tha of oud-CDA-woordvoerder Frits Wester. Nee, Matthijsse is altijd op de achtergrond, maar altijd in de buurt. En meestal aan de telefoon. Zenuwachtig, druk, met veel gevoel voor humor.
Richard is een hijgend, schichtig hert dat alles opsnuift, zegt oud-staatssecretaris Roel in 't Veld (Onderwijs), die hem in de jaren tachtig, als topambtenaar bij het ministerie van Onderwijs, leerde kennen. ,,Altijd die ene vraag in zijn hoofd: hoe komt de minister hieruit? Richard is een vakman die gaat over overleven.''
Waarom is dat deze keer dan mislukt? ,,Ik kende de feiten niet'', verklaart Matthijsse achteraf. De feiten die Peper in de problemen brachten, hoorden immers bij de oud-burgemeester, niet bij de minister. ,,En zonder kennis van zaken kan ik niets uitrichten.''
Op de ochtend van 28 oktober 1999, toen het Algemeen Dagblad de aanval opende onder de kop 'Peper beticht van misbruik' belde hij meteen Peper, die toen op werkbezoek was in Friesland. Kan ik iets voor je doen, vroeg de voorlichter. Ik red me wel, zei de minister. Maar de woordvoerder heeft niet werkeloos toegezien bij de worsteling van zijn minister. Hij kon altijd nog putten uit zijn rijke instrumentarium om Peper bij te staan. Lekken. ,,Soms een goede manier om een zaak beter voor het voetlicht te brengen.'' Nieuws insteken. ,,Twee keer heb ik, in de jaren tachtig, een minister via de pers met aftreden laten dreigen. Om een beslissing in de ministerraad te beïnvloeden. De journalisten namen dat kritiekloos aan. En de minister kreeg zijn zin.'' Persreizen. ,,Hans Wijers heeft veel krediet verdiend tijdens een persreis naar China. Altijd stond hij voor de meegereisde journalisten klaar. Het kostte hem al zijn nachtrust.''
En hoe ging Matthijsse te werk bij Peper? De beslissing om Pepers declaraties op Internet te zetten ,,was puur mijn idee'', zegt hij. De stukken waren, met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), opgevraagd door Nieuwe Revu. ,,Er was de afspraak dat Revu-journalist Berts de stukken het eerst zou krijgen. Toen ze hem waren gefaxt, hebben wij ze op Internet gezet.'' En dat Berts de stukken kreeg toen de deadline van zijn weekblad net was verstreken, zodat de primeur aan zijn neus voorbijging, was dat een zaak van strategisch straffen? Mathijsse: ,,Daar zat geen kwaadaardigheid in. Ik ben aan het voyeurisme van de pers tegemoetgekomen.''
Matthijsse besprak vervolgens met andere journalisten de mogelijkheid een WOB-verzoek in te dienen om de declaraties van alle ministers te krijgen. NRC Handelsblad besloot dat niet te doen. Diezelfde week verscheen een berichtje over de 'WOB-hype' in het Algemeen Dagblad. In het rijtje kranten die ,,bij alle ministeries een verzoek (hebben) ingediend om de declaraties van de bewindslieden over de afgelopen twee jaar in te zien'', stond ook NRC Handelsblad genoemd. Zo veranderde de kwestie-Peper voor publiek en parlement in een 'bonnetjeshetze'. En hoefde minister Peper zich niet te verantwoorden voor zijn declaraties, maar moesten juist de journalisten dat doen voor hun gewroet en de leden van de oppositie voor hun gehijg.
Hoe het Algemeen Dagblad aan zijn informatie kwam, kan men zich daar niet herinneren. ,,Richard Matthijsse slaagt er in zichzelf onzichtbaar te maken en te houden'', verklaart oud-staatssecretaris Roel in 't Veld. ,,Niemand weet achteraf meer wie wat gezegd heeft.'' Adriaan in 't Groen, als voorlichter Onderwijs in de jaren tachtig naaste collega van Matthijsse, herkende diens hand in deze wending. ,,Ineens werden alle declaraties van alle ministers in één keer naar buiten gebracht, waarbij Peper een keurige middenmoter bleek. Chapeau!''
Maar het was ,,een wanhopige strijd'' die Peper voerde, zegt Matthijsse. Typerend daarvoor is volgens hem de wijze waarop Peper een brief die hijzelf aan de Rotterdamse onderzoekscommissie schreef, liet bezorgen bij NRC Handelsblad. Vervolgens verklaarde Peper tegenover het ANP 'verbijsterd' te zijn dat deze vertrouwelijke brief nu ook al was uitgelekt. ,,Een wanhopige poging'', zegt Matthijsse nu. De betrokken journalisten zwijgen naar journalistiek gebruik over hun bron.
Peper moest opstappen en Matthijsse zit nog steeds in zijn kantoor, vlak bij de ingang van het ministerie. Hij heeft zijn reputatie van survivor opnieuw waargemaakt. Met op zijn conto: vier departementen met ministers als Deetman, Wijers, Peper, Terlouw en Ritzen. Geen voorlichter die hem dat nadoet.
,,Hij is loyaal aan zijn minister, maar hoedt zich ervoor met hen te worden vereenzelvigd'', zegt Jan Willem de Savornin Lohman, tegenwoordig directeur voorlichting op het ministerie van Economische Zaken, waar hij een groot gedeelte van de jaren negentig onder Matthijsse werkte. ,,En die scheiding is heel belangrijk, zo behoud je je geloofwaardigheid, zowel voor je minister, als voor het departement, als voor de journalisten.''
Matthijsse zelf noemt dat zijn 'kameleontische eigenschap'. Over de journalist zegt hij: ,,Ik probeer in zijn huid te kruipen.'' Over de ministers: ,,Ik wil alles van ze weten, ook intieme dingen. Alsof ik me helemaal in hun geest verplaatst.'' De journalist heeft maar twee principes: hij wil een primeur en de primeurs van alle andere journalisten deugen niet. Uitgaande van die principes kan Matthijsse tot op zeker hoogte de publiciteit regisseren. En met de publiciteit de politiek. Voormalig Haags verslaggever van de Volkskrant Mike Ackermans zegt dat hij ,,actief met Richard moest omgaan. Anders zag je primeurs in andere kranten opduiken''. Matthijsse zegt zelf: ,,Haagse journalisten bellen elke dag met de vraag: is er nog iets? Die vasthoudendheid beloon ik. Strategisch.''
,,Als je als voorlichter achter je bureau blijft zitten, persberichten tikken, wordt je ministerie van de aardbodem gevaagd'', zegt Matthijsse, die deze lessen ook heeft doorgegeven aan een nieuwe generatie voorlichters, wier mentor hij was bij het communicatie-opleidingsinstituut Van der Hilst. ,,De aanval is de beste verdediging.''