Na Peper kwam omslag in declaratiecultuur
Door onze redacteur JAN GERRITSEN
ROTTERDAM, 28 OKT. Bij de gemeente Rotterdam is een aantal onderzoeken gaande naar incorrect
of mogelijk frauduleus gedrag door hogere ambtenaren.
Klachten bij het Bureau Integer Handelen van de gemeente Rotterdam vormen
de aanleiding voor een onderzoek dat is ingesteld naar mogelijk frauduleus
handelen door ambtenaren. Eerder dit jaar zijn drie ambtenaren op het stadhuis
geschorst en overgeplaatst wegens sjoemelen met overwerk, drank en sigaretten:
het hoofd faciliteiten, het hoofd van de beveiligingsdienst en het hoofd van
de stadhuiskeuken. Het drietal werd verantwoordelijk gehouden voor het langdurige
gesjoemel.
Hoge ambtenaren zullen in het geval van ernstige feiten op dezelfde manier
worden aangepakt, verzekert gemeentesecretaris Nico van Eck, die ,,buitengewoon
gepikeerd'' is dat ,,de indruk wordt gewekt dat lage mannetjes worden gestraft
en hoge ambtenaren vrijuit gaan''.
Behalve naar misdragingen van ambtenaren is op het Rotterdamse stadhuis
ook een onderzoek gaande naar de 'declaratiecultuur' (het woord is van een
oud-wethouder) die eind jaren tachtig, begin jaren negentig op het stadhuis
zou hebben bestaan toen Bram Peper, de huidige minister van Binnenlandse Zaken,
burgemeester was. Daarmee is de gemeenteraadscommissie voor de rekening belast.
Dit onderzoek heeft een heel ander karakter dan dat naar misdragingen van
ambtenaren op het stadhuis, maar er is een zeker verband: na Pepers vertrek
heeft op het stadhuis een cultuuromslag plaatsgevonden. Sinds de jongste fraudezaak
worden de regels streng toegepast. ,,Soms wordt het bijna onwerkbaar', zegt
Ruud van Middelkoop, de nestor van de gemeenteraad.
Al eens eerder, zeven jaar geleden, was er op het stadhuis sprake van fraude
bij de beveiligingsdienst. Na een onderzoek rapporteerde het hoofd van de
Stafafdeling Managementondersteuning dat zij geen grove nalatigheden had kunnen
vaststellen. Wel was er sprake van normvervaging. Het hoofd van de huishoudelijke
organisatie en het hoofd beveiliging zijn toen uit hun functies gezet.
In de periode 1992-1998 zijn er volgens Van Eck ,,never, nooit niet'' meldingen
binnengekomen over systematische nalatigheden en fraude zoals in de zaak die
begin dit jaar aan het licht kwam. De gemeentelijke accountantsdienst stelde
vast dat medewerkers van de bodedienst, de keuken en de beveiliging op het
stadhuis, in totaal een kleine zestig ambtenaren, in de periode 1998 tot 1
maart 1999 hadden gesjoemeld met sigaretten en drank voor recepties. Leden
van de beveiligingsdienst (zo'n dertig man) declareerden enkele honderden
overuren waarop ze geen recht hadden. Nadat dit gesjoemel was vastgesteld,
bespraken burgemeester Opstelten, korpschef Lutken van de Rotterdamse politie
en hoofdofficier mr. J. de Wit de vraag of aangifte moest worden gedaan en
of de rijksrecherche moest worden ingeschakeld. Besloten werd de gemeentelijke
accountantsdienst (ACR) eerst in te schakelen. Nadat de ACR zijn onderzoek
- over de periode 1998 en de eerste twee maanden van 1999 - had
voltooid, werden drie ambtenaren geschorst en overgeplaatst. Op 26 juli liet
De Wit per brief weten dat ,,de disciplinaire afdoening afdoende is omdat
de strafrechter geen termen zou hebben gevonden om nog een straf op te leggen''.
De ruimhartige cultuur op het stadhuis lijkt te zijn ontstaan tijdens het
burgemeesterschap van Peper, over wiens uitgaven en declaratiegedrag, nadat
de recente fraude was ontdekt, opnieuw tal van geruchten en oude verhalen
de ronde deden. Om hieraan 'eens en voor altijd' een einde te maken, besloot
de Rotterdamse raadscommissie voor de rekening (COR) onlangs tot een diepgaand
onderzoek naar de uitgaven van burgemeester en wethouders in de periode 1986-1999.
Inmiddels is al duidelijk dat het COR-onderzoek snel op bepaalde grenzen
zal stuiten. In 1993 was er al eens een golf van publiciteit over de uitgaven
van het Rotterdamse college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad
liet de zaken zoals ze waren. Bij het aantreden van een nieuw college van
B en W in 1994 zijn de huisregels voor declaraties van 'bestuurlijke uitgaven'
van burgemeester en wethouders aangescherpt. Datzelfde is nog eens gebeurd
in 1998, toen vermelding van de functionele aanleiding voor uitgaven verplicht
werd gesteld. Voordien mocht een bestuurder de functionaliteit van zijn uitgaven
uitsluitend zelf beoordelen. Dat werd beschouwd als een kwestie van vertrouwen.
En al die jaren gaf de raad geen kik - Pepers wil was wet.
Nel van de Pol (VVD), die van 1986 tot 1990 wethouder was, gaf onlangs
een voorbeeld van Pepers ruime opvattingen over functionaliteit van uitgaven
en zijn weigering zich 'door ambtenaren te laten controleren'. Van de Pol
maakte een dienstreis naar het Japanse Kobe, een zusterstad van Rotterdam
en knoopte daar drie dagen vakantie in Hongkong aan vast. De kosten die in
Hongkong maakte, bracht ze in mindering als privé-uitgaven. Van de
Pol: ,,Een uur nadat ik mijn declaratie had ingediend, moest ik bij Peper
komen. Hij liet me alle hoeken van de kamer zien, omdat ik mijn privé-kosten
zelf betaalde. Daarmee schiep ik volgens hem een verkeerd precedent.'' Dit
incident dateert uit de periode '86-'92, toen Peper in ruime mate alcohol
gebruikte, wat regelmatig tot onverkwikkelijk gedrag leidde.
Enkele dagen na Van de Pols verklaring - bevestigd door ex-wethouder
Johan Henderson (PvdA) - kreeg de discussie over de Rotterdamse declaratiecultuur
het karakter van een soap-opera. Pepers echtgenote Neelie Kroes gaf op TV
Rijnmond uitleg: ,,Mijn man riep de wethouder bij zich, omdat hij er zich
van wilde overtuigen of die reis naar Kobe wel zo nodig was''. Deze aanval
op de integriteit van de wethouder, die uiteraard als de beste verdediging
was bedoeld, schoot vele raadsleden in het verkeerde keelgat. De onderste
steen moet nu maar eens boven komen, is inmiddels het motto van de gemeenteraad.