Al in '93 twijfels bij reizen Peper
Door onze redacteuren GEERT VAN ASBECK en TOM-JAN MEEUS
ROTTERDAM, 29 JAN De Rotterdamse raad onderzoekt de declaraties van Peper. Begin jaren negentig
wilde men dat ook, maar alles werd vertrouwelijk afgehandeld.
. De raad is, zegt men, een beetje bezorgd. In de jaarrekening 1991 van
de Bestuursdienst, opgemaakt door gemeentelijke accountants, is aandacht gevraagd
voor de post representatie. De 'bestaande regelgeving' is niet adequaat en
beantwoordt 'niet aan de beoogde doelstellingen'. Zo wordt 'controle bemoeilijkt'.
,,Als specifieke onderwerpen zijn hierbij te noemen: representatiekosten,
dienstreizen (...), gebruik van dienstauto's, declaraties alsmede de bevoorschotting
hierop'', schrijft op 12 februari 1993 de toenmalig voorzitter van de Commissie
onderzoek rekening (COR), het Rotterdamse raadslid F. Ravestein. Zij is thans
Tweede-Kamerlid (D66) en mag niet worden verward met de huidig COR-voorzitter,
M. van Ravesteyn-Kramer (ook D66), die de laatste week over afspraken en procedures
de degens met A. Peper kruiste.
Dat doet haar voorganger F. Ravestein in 1993 niet gauw — tot ergernis
van de accountants en gemeentesecretaris N. van Eck. Door in haar brief de
problemen met de declaraties onder 'Bestuursdienst' te benoemen, kunnen die
evengoed slaan op topambtenaren. Die vallen, net als destijds de leden van
B en W, ook onder de Bestuursdienst.
Maar met de declaraties van topambtenaren is niets aan de hand. Secretaris
N. van Eck verstuurt op 29 maart 1993 een pinnig antwoord aan de toenmalige
COR. Hij licht toe dat één categorie uitgaven van de Bestuursdienst
niet inhoudelijk wordt getoetst. Niet door de accountants, niet door Van Eck:
het betreft de 'representatieve bestedingen' van B en W. Als er een probleem
is, impliceert Van Eck, kan het alleen daar bestaan. Hij zal dat natrekken.
Ook in de openbare jaarrekening 1992 van de Bestuursdienst, op 14 juni
1993, wordt een serie bezorgde opmerkingen gemaakt over reiskosten en andere
declaraties. Acht punten zijn aangestipt, waaronder: ontbreken van geschreven
regels, niet altijd invullen declaratieformulier, afwezigheid onderliggende
bonnen van credit-cardafrekeningen.
Secretaris Van Eck heeft inmiddels een medewerker op de zaak gezet: accountant
R. Vennink. Hij zet in een vertrouwelijke notitie van 1 juli 1993 alles op
een rij. Minstens vier van de acht punten die de accountants in hun openbare
stuk hebben genoemd (zoals niet invullen declaratieformulier, gebrek aan onderliggende
nota's credit card, soms voorschotten als kosten boeken) slaan in feite op
de burgemeester, stelt hij na ,,enig onderzoek'' vast. Maar er was ,,een soort
koudwatervrees'' om dat ook te openbaren.
De kwestie wordt achter gesloten deuren afgehandeld. De declaratieregels
moeten beter en helderder worden, vindt ook Vennink. Hij doet in zijn notitie
(28 pagina's, drie bijlagen) voorstellen. Vooral het punt van buitenlandse
reizen trekt veel aandacht. Vennink herinnert eraan dat al in 1984 een poging
is gedaan daarop 2 miljoen gulden te besparen. Wethouder J. Linthorst stelt
dat jaar voor steeds zo goedkoop mogelijk te reizen. Peper vindt dan al dat
delegatiereizen in principe first class moeten worden geboekt, aldus Vennink.
Dat is in 1993 nog steeds zo. Deze ,,zeer dure 1e klasse reizen (al dan
niet met partner)'', schrijft Vennink, zijn onder geen beding te controleren,
vooral omdat 'protocolaire of sociale redenen' aanschaffing van zo'n ticket
legitimeren. Hij beveelt aan: ,,Er komt een ondubbelzinnige uitspraak over
het 1e klasse vliegen en het al dan niet vergezeld zijn door de partner (geheel
dan wel gedeeltelijk) op kosten van de gemeente.''
Het zal niet zover komen. Op 19 maart 1994 adviseert de COR, opnieuw vertrouwelijk,
dat reizen voortaan alleen volgens het (Rijks)reisbesluit buitenland worden
vergoed, behalve bij ,,gemotiveerde afwijkingen''. Maar als het achter gesloten
deuren op besluitvorming aankomt, 24 maart 1994 in de commissie Algemene Bestuurszaken
(ABZ), dwingt Peper persoonlijk af dat het (Rijks)reisbesluit niet van toepassing
wordt, ,,daar de tarieflijst voor buitenlandse reizen van bestuurders (...)
niet realistisch c.q. toereikend is'', aldus het verslag.
Bij de accountantsdienst gnuift men: de COR is kritisch in algemeen gestelde
brieven die de kool en de geit sparen, maar als het erop aankomt is de wil
van de burgemeester wet.
En het échte probleem dat accountants ervaren blijft intact tot
april 1998: niemand in de gemeente controleert inhoudelijk de declaraties
van B en W. Pas dat jaar worden volledig toetsbare regels opgesteld voor buitenlandse
reizen, pas dan ook wordt een controle ingevoerd die B en W-uitgaven toetst
op rechtmatigheid en doelmatigheid. En nog later, najaar 1999, besluit COR
te onderzoeken of de uitgaven ook vóór 1999 recht- en doelmatig
waren. Peper is dan een jaar weg, de 'affaire-Peper' ontstaat.