Meer kinderopvang
De Macro Economische Verkenning (MEV) heeft een speciale bijlage over
kinderopvang. Begin jaren negentig stond bij dit onderwerp de
emancipatiedoelstelling nog centraal; kinderopvang moet het makkelijker
maken om zorg en arbeid te combineren.
In 1999 moet extra geld voor de kinder- en naschoolse opvang een
bijdrage leveren aan het probleem van de vergrijzing. Meer vrouwen
moeten aan een betaalde baan worden geholpen om via belastingen en
sociale premies bij te dragen aan de extra uitgaven voor de vergrijzing.
Zo stijgen de uitgaven voor AOW en gezondheidszorg door de vergrijzing
met 4,5 7 procent van het bruto binnenlands product (35 55 miljard
gulden). In vergelijking met het buitenland neemt de relatief hoge
participatiegraad van jonge vrouwen nu nog snel af als ze kinderen
krijgen. Op dit moment schiet het beschikbare aanbod van
kinderopvangplaatsen voor alle leeftijdsgroepen tekort. In het
regeerakkoord wordt 400 miljoen gulden extra uitgetrokken. Gemeenten
krijgen 250 miljoen gulden voor gesubsidieerde plaatsen, waarbij het accent komt te liggen bij de naschoolse opvang. Daarnaast
moeten fiscale stimulansen voor een bedrag van 150 miljoen gulden een
extra impuls geven. De regeling is gericht op een verruiming van de
fiscale aftrekmogelijkheden voor ouders en moet werkgevers aanmoedigen
meer te doen aan kinderopvang. De bijdrage van werkgevers aan de kosten
van opvangplaatsen wordt onafhankelijk van het salaris van de werknemer.
Volgens berekeningen van het Centraal Planbureau kan het aantal plaatsen
voor kinderen van 0 tot 4 jaar stijgen met 16.000 en kunnen er 27.000
plaatsen worden gecreëerd voor 4- tot 13-jarigen. In 1996, de meest
recente cijfers, waren er 84.000 plaatsen; de wachtlijst meldde 33.000
plaatsen. Het arbeidsaanbod stijgt volgens het CPB met ongeveer 20.000
personen. In arbeidsjaren is het effect minder groot, omdat een groot
aandeel van de toetredende vrouwen parttime gaat werken. Het CPB heeft
ook het effect berekend op het 'zwarte circuit'; daar daalt de
werkgelegenheid met 10.000 arbeidsjaren.