Kop Profiel Van Gogh
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 



Overzicht eerdere
afleveringen

VAN GOGH
VRUCHTBARE DIALOOG MET DE KUNST
ARCHITECTUUR
TENTOONSTELLING
VINCENT
THEO
FRANKRIJK
ZUNDERT
VERVALSINGEN
BOEKEN
LOCATIES
INFORMATIE
LINKS

Een schitterend, alles overstralend pantser

Max van Rooij
De Japanse architect Kisho Kurokawa ontwierp de nieuwe vleugel en de Nederlander Martien van Goor renoveerde het bestaande museum.

EINDELIJK IS HIJ in levenden lijve op het Amsterdamse Museumplein en kan zijn veelbesproken schepping het decor van zijn aanwezigheid vormen. Kisho Kurokawa aait liefkozend over de balustraderand rond de verdiepte vijver van de door hem ontworpen uitbreiding van het Van Gogh Museum. De Japanse sterarchitect (1934) oogt even esthetisch volmaakt als het ellipsvormige paviljoen dat deels met titanium is bekleed en deels met glinsterend grijsbruin natuursteen. Klein en frêle draagt hij een zwart kostuum met zeer wijde broek en om zijn middel een ceintuur als een bloem gestrikt. Het jasje en daaronder het lichtgestreepte overhemd hebben een miniem staand boordje. Op glimmend zwarte instapschoenen met een subtiel gouden accent, zweeft hij meer dan dat hij loopt. In zijn spreken is hij even precies als in zijn bouwkunst.

,,Rietveld is een van de grondleggers van de moderne architectuur. Hij heeft het Van Gogh Museum in 1963 ontworpen als een driedimensionale Mondriaan. Rechte lijnen, rechte hoeken en asymmetrisch, want asymmetrie is een kenmerk van het modernisme. Mijn eerste idee was de nieuwe vleugel óók vierkant te maken, met een paar trappen erin. Nadat was besloten om 70 procent van de ruimte onder de grond te bouwen en een tweede ingang aan het Museumplein niet doorging, bleef boven de grond van het grote, nieuwe gebouw niet meer dan een paviljoen over. Zo raakte ik er van overtuigd dat een vierkant gebouw à la Rietveld juist niet in zijn geest zou zijn. Uit eerbied voor Rietveld moest ik iets geheel eigens maken.

,,Elke tijd vraagt om architectuur met een eigen identiteit. En omdat ík in déze tijd die nieuwe vleugel ontwerp, koos ik uit het abstract symbolische palet een andere geometrische vorm, de cirkel. Onder druk van de lijnen die de Deense landschapsarchitect Andersson – hij kreeg de opdracht voor de herinrichting van het Museumplein – tussen het Concertgebouw en het Rijksmuseum over het maaiveld van het pleinpark trok, is de cirkel een ellips geworden. Het ontwerp werd er beter door. Een ellips is een ideale grondvorm voor asymmetrische architectuur. Bij een cirkel geeft elke lijn door het middelpunt dezelfde vorm.''

Wanneer je bij zonnig weer hoog over Amsterdam vliegt, spat het titanium dak van het nieuwe museumgebouw als een schitterend, alles overstralend pantser uit de stad omhoog. Dit beeld doet Kurokawa zichtbaar genoegen. Het heilige vuur past ook wel bij de messiaanse proporties die deze Japanse architect heeft aangenomen. Zijn uit cirkels, ellipsen, vierkanten en driehoeken gearrangeerde scheppingen zijn over de hele wereld te vinden. Hij buigt zich over de inrichting van complete steden, schreef twintig boeken – waaronder de bijbel Philosophy of Symbiosis – en voelt zich niet alleen thuis in de architectuur, maar ook in de filosofie, de politiek en in de media.

Wie wat lager over Amsterdam en het Museumplein vliegt, ziet naast Kurokawa's oogverblindend schijnsel een geometrisch patroon van lichte vierkanten en rechthoeken op de platte daken van het oude Van Gogh Museum. Toen Gerrit Rietveld in 1963 de opdracht voor dit museum kreeg, was een van de eisen dat de expositieruimten van bovenaf met daglicht moesten worden verlicht. Een tweede eis luidde dat rekening werd gehouden met de schaal van de omringende bebouwing, vooral van het naastliggende Stedelijk Museum.

Rietveld, die in 1964 overleed, schetste een eerste ontwerp dat aan beide eisen voldeed. Hij tekende drie verdiepingen gelegen als open galerijen rond een ruime, tot het dak reikende vide. Ook maakte hij een schets die een rechthoekig stelsel van dakopeningen liet zien ten behoeve van daglicht. Meer uitgewerkte ontwerpschetsen waren hem niet meer gegund.

Na de dood van Rietveld namen zijn associés sinds 1961, Van Dillen en Van Tricht, het museumontwerp onder hun hoede. Van Dillen overleed in 1966. Van Tricht voltooide het museumgebouw naar eigen, ten opzichte van Rietvelds tekeningen gewijzigd, ontwerp. Het museum werd in 1973 geopend en verwachtte toen zestigduizend bezoekers per jaar. Bijna een kwart eeuw later blijkt dit aantal opgelopen te zijn tot één miljoen bezoekers. Het kwetsbare gebouw kon de massale belangstelling op den duur niet meer verdragen. Vermoeidheid, slijtage en smakeloosheden als gevolg van noodoplossingen werden in vrijwel alle ruimten zichtbaar. Motieven te over om gelijktijdig met de verrijzenis van de Kurokawa-vleugel het bestaande gebouw grondig te renoveren.

