Reformasi verbreekt bange stilte van de
Ngalum
Heel langzaam dringt de
reformasi in Indonesië ook door tot de verre, afgelegen
bergstreken van Papoea. 'De mensen hier durven nu openlijker te
praten.'
Door onze correspondent DIRK VLASBLOM
|
|
ABMISIBIL, 21 SEPT. De Cessna lijkt in het onmetelijke ochtendblauw
boven de bergen een kano op volle zee. Het eenmotorige
propellervliegtuigje klimt langzaam naar drieduizend meter en de vier
inzittenden hebben een adembenemend uitzicht over de steile kammen en
diepe dalen van het oostelijke bergland van Papoea. Aan de
zuidwestelijke horizon worden de zonnestralen weerkaatst door een
smalle witte streep. Piloot Henny roept over het motorgeronk heen: "Er
ligt veel meer sneeuw op de Juliana dan anders." Henny vliegt al 30
jaar voor de Association for Missionary Aviation (AMA) en hecht
nog aan de oude namen. De besneeuwde reus van 4.700 meter, schuin voor
ons, heet sinds Indonesiërs hier de dienst uitmaken niet langer
Julianatop maar Mandalapiek, naar het legercommando dat aan het begin
van de jaren zestig infiltraties uitvoerde in Nederlands Nieuw-Guinea.
Tot de eerste blanken aan het eind van de jaren vijftig voet zetten in
het Sterrengebergte - een oostelijke uitloper van het Centrale
Bergland, tegen de grens met Papoea Nieuw Guinea - had de berg een
andere naam: Aplim Apom. Volgens de mythen van de Ngalum, een bergvolk
dat sinds mensenheugenis de rivierdalen tegen de grens met Papoea Nieuw
Guinea bewoont, is deze witte top de geboorteplaats van de eerste mens.
We dalen, een minuut of tien koerst het vliegtuigje tussen beboste
hellingen en boven kolkende bergstromen. Een zwenking naar links en
voor ons ligt, in een dalkom, een groene landingsstrip. Als de wielen
de grond raken - we zijn op 1.800 meter hoogte - danst de Cessna over
de grasbaan in de richting van een houten poort. Die is door het
plaatselijke garnizoen versierd met militaire wapenspreuken en de tekst:
'Infanteriebataljon 712 heet u welkom in het district Okbibab.' 'Ok' is
Ngalum en betekent 'water'; het district omvat de dalen van de rivieren
Bi en Bab en de stroompjes die hen voeden. We zij geland in de
districtshoofdplaats Abmisibil, een grote nederzetting van Ngalum. De
bevolking is uitgelopen, want de komst van het AMA-vliegtuigje is
hét verzetje van de dag. De drie passagiers, twee Franciscaanse
broeders en de verslaggever, worden verwelkomd door pater Barnabas, de
Javaanse pastor van Abmisibil. Ngalummannen brengen de knokkelgroet,
gebruikelijk onder Bergpapoea's. Ze nemen de uitgestoken, gekromde
wijsvinger van de gast tussen wijs- en middelvinger, waarna beiden de
hand met een korte ruk terugtrekken, wat een klikkend geluid maakt. In
1961 stichtte de Franciscaan Sibbele Hylkema de 'missiestatie'
Abmisibil. Zijn komst was voor de Ngalum in deze noordelijke dalen van
het Sterrengebergte de eerste kennismaking met de buitenwereld. De meest
nabijeNederlandse bestuursambtenaar zat sinds 1959 in Oksibil, aan de
zuidzijde van de grote waterscheiding, een paar dagen lopen. Onder
leiding van Hylkema werd in Ambisimil een landingsstrip uit het rotsige
terrein gehakt, met toestemming van het Nederlandse gouvernement. De
Directie Verkeer en Energie in Hollandia (nu Jayapura) liet de kerk
weten dat "het geschikt maken van terreinen in onbestuurd gebied geheel
op risico van de Missie (geschiedt). Het Gouvernement behoudt zich het
recht voor om zo nodig op later datum deze landingsterreinen over te
nemen." Dat is nooit gebeurd, want op 1 oktober 1962 verlieten alle
Nederlandse bestuursambtenaren westelijk Nieuw-Guinea. Na zeven maanden
tussenbestuur van de Verenigde naties, op 1 mei 1963, werd het gebied
overgedragen aan Indonesië. De missie bleef, ook na de overdracht.
Het duurde overigens tot 1965 voordat de eerste Indonesiërs zich
lieten zien in Abmisibil. In september van dat jaar rustte het leger
een expeditie uit naar het Sterrengebergte en in december meldde zich
de eerste bestuursambtenaar bij pater Hylkema met een verzoek om
woonruimte. Het Vicariaat in (toen nog) Sukarnapura liet Hylkema weten
dit " een rare figuur" te vinden: "Wij kunnen moeilijk een huis voor het
Bestuur gaan bouwen en daarvan ook nog de kosten dragen."
