De Morgenster wappert
JAYAPURA, 29 FEBR. Indonesië's oostelijke provincie Papoea wil haar vrijheid terug. Verslag
van een historische eerste stap: het Groot Papoeaberaad.
Sentani Indah, een luxe hotel aan de voet van het Cycloopgebergte, een
half uur rijden van de provinciehoofdstad Jayapura, is hermetisch afgesloten.
Wie het gebouw wil betreden, moet langs een cordon van tientallen in het zwart
gestoken jongeren, leden van de Papoea-ordedienst. Hun T-shirts zijn bedrukt
met de Bintang Kejora (Morgenster), de vlag van Papoea.
Wanneer een auto het parkeerterrein voor het hotel oprijdt, brengen de
mannen in het zwart een stramme groet, de rechter onderarm horizontaal gestrekt
voor het middenrif. Deze ordedienst, de sterke, maar ongewapende arm van de
volksbeweging voor een vrij Papoea, heeft afdelingen in heel de provincie
en telt al 15.000 leden. Hier in Sentani zorgen zij dat 'provocateurs' geen
kans krijgen tot verstoring van de Musyawarah Besar Papua (Groot Papoeaberaad)
2000, een bijeenkomst zonder precedent van 300 Papoea-activisten.
Het Groot Papoeaberaad werd afgelopen zaterdag gehouden en is een eerste
historische stap van Indonesië's meest oostelijke provincie Papoea (tot
voor kort Irian Jaya genoemd) om de in de jaren zestig aan Indonesië
'verkwanselde' vrijheid te herwinnen. De besloten bijeenkomst is omgeven met
dubbelzinnigheid. Volgens leger en politie is geen vergunning afgegeven, maar
de deelnemers wordt geen strobreed in de weg gelegd. De (waarnemend) gouverneur,
de militaire commandant en de politiechef van Papoea (voorheen Irian Jaya)
zijn uitgenodigd voor de opening, maar laten met uiteenlopende smoezen verstek
gaan. Een forse Papoea-agent in het bruine uniform van de Indonesische politie
bij de ingang is de enige zichtbare vertegenwoordiger van het centrale gezag.
De balzaal van Sentani Indah is versierd met vele Morgensterren, maar voor
het hotel wapperen drie roodwitte vlaggen van de Republiek Indonesië.
De deelnemers zijn uit alle windstreken naar het stadje Sentani gekomen
op uitnodiging van het organisatiecomité. Dat telt vooraanstaande Papoea's:
wetenschappers, leiders van niet-gouvernementele organisaties en de vice-voorzitter
van de provinciale protestantse synode.
Uit alle dertien regentschappen van Papoea zijn delegaties aanwezig. Traditionele
leiders - de oude mannen met grijze baarden en wandelstokken -
studenten, vrouwen, voormalige politieke gevangenen, leraren en een enkele
ondernemer- het kader van emanciperend Papoea. Aan het beraad nemen ook oudgedienden
deel van de Organisatie Vrij Papoea, zowel guerrillastrijders uit het bos
als naar het buurland Papoea Nieuw Guinea uitgeweken activisten.
Vervolg Papoea: Pagina 4
PAPOEA
Vervolg van pagina 1
Onder de ballingen - vervolgstuk - zijn Willem Zonggonao, die in 1969
uit de gevangenis van Jayapura ontsnapte, en Mozes Weror, de zelfbenoemde
bevelhebber van het OPM-legertje die al jaren in Port Moresby woont. Zij hebben
voor het eerst toestemming op eigen bodem te vergaderen met het thuisfront.
Sinds Nederland het westelijke deel van Nieuw Guinea in 1963 via een kort
tussenbestuur van de VN overdroeg aan Indonesië was de naam Papoea taboe.