Voor deze gecompliceerde opgave gaf de Rijksgebouwendienst – het `Van Gogh' is een rijksmuseum – een meervoudige opdracht die werd gewonnen door Martien van Goor, architect bij Greiner Van Goor Architecten in Amsterdam. Het programma van eisen voorzag in de behoefte aan een nieuwe kantoorvleugel. Van Goor ontwierp voor dit doeleinde een transparante kubus op de hoek van het Sandbergplein en het Museumplein. De ordening van de glazen, in stalen stijlen gevatte gevelpanelen komt overeen met het stramien van twee meter vijftig waarop Rietveld zijn oorspronkelijk ontwerp baseerde.

Deze harmonieuze grondhouding betekent niet dat het museumgebouw aan deze kant de nodige rust heeft gekregen. Vergeleken bij vroeger is hier wel meer stevigheid ontstaan. De indruk dat de boel aan de kant van het Museumplein permanent op instorten stond, werd vooral gewekt door het buitentrappenhuis dat constructief nog steeds een fragiele en beetje armoedige indruk maakt. Nu wordt het witte, met glas gevulde geraamte tenminste door de onverzettelijke kantoorkubus ondersteund. Maar zelfs het doorgetrokken gevelscherm, met achter de poorten het restaurant, slaagt er niet in werkelijk samenhang te geven aan de Museumpleinwand van het oude gebouw.

Binnen heeft Martien van Goor rigoureus huisgehouden en dat is positief bedoeld. Het entreegebied, de hal, de foyer en een reusachtige museumwinkel zijn met al of niet verschuifbare glaswanden een weldadig ruimtelijk geheel geworden. Jammer dat de kassa's buiten onder de luifel moesten blijven. De angst voor zwervers in openbare binnengebieden – de eeuwige stationsvrees – heeft tot dit besluit geleid. De menselijke staart in de Paulus Potterstraat zal nog jaren blijven groeien.

Het inzicht dat plafonds de stemming in een ruimte verschrikkelijk kunnen bederven, bestaat nog niet zo lang. Anders zouden de systemen met dunne, piepschuimen panelen niet nog steeds furore maken. In het Van Gogh Museum bestonden de plafonds van de expositiezalen uit witgeschilderde rasters met een lijst langs de wanden. Al jaren was het wit niet meer wit en liet de conditie van de rasters te wensen over. Zij waren lusteloos geworden, hingen uit hun voegen, hielden hun gezicht niet meer op. Zo werden de plafonds mede verantwoordelijk voor het beeld van een afzakkend museumgebouw. Van Goor monteerde in alle zalen metalen roosterplafonds die nu strak van wand tot wand lopen. Alleen al door deze ingreep, die gepaard ging met onzichtbare, maar geldrovende technische voorzieningen als een nieuwe luchtverversing, lijkt het of je door gloednieuwe ruimtes loopt. Daarbij helpt ook dat het gebouw van alle overtolligheden is ontdaan. Loze wanden zijn verwijderd. In de vide zijn nieuwe doorzichten en onverwachte loges ontstaan. Zo zijn de open, horizontale ruimtes in het hart van het museum in een mooie, theatrale beweging gebracht. Een vierkante versie van het Guggenheim Museum in New York van Frank Lloyd Wright. Het is niet onwaarschijnlijk dat Rietveld het hart van zijn Rijksmuseum Vincent van Gogh in deze zuivere vorm voor ogen heeft gehad.

Ten slotte is er `De Knoop', de verbinding tussen Rietveld en Kurokawa, tussen vierkant en ellips. Terzijde van het restaurant maakte Van Goor een halfrond gat in de rechtlijnigheid en liet daar doorheen twee roltrappen naar beneden lopen. Een ronde, doorzichtige lift pint als een appelboor het hoogteverschil aan elkaar. Het effect is magistraal. Een afdaling met de roltrap brengt de flinterdunne vijver, of `verzonken watertuin' (Kurokawa), langzaam maar zeker in het zicht.

Rietveld was dol op de barok, wegens het licht en de theatrale ruimtes. Met de renovatie van het oude gebouw en met de sculpturale nieuwe vleugel hadden Martien van Goor en Kisho Kurokawa aan Gerrit Rietveld geen grotere dienst kunnen bewijzen.

Het Van Gogh Museum wijdt een retrospectief aan Kurokawa. Hij heeft in Japan onder meer het Nagoya City Art Museum, het Museum voor Moderne kunst in Hiroshima en het Bunraku Theather in Osaka ontworpen. Ook de ontwerpen van het Chinees-Japanse Jeugdcentrum in Peking, de luchthaven van Kuala Lumpur in Maleisië en kantoorgebouwen in onder meer Melbourne, Parijs en Singapore zijn van zijn hand.

NRC Webpagina's
24 JUNI 1999

Museum

Het vernieuwde en uitgebreide Van Gogh Museum is veel groter dan het van buiten lijkt: tweederde van het gebouw ligt onder het maaiveld. De tentoonstellingsruimten zijn over drie verdiepingen verdeeld. De nieuwe vleugel is speciaal bestemd voor tijdelijke exposities; de vaste collectie is in het uit 1973 daterende gebouw ondergebracht. De entree is uitgebreid met een ruime hal, een nieuwe garderobe en toiletten. Ook het restaurant, de winkel en het auditorium zijn verbouwd. Wie het `oude' deel van het Van Gogh Museum verlaat om de nieuwe vleugel te bezoeken, daalt met een roltrap (of een lift) naar de kelderverdieping en passeert de vijver, de `verzonken watertuin' die tussen beide gedeeltes ligt.

Oud- en nieuwbouw vanaf de binnenplaats

Doorkijk naar het nieuwe gebouw

De grote zaal van de nieuwe vleugel

Foto's NRC Handelsblad, Leo van Velzen

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) JUNI 1999