Profiel Zingen
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





ZINGEN
SCHREEUWEN IS VERBODEN
INFORMATIE
TECHNIEK
STEMBEREIK
ZANGLERARES
ZINGEN DOE JE MET JE LICHAAM
POP
JAZZ
ONDERWIJS
OPLEIDINGEN
BARBARA BONNEY
VOCAAL FESTIVAL



Overzicht eerdere
afleveringen Profiel

De kreun is de basis

Volgens zanglerares Daniëla Bloem worden stemmen van zangers te veel geforceerd. Haar eigen(wijze) theorie vormt een radicale stem tegen het huidige zangonderwijs.

Kasper Jansen

'MENSEN DENKEN tegenwoordig dat allerlei merkwaardige dingen nu eenmaal horen bij zingen. Ze hebben het nooit anders gehoord dan op die vreemde onnatuurlijke manier. Zo lijkt het normaal dat een zanger een zwaar tremolo heeft, niet een natuurlijk vibrato, maar een overdreven heen en weer wapperen tussen twee tonen. Zo zijn er meer dingen in het zingen geslopen, die je nooit hoort bij het luisteren van oude opnamen van zangers van vóór de oorlog. Die klonken allemaal veel lichter en konden vaak op hoge leeftijd nog prachtig zingen, zoals de 65-jarige Nellie Melba bij haar Londense afscheidsconcert in 1926. Ik vond de latere zangersgeneraties nooit bevredigend, nooit natuurlijk. Ze klinken raar, niet gewoon. De enige die ik zelf imiteerde was Maria Callas, maar daar gebeurde dan ook écht wat.''

Daniëla Bloem (53), zanglerares in Zeist, begon zelf pas op haar 38ste zangles te nemen. Ze vertolkt nu een radicale tegenstem met haar niets ontziende mening over het huidige zangonderwijs dat zangers aflevert als windmachines, turbovocalisten, die zich forceren en vaak op veel te jonge leeftijd niet meer tegen het vak zijn opgewassen.

,,Ik kreeg tijdens mijn lessen aanwijzingen die ik niet goed begreep, zoals dat je de toon moet maken in je neus, of achter de huig of helemaal boven in de schedel. Ik geloofde niet dat het goed was, maar niemand kon mij vertellen hoe het anders zou kunnen. Ik heb allerlei boeken over zingen doorgewerkt, zoals dat van Tosi uit 1723 en van Manuel Garcia, de vader en zangleraar van Maria Malibran en Pauline Viardot, beroemde zangeresen uit de vorige eeuw. Garcia nam ook Jenny Lind onder zijn hoede, toen haar stem al op jonge leeftijd kapot was. Lind mocht de eerste twee maanden haar mond niet opendoen, daarna is haar stem weer helemaal opgebouwd. Maar in die boeken kun je niet duidelijk vinden hoe je nu in feite moet zingen, net zoals Nellie Melba. Bij haar afscheid had ze nog een jeugdige stem, mét rijpheid.

,,Afgelopen zomer kreeg ik een boekje in mijn handen van Franklyn Kelsey, The Foundations of Singing uit 1950. Kelsey, een Engelse zanger en pedagoog, die in 1958 overleed, zegt alles precies omgekeerd als ik het geleerd had. Dat wil zeggen: de meeste zangers zingen in de richting van de klank, die de achterste rij in de concertzaal nog moet bereiken. Dat heet projecteren, het richten van de zang in de verte.

,,Kelsey zegt dat je als zanger altijd moet denken in de richting van je strottenhoofd, naar binnen, naar beneden. Je moet naar binnen zingen, daar ontstaat immers de klank. Die klank moet objectief blijven. Die klinkt wel door de zanger, maar die moet daar niet zijn kleine, egoïstische gevoelens inleggen, wel edele gevoelens.

,,Bij dat projecteren van het zingen op de zaal krijg je een heel andere klankbeleving voor de toehoorders. Ik heb dat zelf ervaren bij optredens. Het publiek achterin denkt: gôh, dat mens zingt helemaal hierheen! Dat deed ik ook heel bewust. Maar van Kelsey moet je niet naar het publiek toezingen, je moet ervoor zorgen dat die toehoorders naar jóu luisteren. Die oude zangeressen zongen alles naar binnen gericht, klein en licht.

,,Dat klinkt vreemd, maar dat is het niet. Je krijgt op de oude manier, zoals Kelsey die propageert, een zeldzaam ruime keel. Zó zong Caruso! Hij zei zelf: 'Ik zing met mijn nek.' Dat begrijpt men nu niet meer. Hij spiegelde de toon naar achteren. Je moet die toon knijpen, heel slank houden en eerst binnenhouden. Hoe beter dat gaat, hoe groter die klank in de buitenwereld wordt, maar op natuurlijke wijze, niet omdat je die daarheen stuurt.''

Het andere deel van de Bloem-methode is de aanzet van de toon. ,,De ene manier is een kreun, ááááh of oóóóh'. Dat gaat niet naar buiten, dat valt naar binnen. Denk maar zoals je bewonderend voor een schilderij staat. Die kreun is de basis waarop al die oude zangers zongen. Je kunt ook een toon beginnen op een zucht: háááá, dat is minder scherp. Volgens Garcia moet dat krachtig worden uitgevoerd, net zoals een violist een toon begint door de strijkstok stevig op de snaar te zetten. Maar dat is men gaan overdrijven. Als je het goed doet, krijg je een zeldzaam stemgebruik, en dat hadden ze van hoog tot laag. Dat is in vergetelheid geraakt.

Bloem: ,,Bij zangers is het besef heel diep ingeworteld dat ze niet zouden moeten zingen met hun stembanden. Ze zingen bij hun tanden, bovenin de neus, achterin de keel, helemaal boven in de schedel, maar vooral níet met hun stembanden. Als je begint met een stevige kreun, dan ontstaat het wonder dat de toon zijn eigen weg gaat in plaats van dat die zich op een onnatuurlijke plaats concentreert. Veel zangers zingen nu met verschillende stemmen, de diverse tonen zingen ze steeds ergens anders en dat breien ze aan elkaar. Als het zo doorgaat, raakt het zingen in de vernieling. Het roer moet om, in de richting van een natuurlijke manier van zingen.''

NRC Webpagina's
20 JANUARI 2000



Daniëla Bloem. Foto: Evelyn Jacq

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) JANUARI 2000