Gijzelaars veilig terug in Jakarta
JAKARTA, 17 MEI. Het Indonesische leger heeft vanmorgen de negen
gijzelaars die ruim vier maanden gevangenschap in het binnenland van
Irian Jaya en de militaire bevrijdingsactie van woensdag hebben
overleefd overgedragen aan vertegenwoordigers van hun regeringen. De
ceremonie had plaats in een hospitaal in Jakarta. Onder de negen zijn de
Nederlanders Mark van der Wal (35), staflid van het Wereld Natuurfonds,
en zijn vriendin, de hoogzwangere Martha Klein (32), medewerkster van
UNESCO.
Alle negen zijn in goede gezondheid, maar toonden zich diep
verslagen door de gewelddadige dood van hun Indonesische medegijzelaars,
de biologen Navy Panekenan en Yosias Lasamahu. Die zijn volgens het
leger met kapmessen omgebracht door hun ontvoerders, leden van een
strijdgroep van de Organisatie Vrij Papoea (OPM). De twee zijn
vanmiddag, in aanwezigheid van de andere ex-gijzelaars, in Jakarta
begraven.
Woensdag, even na twaalven in de middag, Oostindonesische tijd, raakten
de honderd Indonesische commando's die de OPM'ers en hun elf gijzelaars
sinds vorige week met honden en helikopters najoegen in gevecht met de
ontvoerders. Daarbij zijn, volgens generaal Soeyono, acht rebellen
omgekomen. In eerste instantie werden acht gijzelaars, onder wie Klein
en Van der Wal, ontzet. Enige uren later troffen de commando's de Britse
biologe Anna McIvor aan, die getuige zou zijn geweest van de moord op
Navy en Yosias. Hun lichamen werden gisterochtend aangetroffen door
zoekende militairen. Kelly Kwalik, de commandant van het OPM-legertje in
het Centrale Bergland, zou nog voortvluchtig zijn.
Gezien de slechte weersomstandigheden in het bergland konden de
ex-gijzelaars niet meteen via de lucht worden afgevoerd, zodat zij nog
één nacht moesten doorbrengen in het bos. Gistermiddag
werden ze via Timika, een stadje in het zuiden van Irian, naar Jakarta
overgevlogen. Tijdens de vliegreis naar Jakarta werden ze vergezeld door
brigade-generaal Prabowo Subianto, commandant van het Korps Bijzondere
Troepen, die ruim vier maanden vasthield aan een onderhandelingsscenario
en vorige week, na de mislukte bemiddelingspoging van het Rode Kruis, de
opdracht kreeg om de gijzelaars met militaire middelen te bevrijden.
Steen in het stille water van Irian
JAKARTA, 17 MEI. Ruim achttien lange weken in het dicht beboste,
moeilijk begaanbare hoogland van Irian Jaya moeten sporen hebben
nagelaten bij de negen overlevende gijzelaars. De twee Jakartanen die de
beproeving hebben overleefd, beiden leden van de hoofdstedelijke
Biological Science Club, bleken gisteren het meest verzwakt. Adinda
Saraswati en Jualita Tanasale verschenen vanmorgen tijdens het
overdrachtsritueel in het militaire hospitaal Gatot Subroto in een
rolstoel. Martha Klein en Mark van der Wal, volgens vrienden getrainde
woudlopers, oogden sterk, maar aangeslagen.
Nauwelijks bekomen van hun gevangenschap, aanvankelijk in het
gehucht Mapnduma, daarna heel lang in een grot vlakbij het dorpje
Geselama, een paar zware dagmarsen, en met de sidderingen van vijf dagen
militaire klopjacht nog in de benen, stonden ze vanmiddag aan het graf
van twee dode vrienden. Navy Panekenan en Yosias Lasamahu,
collega-wetenschappers, die het gelag hebben betaald. Als we de
legerversie mogen geloven, zijn deze twee - de enige mannelijke,
niet-Irianese Indonesiërs onder de gijzelaars - in de allerlaatste
fase van het gijzeldrama door hun ontvoerders met de parang, een soort
kapmes, afgemaakt.
De actie heeft niet alleen bij de hoofdrolspelers van het drama sporen
nagelaten. De ontvoering op 8 januari van 26 mensen, onder wie dertien
natuurvorsers uit Indonesië, Groot-Brittannië, Nederland en
Duitsland, bleek vanuit media-oogpunt een steen in het ogenschijnlijk zo
stille water van Irian Jaya. Daniel Yudas Kogoya, een Nduga-Papoea uit
het hoogland en plaatselijke commandant van de Organisatie Vrij Papoea
(OPM), die de ontvoering begon, heeft wereldnieuws gemaakt.
Het is heel goed mogelijk dat de Amungme-Papoea Kelly Kwalik, hoogste
commandant van het OPM-legertje in het centrale bergland, betrokken was
bij de voorbereidingen van de actie. Hij is al jaren verwikkeld in een
uitzichtloze krachtmeting met het Indonesische leger en met de
Amerikaanse kopergigant Freeport, die de 'verblijfplaats' van zijn
voorouders afgraaft. Het is ook denkbaar dat hij zich het mediamieke
potentieel van dit avontuur pas later realiseerde en toen de politieke
teugels in handen nam.