De Ngalum, die de wereld buiten hun bergen alleen kenden via de paters
en onderwijzers van de missie, maakten nu kennis met de ambtenaren en
soldaten van de Republiek Indonesië. De ambtenaren bonden de
strijd aan met 'naaktloperij' en 'analfabetisme' en hun arrogantie
jegens 'de primitieven' stuitte op weerstand onder de Bergpapoea's. Een
aantal jonge Ngalum kon via de missie verder leren in Jayapura, zoals
de provinciehoofdstad in de jaren zeventig ging heten. Daar maakten zij
kennis met de politieke denkbeelden van de ondergrondse Beweging voor
een Vrij West-Papoea (OPM), die in de bergen en bossen een
kleinschalige guerrilla voerden tegen Indonesië. In het
Sterrengebergte sloten enkelingen zich aan bij het verzet.
In de ruim dertig jaren die volgden, raakten de Ngalum bekneld tussen
twee vuren. Strijdgroepjes van de OPM, die opereerden vanuit veilige
bases in het naburige Papoea Nieuw-Guinea, dwongen dorpelingen hen te
voeden. Het Indonesische leger verdacht iedere dorpsbewoner van OPM-
sympathieën en terroriseerde de bergkampongs. De Ngalum verloren
de greep op hun bestaan en werden bang en zwijgzaam.
Die bange stilte werd dit jaar voor het eerst doorbroken. Een enkele
Ngalum-onderwijzer woonde in februari het Groot Papoea-Beraad bij in
Sentani, aan de noordkust. Gebruikmakend van de politieke opening die
ontstond na de val van president Soeharto, bespraken delegaties uit
heel Papoea (de nieuwe naam die president Wahid vorig jaar aan de
provincie gaf) hun vaak bittere ervaringen onder Indonesisch bestuur.
David, een onderwijzer uit Abmisibil: "Sindsdien durven de mensen hier
openlijker te praten over hun grieven." Dat de reformasi ook is
doorgedrongen in deze afgelegen bergen blijkt uit de komst van de twee
Franciscanen. Broeder Theo van den Broek, een 'Leidse' socioloog die al
25 jaar in Papoea werkt en de Indonesische nationaliteit heeft, leidt
het Secretariaat voor Gerechtigheid en Vrede van het bisdom Jayapura.
Hij verzorgt samen met een Javaanse confrater trainingen voor
gemeenschapsleiders in afgelegen streken van Papoea over de universele
rechten van de mens. Hij spreekt eerst voor de voltallige parochie in
de 'Ster van het Oosten', de fraaie, geheel uit hout opgetrokken kerk
van Abmisibil. In het Indonesisch; vooral de vrouwelijke helft van zijn
gehoor is aangewezen op de Ngalum-vertaling van David. De Franciscaan
belicht de overeenkomsten en verschillen tussen de rechten van de mens
en de adat (gewoonterecht) van de Ngalum. Dat laatste "regelde
een harmonisch samenleven voordat jullie wereld rond 1960 openging. De
adat blijft belangrijk, maar geeft niet langer antwoord op alle vragen,
omdat in de omgang met anderen in de veel groter geworden wereld nieuwe
regels gelden". Van den Broek geeft voorbeelden van mensenrechten ('de
nieuwe adat'): "Recht op onderwijs voor jullie kinderen, het recht om
niet te worden lastig gevallen door leger en politie, maar ook gelijke
rechten voor man en vrouw." Het laatste spreekt de mannen in de kerk
zichtbaar minder aan. De broeders brengen een beleefdheidsbezoekje aan
het zes man sterke militaire garnizoen, geleid door een Javaanse
sergeant, dat zich, net als de politieman uit Sumatra, tijdens de
cursus op de achtergrond houdt. In de beslotenheid van de
trainingsgroep wordt echter duidelijk dat nog niet alles pais en vrij is
in Abmisibil. De militairen vergrijpen zich nog steeds aan
Ngalumvrouwen, willekeurige aanhoudingen op verdenking van 'steun aan
de OPM' zijn niet opgehouden en het plaatselijk bestuur bekommert zich
nauwelijks om het welzijn van de Ngalum. Toch is er iets veranderd.
Achter de kerk staat het kantoor van de camat (districtshoofd)
van Okbibab. De toegang tot het bordesje en de voordeur zijn met ruwe
planken dichtgetimmerd en de camat - een Javaan - huist al weken
in Wamena, de hoofdstad van het regentschap Centraal Bergland, enkele
weken lopen van Abmisibil. In de grootste krant van Papoea had hij
gemeld dat er vluchtelingen, ooit uitgeweken naar Papoea Nieuw Guinea,
waren neergestreken in Abmisibil: 28 man en hun families. Er bestaat
een fonds waaruit de opvang van dergelijke remigranten wordt betaald en
de bestuursambtenaar deed hier een beroep op. De 'remigranten' waren
echter nooit verschenen en enkele mannen uit Abmisibil deden, na lezing
van het interview, het kantoor van de camat op slot. Waarom? ,
,Wij hebben rechten, vader, en deze man vult zijn eigen zak."