Pleitnota departement cruciaal in zaak-Peper
Door onze redacteuren GEERT VAN ASBECK en TOM-JAN MEEUS
ROTTERDAM, 12 FEBR. De Rotterdamse commissie die de declaraties onderzoekt van oud-burgemeester
A. Peper is op zoek naar documenten waarin het ministerie van Binnenlandse
Zaken betoogt dat onjuiste declaraties van ,,enkele duizenden guldens'' door
een burgemeester moeten leiden tot oneervol ontslag.
De documenten zijn door ambtenaren van Binnenlandse Zaken, waarvan Peper
thans minister is, als pleitnota ingebracht in rechtszaken over het ontslag
in 1992 van de burgemeester van Goes, T.R. Seinstra. In de pleitnota's verdedigden
de ambtenaren namens de oud-ministers I. Dales en haar opvolger H. Dijkstal
in 1993 en 1995 met succes dat wegens ,,de bijzondere positie van de burgemeester''
onjuiste declaraties van enkele duizenden guldens in drie jaar oneervol ontslag
rechtvaardigen.
De belangstelling van de Rotterdamse onderzoekscommissie voor de pleitnota's
in de zaak-Seinstra komt voort uit de behoefte een maatstaf aan te leggen
voor de beoordeling van de declaraties van Peper. In het Rotterdamse stadhuis
wordt er vanuit gegaan dat de onjuiste declaraties van Peper de door Binnenlandse
Zaken aangelegde maatstaf in de zaak-Seinstra ruim overschrijden.
De commissie kan pas over de pleitnota's beschikken na goedkeuring door
Binnenlandse Zaken. Het ministerie mag de stukken, in het bezit van deze krant,
pas vrijgeven na instemming van de ambtenaren die ze uitspraken. Woordvoerders
van Binnenlandse Zaken en de commissie konden gisteren niet zeggen waarom
de commissie de stukken nog niet heeft.
Arbeidsrechtdeskundigen en de advocaat van Seinstra beamen dat de zaak-Seinstra
een ,,ijkpunt'' is bij de beoordeling van burgemeesters die onjuiste declaraties
hebben ingediend. Seinstra is de enige ontslagen burgemeester sinds de oorlog
die tot en met de hoogste gerechtelijke instantie, de Centrale Raad van Beroep
in Utrecht, tegen zijn ontslag procedeerde.
Hij betoogde voor de rechters dat hij zijn onjuiste declaraties onopzettelijk
had ingediend. Ook meende hij dat de omvang van de onjuiste rekeningen (ten
hoogste 3.900 gulden in drie jaar) niet in verhouding stond tot de sanctie
van oneervol ontslag.
Dit verweer van Seinstra werd door ambtenaren van Binnenlandse Zaken (onder
wie een van Pepers huidige hoge ambtenaren, E.M. Veldstra), voor de rechtbank
met kracht bestreden. Tot en met de Centrale Raad van Beroep werd Binnenlandse
Zaken in het gelijk gesteld. Hoogleraar arbeidsrecht P. van der Heijden (Amsterdam)
en de advocaat van Seinstra, H. Petten (die veelvuldig optreedt in ambtelijke
arbeidsgeschillen) zeggen dat het ministerie in de kwestie-Peper gebonden
is aan de inzake Seinstra aangelegde maatstaf.