De nieuwe provincie werd Irian Jaya gedoopt en de bewoners golden niet
langer als Papoea's, maar als Indonesiërs. Op 31 december 1999 werd dit
taboe opgeheven. President Abdurrahman Wahid verklaarde tijdens een kort bezoek
aan Jayapura dat 's lands oostelijkste provincie voortaan Papoea heet. Dit
was een concessie aan de aspiraties van het Papoeavolk, maar geen genoegdoening
voor 37 jaar repressie. De Papoea's zijn onder de Nieuwe Orde, het autoritaire
bewind van oud-president Soeharto, bevoogd en werden om hun pro-Nederlandse
en anti-Indonesische verleden gewantrouwd. Zij zagen hun tuinen en jachtgronden
onteigend door volksverhuizers uit andere delen van Indonesië en door
mammoetbedrijven, zoals de koper- en goudmijn van het Amerikaanse Freeport
MacMoran in het Centrale Bergland. Wie protesteerde - jong of oud, man
of vrouw - werd uitgemaakt voor 'separatist' en 'OPM-rebel', werd gevangen
gezet, mishandeld of vermoord. Het volk van Papoea is diep gekwetst en associeert
de staat Indonesië intussen met militair geweld, roof van zijn bodemschatten
en minachting voor zijn cultuur. Die gekwetstheid komt tot uitdrukking in
de strijdkreet 'Merdeka' (vrijheid, onafhankelijkheid), die sinds de val van
Soeharto steeds luider klinkt. Want de maat is vol, men wenst niet langer
in eigen land gekoeioneerd te worden.
Het Grote Papoeaberaad opent met gebed - verreweg de meeste Papoea's
zijn christen - en gezang. De zaal heft Hai Tanahku Papua ('O mijn land
Papoea') aan, een hymne die in 1923 werd gecomponeerd door de zendeling Kijne.
Het lied werd tijdens het laatste jaar van Nederlands bestuur (1961-1962)
bij officiële gelegenheden gezongen na het Wilhelmus en geldt hier inmiddels
als volkslied.
Thoha Al Hamid, een islamitische Papoea en lid van het organisatiecomité,
vertelt in de wandelgangen wat de bedoeling is: ,,Dit is een beraadslaging,
geen besluitvormende vergadering. Ons volk heeft tientallen jaren niet vrij
kunnen praten over al het leed dat het is aangedaan. De genodigden staan bekend
als gemotiveerde behartigers van het Papoeabelang. Hier kunnen ze vrijuit
hun aspiraties kenbaar maken en het kader voor een nieuwe organisatie kiezen.
Wat hier wordt besproken, vormt het materiaal voor een congres in april.''
Drie commissies buigen zich over de hoofdthema's: rechtzetting van de geschiedenis,
een politieke agenda en consolidering van de organisatie. De discussies over
de conclusies zijn verhit en soms chaotisch, een uiting van jarenlang opgekropte
emoties. De gespreksstof van commissie 1 is complex, want historisch valt
er na ruim 37 jaar heel wat recht te zetten. In de schoolboekjes staat dat
de Nederlandse kolonialisten Nieuw Guinea niet wilden opgeven, maar in 1962
onder druk van Indonesië, republikeinse Papoea's en de internationale
gemeenschap zwichtten: 'Irian' ,,keerde terug in de moederschoot van de republiek''.
Nederland hield Nieuw Guinea tijdens de Rondetafelconferentie in 1949 buiten
de soevereiniteitsoverdracht met een beroep op het 'zelfbeschikkingsrecht'
van de Papoea's en beloofde hun onafhankelijkheid. Het Nederlandse bestuur
leidde daartoe in de jaren vijftig bestuurlijk kader op, installeerde in april
1961 een Nieuw Guinea Raad, die grotendeels (23 van de 28 leden) uit Papoea's
bestond, en liet op 1 december 1961 in Hollandia (Jayapura) naast het rood-wit-blauw
de Morgenster hijsen. Die datum markeert slechts de eerste stap naar zelfbestuur,
maar volgens de meeste deelnemers aan het beraad in Sentani werd 'West-Papoea'
toen onafhankelijk. Een bejaarde historicus grijpt de microfoon en noemt dat
een 'mythe', omdat ,,de onafhankelijkheid nooit is geproclameerd'', maar de
zaal is ziedend. Op 1 december 1961 waren de Papoea's 'vrij' en Nederland
heeft hen vervolgens verkwanseld aan Indonesië. Punt uit.
In het verdrag van New York dat Nederland op 15 augustus 1962 onder zware
Amerikaanse en VN-druk met Jakarta sloot, staat dat Nieuw Guinea zal worden
overgedragen aan Indonesië, maar dat die overdracht moet worden gevolgd
door een 'volksraadpleging' onder de Papoea's. Die werd in juli 1969 onder
toezicht van de VN gehouden, maar werd beperkt tot slechts 1.025 geselecteerde
notabelen (Irian Jaya telde toen 800.000 inwoners), die, geïsoleerd en
onder zware druk gezet, unaniem kozen voor aansluiting bij Indonesië.
