
In een notitie (nr. 341) van voorjaar 1994 schreef de afdeling
Financiële Bedrijven van het ministerie van Financiën aan de
thesaurier-generaal van het departement dat als alternatief voor de
technolease Fokker ook een vorm van rechtstreekse steun kon worden
gegeven. Deze zou volgens de afdeling komen op zo'n 300 miljoen gulden
directe overheidskosten.
Het sommetje laat zich, net als bij Philips trouwens, achteraf
gemakkelijk berekenen: voor minder dan de helft van de kosten zou de
staat hetzelfde hebben bereikt. Maar zo'n miljoenenuitgave zou haaks
hebben gestaan op het bezuinigingsimago van 'Lubbers/Kok'.
Het risico van een Brusselse afwijzing van deze rechtstreekse
staatssteun was weliswaar aanwezig, maar dat blijkt inzake technolease
ook het geval. De Britse Leigh Hancher, hoogleraar Europees recht aan de
Erasmus-universiteit en co-auteur van het handboek over staatssteun in
het verenigd Europa (EC State Aide), bestudeerde op verzoek van deze
krant de gang van zaken rond Daf, Philips, Nedlloyd en Fokker.
,,Cruciaal is'', zegt ze, ,,dat een uitzondering is gemaakt voor Philips
en Fokker. Dit betekent dat de Nederlandse overheid de fiscale truc had
moeten aanmelden bij de Europese Commissie. Nu dat niet is gebeurd,
heeft de overheid zich illegaal gedragen.''
De consequenties kunnen groot zijn, legt ze uit. Ze wijst op een
uitspraak van het Europees Hof van vorig jaar over enkele gevallen van
Franse staatssteun. ,,Het Hof oordeelde dat de bedrijven de staatssteun
moesten terugbetalen. Daarnaast stelde het Hof dat concurrenten van de
gesteunde bedrijven die menen benadeeld te zijn hun schade kunnen
verhalen op de overheid. Dit kan voor de staat der Nederlanden een
héél dure affaire worden.''
Chronologisch overzict Technolease affaire:
1992
zomer
Rabo en Daf leggen een technolease-constructie aan de belastingdienst
Eindhoven voor. Het verzoek wordt in bespreking genomen.
december
Philips zegt in grote financiële problemen te zitten. Op het
ministerie van Financiën spreken ambtenaren, Philips-managers en
een fiscaal specialist van Rabo over een technolease-constructie.
Verzoek wordt in overweging genomen en op 29 december officieel
afgewezen.
1993
januari
Na overleg met de belastingdienst Amsterdam wijst de dienst in Eindhoven
de toepassing van technolease bij Daf af.
april
Rabo dient opnieuw een verzoek in voor een technolease bij Philips.
mei
De belastingdienst Amsterdam wijst het verzoek opnieuw af.
juli
Op 8 juli schrijft directeur-generaal der belastingen Van Lunteren dat
het departement van Financiën geen reden ziet van de beslissing van
de belastingdienst af te wijken.
Op 14 juli besluit staatssecretaris Van Amelsvoort alsnog de technolease
bij Philips goed te keuren.
oktober
Minister Andriessen maakt via de VPRO-radio bekend dat hij Philips via
de technolease-constructie uit de brand heeft geholpen. De Tweede Kamer
wordt vertrouwelijk ingelicht.
1994
voorjaar
De belastingdienst krijgt het voorstel van Nedlloyd en Rabo voor
toepassing van een technolease-constructie. Het wordt later dat jaar
afgewezen.
De technolease-constructie speelde opnieuw, nu tussen Rabo en Fokker.
mei
De belastingdienst krijgt het voorstel van Fokker en Rabo voor
toepassing van een technolease-constructie.
juni
De inspecteur der belastingen wil de aanvraag van Fokker afkeuren maar
vraagt dekking van het ministerie van Financiën. De
staatssececretaris steunt zijn ambtenaren, zo blijkt uit een brief van
15 juni. De inspecteur wordt op 16 juni schriftelijk medegedeeld dat de
Fokker-Rabobank-constructie in strijd is met de wet en jurisprudentie en
dat hij Fokker en Rabo te kennen dient te geven dat de voorgelegde
constructie is afgewezen. Op 20 juni verstuurt Rabo een aantal leden van
de vaste Kamercommissies voor Financiën en Economische Zaken een
vertrouwelijk pleidooi voor de constructie. Op 23 juni komen de
Kamercommissies in spoedvergadering bijeen en eisen de Kamerleden
unaniem goedkeuring van de constructie. Fokker moet hoe dan ook worden
gered, aldus de Kamer.
juli
Het kabinet vergadert tweemaal over de technolease bij Fokker. Verzet
komt van minister van Sociale Zaken De Vries. Op 22 juli besluit de
ministerraad zonder stemming met de constructie in te stemmen. Op 29
juli schrijft De Vries een 'amice-brief' aan Lubbers waarin hij stelt
dat de Kamer essentiële informatie is onthouden; de brief wordt
niet beantwoord.
augustus
Op 18 augustus heeft de laatste ministerraad van het kabinet-Lubbers III
plaats en wordt besloten de technolease-constructie te verbieden.
Premier Lubbers laat het definitieve besluit over aan het nieuwe
kabinet.
Op 26 augustus maakt de kersverse staatssecretaris Vermeend
(Financiën) nieuwe, strenge criteria bekend voor de technolease.
1996
oktober
De Algemene Rekenkamer publiceert op 30 oktober het onderzoek
'Financiële relaties met grote ondernemingen'. Conclusie: ,,De
medio juli 1994 door de belastingdienst geaccepteerde technolease voor
Fokker, die het vermogen van Fokker met 412 miljoen gulden versterkte,
zal de Staat een bedrag gaan kosten wegens derving van door de Rabobank
te betalen vennootschapsbelasting, dat de vermogensversterking aan
Fokker in zeer ruime mate overschrijdt.''
NRC Handelsblad, 1 februari 1997
|
NRC Webpagina's
februari 1997
|