De eerste schreden richting internet
In de schappen van de kiosk staat een halve meter bladen die alleen
dáárover gaan: Internet. Ook kranten en
algemene tijdschriften wijden er tientallen pagina's aan. Het bijna
dertig jaar oude, wereldwijde computernetwerk is
doorgedrongen tot een breed publiek. Naar schatting zestig miljoen
mensen hebben toegang tot het net, waarvan een kwart
miljoen uit Nederland. Het net groeit als kool.
Wat doen al die mensen daar? Grofweg vier dingen: elektronische
post versturen, groepsgewijs met elkaar kletsen of discussiëren,
bepaalde informatie zoeken, of gewoon rondneuzen, ook
netsurfen genoemd. Vooral dat laatste is populair onder nieuwe
en niet-professionele gebruikers: bladeren in de
virtuele kiosk, zappen in cyberspace. De eerste onderzoeken onder
particuliere Internetgebruikers laten zien dat de
tijd die wordt besteed aan het surfen niet zozeer ten koste gaat
van het lezen van boeken of kranten, maar wel
van het kijken naar de televisie.
Wie door alle ophef nieuwsgierig is geworden, moet zelf maar eens een
kijkje
nemen. Daarvoor is een computer nodig, een telefoonaansluiting, een
modem, een abonnement bij een organisatie die
toegang biedt tot Internet _ een access provider _ en enkele
speciale programma's.
Computer
Wie nog geen computer heeft en er nu een wil kopen, hoeft zich geen
zorgen te maken: elke nieuwe computer is geschikt voor
Internet. Technisch gesproken valt er met de meest aftandse pc nog wel
wat te beginnen, maar aan te bevelen is dat
niet. Wie wil meegenieten van fraaie vormgeving en mooie plaatjes moet
een kleurenmonitor hebben en een pc die Windows
draait. Een 386 processor is het absolute minimum, een 486 of Pentium
is prima. Een Apple kan ook, mits die ten minste
een 68030 processor heeft. Vooral bij wat oudere computers kan het
zinvol zijn het werkgeheugen uit te breiden: met
minder dan vier megabyte is er geen beginnen aan en pas met acht gaat
het een beetje vlot. Vroeger was extra geheugen
erg duur, maar dat is voorbij. Met honderd gulden zijn de problemen op
te lossen.
Voorts moet er voldoende ruimte
zijn op de harde schijf voor de speciale Internetprogramma's en
eventueel voor te bewaren teksten en plaatjes. Wie een
kleinere harde schijf heeft dan tachtig megabyte raakt in de knel. Koop
er _ als de computer er plaats voor heeft _ een
tweede harde schijf bij, bijvoorbeeld van ongeveer vijfhonderd megabyte
(zo'n 250 gulden).
Modem
Modems
verschillen vooral in hun maximumsnelheid. De huidige standaard is
28.800 kilobit per seconde. Wie nu een nieuw
exemplaar koopt, hoeft met minder geen genoegen te nemen en het heeft
geen zin extra geld uit te geven voor meer.
Wie een modem heeft met een topsnelheid van 14.400 bits per seconde kan
daar nog mee uit te voeten. Langzamere modems
leveren op het Internet meer ergernis dan plezier op.
Telefoon
Aan het modem zit een snoer met een
stekkertje dat in een telefoonstopcontact past. Wie nog een heel
ouderwetse telefoonaansluiting heeft _ waarvan het
snoer niet los kan _ moet die vervangen door een modern
telefoonstopcontact waarin stekkertjes van telefoons, faxen,
antwoordapparaten en modems passen. Wie denkt dat dat ingewikkeld is,
heeft gelijk. Laat een monteur komen.
Tijdens het Internetten houdt het modem de telefoonlijn bezet.
Men kan dan dus niet bellen en ook niet worden
gebeld. Wie echt de smaak te pakken krijgt, kan een tweede telefoonlijn
overwegen. Dat kost natuurlijk wel extra. Bij
langdurig netsurfen kan de telefoonrekening behoorlijk oplopen. Internet
is niet gratis, in tegenstelling tot wat
sommige mensen denken.
Provider
Zoals auto's op de weg een kenteken hebben, hebben gebruikers van de
elektronische snelweg dat ook. Zo'n kenteken is te verkrijgen bij
zogenoemde toegangsaanbieder. Tegen betaling van
enkele tientjes per maand bieden die organisaties aan particulieren
toegang tot het net.
Nederland telt vele
tientallen toegangsaanbieders, van heel kleine tot zeer grote. De
grootste hebben tienduizenden abonnees. Voor de keuze
aan een aanbieder zijn drie criteria van belang. Het belangrijkste is
dat de aanbieder een inbelnummer heeft dat tegen
lokaal tarief kan worden bereikt. Wie interlokaal moet bellen om te
kunnen netsurfen, is namelijk al snel een fortuin
kwijt aan telefoontikken.
Het tweede criterium is ondersteuning aan gebruikers. Vooral het
installeren van de
benodigde programma's kan ingewikkeld zijn. Wie niet veel van computers
weet, moet dan een beroep kunnen doen op een
telefonische hulpdienst van zijn toegangsaanbieder. Omdat veel mensen
vooral 's avonds Internetten, moet die dienst
dus ook 's avonds bereikbaar zijn. Aanbieders die nieuwe abonnees een
kant en klaar pakket met de benodigde programma's
bieden, hebben een streepje voor.
Het derde criterium is de prijs. Sommige toegangsaanbieders hanteren
een
uurtarief, bij andere kan men onbeperkt surfen voor een vast bedrag,
soms kan men daartussen kiezen. Wie het net een
beetje wil verkennen, moet er de eerste maanden een keer per week een
avondje aan besteden. Tien uur per maand is een
redelijk uitgangspunt voor het vergelijken van prijzen.
Programma's
Wie de benodigde programma's niet van
zijn provider krijgt, moet zelf aan de slag. Dat is geen klusje voor
beginners. Nodig is een speciaal
communicatieprogramma, een programma voor elektronische post en een
programma om op het World Wide Web rond te
neuzen en nieuwsberichten te kunnen lezen. Voor wie het zelf wil
proberen: goede keuzen zijn respectievelijk
Trumpet Winsock, Eudora Light en Netscape. Er bestaan
uitstekende alternatieven, maar beginners doen er
goed aan zich in eerste instantie tot de meest gebruikte programma's te
beperken. Dat vergroot de kans dat een vriend
of collega kan helpen als er iets misgaat.
|