Commissie 1 concludeert dat deze gang van zaken een schending was van het
verdrag van New York, dat aan alle volwassen Papoea's een stem beloofde. De
stemming vormde dus geen rechtsgeldige basis voor de inlijving bij Indonesië.
Het plenum stemt hiermee in en neemt zich voor om een en ander aan te kaarten
bij het Indonesische Volkscongres, Nederland - dat zich destijds neerlegde
bij de uitslag - en de VN.
Het verslag van commissie 2, die zich heeft gebogen over de politieke agenda,
is explosief. De commissieleden wensen voor 1 mei een 'overgangsregering'
te vormen. In het plenaire debat trotseren intellectuelen, onder wie een Papoealid
van het nationale parlement, de emotionele zaal; zij manen tot voorzichtigheid.
Dit voornemen kan door de autoriteiten worden uitgelegd als subversie en aanleiding
zijn voor keiharde maatregelen. ,,Er zijn al genoeg slachtoffers gevallen'',
betogen zij. Daarop besluit de voorzitter deze kwestie over te laten aan het
nog te kiezen presidium en is de angel voorlopig verwijderd. Het slotcommuniqué
rept van ,,onze wens ons los te maken van Indonesië''; dit dient te worden
nagestreefd ,,langs vreedzame, democratische weg en dialoog''.
De vergadering mondt uit in de verkiezing van een 'raad' die bestaat uit
140 vertegenwoordigers van de dertien regentschappen en dertig Papoea's in
de emigratie. Vervolgens kiest het beraad een presidium van achttien personen,
twee leden namens elk van de negen zogenoemde 'zuilen': politici, traditionele
leiders, religieuze voorgangers, gewezen politieke gevangenen, beoefenaars
van vrije beroepen, studenten, jongeren, vrouwen en 'historische leiders'
- de senioren van de beweging. De ordedienst en het OPM-leger blijven
buiten deze nieuwe structuur, want ,,zij dienen neutraal te blijven''. Een
lid van commissie 3 (consolidatie) zegt onder vier ogen dat ,,we in de geest
allen OPM'ers zijn'' en dat ,,het lidmaatschap van personen die het leger
beschouwt als 'terroristen' (OPM-soldaten, red.) kan leiden tot een verbod
of erger''.
Het presidium kiest ten slotte uit zijn midden een dagelijks bestuur, met
Theys Hiyo Eluay en Thomas Beanal als voorzitters. Theys en Tom belichamen
het dualisme in de Papoeabeweging. De flamboyante Eluay, een Sentani-Papoea
van de noordkust met grijze manen en dito sik, heeft zichzelf na de val van
Soeharto opgeworpen als de 'leider der Papoea's', maar dat zint niet iedereen.
Ouderen weten te vertellen dat Theys een 'rood-wit' verleden heeft en in 1963
het Indonesische leger hielp bij het oppakken van ijveraars voor onafhankelijkheid;
dat hij een vooraanstaande rol speelde bij het 'beraad' van 1.025 dat in 1969
voor Indonesië koos en zijn positie als 'adat-oudste' te danken heeft
aan de regering. Menigeen vertrouwt hem niet en verwijt hem goedkoop stuntwerk
en populisme zonder inhoud.
Tom Beanal, 'stamhoofd' van het Amungme-volk uit het centrale bergland,
die als jongen onder de hoede werd genomen van katholieke missionarissen en
theologie studeerde, verdedigt al jarenlang de rechten van zijn volk tegen
inbreuken daarop van de mijnbouwfirma Freeport. Hij reisde talloze malen naar
het buitenland en hem wordt beduidend meer politiek inzicht toegeschreven
dan aan Eluay. In zijn korte slotrede waarschuwt Beanal dat Papoea ,,nog niet
vrij is'' en dat ,,we nog een lange weg hebben te gaan''. Eluay spreekt aanzienlijk
langer, maar zegt eigenlijk alleen dat ,,in Jezus' handen alles mogelijk is''.
Dan zingt de zaal en smeekt een dominee hartstochtelijk Gods zegen af.
Na afloop wil de provinciale politiechef van Papoea, brigade-generaal S.Y.
Wenas, alleen kwijt dat ,,nader onderzoek van de resultaten moet uitwijzen
of in Sentani de wet is overtreden''. Het wettig gezag is in de war.