Na enkele bemiddelingspogingen van protestantse en katholieke
geestelijken uit Irian, met toestemming van het Indonesische leger, leek
op 23 januari een doorbraak bereikt. Adriaan Van der Bijl, een dominee
van Nederlandse afkomst, die al dertig jaar zielzorger is onder de
Nduga, had via de radio van de zending Kogoya voor het blok gezet. De
volgende dag zouden zendingshelikopters invliegen om de gijzelaars op te
halen. Kogoya had zich eerder bereid getoond zijn gevangenen in een
traditionele ceremonie over te dragen aan vertegenwoordigers van
Nederland en Groot-Brittannië. Een Duitse gijzelaar, de geograaf
Frank Momberg, had hij al op 15 januari laten vertrekken.
Op 24 januari ging het aldus ontwikkelde momentum echter verloren. Die
ochtend stond niet Kogoya aan de radio, maar een andere OPM-strijder,
met een schriftelijke boodschap van Kelly Kwalik, die zich tot dat
moment had schuil gehouden. “Wij, bevelhebber Kelly Kwalik”, las diens
adjudant in het Indonesisch voor, “willen op donderdag 25 januari
beraadslagen in Mapnduma met bisschop H.F.M. Münninghoff van
Jayapura.” Van der Bijl zei alleen akkoord te gaan als alle gijzelaars
zouden klaarstaan. “Eerst beraadslagen”, was het antwoord.
Op 25 januari verscheen Kelly Kwalik in Mapnduma voor de bisschop, die
hem ooit les gaf aan het seminarie van Jayapura maar zijn ex-leerling
niet meer herkende. Kwalik zei niet van zins te zijn deze troefkaart -
liefst zes buitenlandse gevangenen - uit handen te geven en stelde
opnieuw de doelstellingen van de OPM aan de orde: zelfbeschikkingsrecht
voor de Papoea-bevolking van Irian Jaya, herstel van traditionele
landrechten, beëindiging van de milieuvervuiling als gevolg van de
koperwinning door Freeport en respectering van de mensenrechten der
Papoea's.
Het deed de bisschop denken aan de redevoering van Kogoya, tijdens hun
eerste ontmoeting op maandag 15 januari, en hij kreeg het gevoel terug
bij af te zijn. Na deze vergeefse bijeenkomst verdween Kwalik weer uit
beeld en Daniel dwong zijn gevangenen tot een zware mars van enkele
dagen naar het westen. In de buurt van Geselama, op de grens tussen de
traditionele gronden van Kogoya's Nduga-volk en Kwaliks Amungme, werden
ze ondergebracht in een grot.
Begin februari gaf de legertop het Internationale Rode Kruis (ICRC), via
diens vertegenwoordiger in Indonesië Henri Fournier, toestemming om
de bemiddelingsdraad weer op te pakken. Fournier en zijn staf legden via
per helikopter verspreide brieven contact met de ontvoerders. Na enkele
weken mocht dr. Mayer van het ICRC de gevangenen bezoeken.
Kwalik en de zijnen hebben het Rode Kruis maanden aan het lijntje
gehouden. Eerst zei Kwalik alleen akkoord te gaan met vrijlating na
consultaties met zijn 'politieke leider', de zelfbenoemde OPM-voorzitter
Mozes Weror, die als balling leeft in het buurland Papoea Nieuw Guinea
(PNG). Fournier c.s. togen naar de hoofdstad Port Moresby, waar zij een
onderhoud hadden met Weror. Die gaf hen een brief mee voor Kwalik en
Kogoya, waarin hij hun gelastte de gevangenen in vrijheid te stellen.
Dat de OPM een effectieve commandostructuur mist, bleek toen de
adressanten het schrijven naast zich neerlegden. Begin vorige week
zeiden zij - opnieuw - in te stemmen met een ceremoniële overdracht
op woensdag 8 mei, een datum die Fournier had bedacht, omdat dan het
Rode Kruis zijn verjaardag viert. Er was voor varkens gezorgd, Rode
Kruismedewerkers uit Nederland en Engeland verschenen in Geselama en het
vlees werd verorberd. De gijzelaars stonden klaar voor vertrek en toen
gooide Kwalik opnieuw roet in het eten. Hij las een
onafhankelijkheidsverklaring voor en riep een 'Vrij Papoea' uit,
voorlopig alleen voor zijn operatiegebied in het bergland, met Kwalik
zelf als staatshoofd. Om Kogoya aan zich te binden, benoemde hij hem tot
vice-president. De gijzelaars stonden aangetreden voor vertrek, maar
zagen de helikopters leeg vertrekken.
Toen vond het Indonesische leger het welletjes. De militairen hadden
nooit eerder zoveel geduld betracht met rebellen. De 'speciale militaire
operatie ter bevrijding van de elf gijzelaars', heet het nu officieel,
is vorige week donderdag, 9 mei, ingezet. Toen gaf de chef-staf van de
strijdkrachten, generaal Feisal Tanjung, de order aan de commandant van
de speciale troepen, brigade-generaal Prabowo Subianto, een schoonzoon
van president Soeharto. Tot dat moment was Prabowo de belangrijkste
militaire pleitbezorger geweest van de 'overredingsaanpak'. Na een
aanvankelijk echec - bij een verrassingsaanval met helikopters op
Geselama bleek het gehucht verlaten - werden woensdagmiddag negen van de
elf gijzelaars ontzet. Acht rebellen en twee gijzelaars vonden de dood
en Kelly Kwalik bleek verdwenen.