U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Archief M

Archief covers

De huishoudster van Vivaldi

De kleine stem en de grote carričre van Cecilia Bartoli

Jaco Alberts

Bartoli
Cecilia Bartoli Foto Dirk Buwalda/Transworld

Nikolaus Harnoncourt wist het al na een paar tellen: dit is een hele grote. Cecilia Bartoli werd in korte tijd een ster. Het publiek draagt haar op handen, de media volgen haar dag en nacht. Portret van een perfectioniste met een stem als een Stradivarius: ‘Het is grappig: ik heb een kleine stem, maar een grote carričre.'

Auto’s razen over de Via Giuseppe Meda in Milaan en wegwerkers maken een hoop lawaai. De operaster steekt de drukke straat bij het conservatorium over. Ze twijfelt in welk café ze een broodje zal gaan eten. ‘Claudio!’ roept Cecilia Bartoli naar haar vriend die vijftig meter voor haar loopt. Het is een hulpeloze poging het verkeer te overstemmen. Het geluid van de beroemde nachtegaal is al vervlogen op het moment dat het haar keel verlaat. Claudio hoort niets.

Wereldberoemd is Cecilia Bartoli om haar ongelooflijke expressie en de beweeglijkheid van haar stem, die met het grootste gemak lijkt te dansen tussen hoge pieken en diepe dalen. Alle beroemde zalen ter wereld liggen aan haar voeten. In het Amsterdamse Concertgebouw vallen fans letterlijk voor haar op hun knieën en platenmaatschappij Decca verdient miljoenen aan de verkoop van haar cd’s. Vergelijkingen met Maria Callas, de grootste zangeres van de vorige eeuw, zijn dan snel gemaakt.

Maar een echte Callas zal Bartoli nooit worden, zeggen critici. Ze heeft een mooie stem, maar haar volume is te klein om de serieuze rollen uit het operarepertoire aan te kunnen. ‘Je hebt het net zelf gehoord’, zegt Bartoli terwijl ze haar tanden in een ciabatta zet. Ze moet lachen om het voorval op straat.

Ook als de zangeres zich drie dagen later tijdens een concert in de akoestisch uitstekende Tonhalle van Zürich omdraait om het publiek achter het toneel toe te zingen, valt haar geluid op rij 8 bijna weg. En in de Philharmonie in Berlijn, weer een maand later, blijkt het voor dirigent Nikolaus Harnoncourt een hele toer de juiste balans te vinden tussen Bartoli, de Berliner Philharmoniker en een groot koor.

Dit is mijn Stradivarius
Als Bartoli het niet kan horen, wil haar cd-producer, Christopher Raeburn, een grote naam in de muziekwereld, wel iets kwijt over de ‘kleine stem’. Hij heeft gewerkt met bijna alle groten der aarde, Renata Tebaldi, Mario del Monaco, Joan Sutherland, Luciano Pavarotti, maar Bartoli is voor hem de grootste. ‘Van iedereen met wie ik gewerkt heb, is zij de allerbeste, de meest gedrevene, intelligentste, de meest dramatische en muzikaalste.’ Maar nooit zal ze in de grote Verdi-rollen kunnen kruipen, die voor de carričre van operasterren zo belangrijk worden geacht. Raeburn: ‘Waarschijnlijk is er niemand die Eboli in Don Carlo zo goed zou kunnen zingen en uitbeelden als Cecilia Bartoli.’ Prinses Eboli is de hofdame die door haar jaloezie het leven van haar beminde Don Carlo in groot gevaar brengt. ‘Maar dat kan ze alleen in de eerste twee aria’s. In O don fatale, het dramatische hoogtepunt van de rol, zal ze door het orkest worden gesloopt.’ En Amneris, de duivelse, maar tegelijk ook intrieste rivale van Aida, die Bartoli wat drama betreft op het lijf geschreven is? ‘Onmogelijk’, zegt Raeburn. ‘Zelfs een mezzo die een vier keer zo groot volume heeft als Cecilia, heeft grote moeite om boven de trompetten uit te komen.’

'Of je een grote of kleine stem hebt, is niet zo interessant. Het gaat erom wat je met je stem kunt doen. Wat zit er achter een stem? Zijn dat hersens of is het alleen een leeg hoofd?’

Het lijkt de grote tragiek van de jonge operazangeres die erkenning probeert te krijgen in haar geboorteland Italië. Maar omdat in Italië juist dit soort klassieke operarollen zo hoog in aanzien staan, krijgt ze die erkenning daar nog maar mondjesmaat. Zelf zal ze haar beperkingen niet gauw als tragisch omschrijven. ‘De vraag of je een grote of kleine stem hebt, is niet zo interessant’, zegt Bartoli. Voor haar komt die kritiek voort uit jaloezie. ‘Ik denk dat het belangrijker is hoe je je stem controleert, en wat je met je stem kunt doen. Ben je in staat een boodschap over te brengen? Wat zit er achter een stem? Zijn dat hersens, of is dat alleen een leeg hoofd? De Stradivarius-violen zijn geen violen met een grote stem, maar het geluid van een Stradivarius is fantastisch. Dit is mijn Stradivarius. Ik ben blij met mijn stem, en ik kan mensen blij maken met mijn stem, mijn kleine stem.’ Ze denkt even na. ‘Het is grappig: ik heb een kleine stem, maar een grote carričre. Klinkt dat niet een beetje raar?’ Ze schatert het uit.

Oefenen tot je erbij neervalt
Bartoli is te laat voor de repetitie met het barokorkestje Il Giardino Armonico, in de catacomben van het Auditorio Milano. Op haar tenen sluipt ze met haar vriend Claudio de repetitieruimte binnen. Il Giardino is al aan het spelen. ‘Ciao’, fuistert ze en gaat naast de andere musici zitten. Als dit een diva is, gedraagt ze zich er niet naar. Ze overlegt even, als gewoon lid van het ensemble.

De repetitie is een genot om naar te kijken. Di due rai languir costante, over liefde die een mens ontevreden maakt, staat al langer op haar Vivaldi-repertoire, maar voor Marco Scorticati, een van de twee fluitisten die in de aria een belangrijke rol vervullen, is de muziek nieuw. Samen met de blokfluitist Giovanni Antonini, de leider van Il Giardino, gaat Scorticati al spelend diep door de knieën. De twee fluitisten dansen op de muziek. Vijf meter verderop reageert Cecilia met haar eigen zang en dans. Tijdens optredens belemmeren de loodzware jurken haar beweeglijkheid, maar zoals ze bij de repetities coloratu- ren zingt, zou Bartoli in een discotheek geen gek figuur slaan. Op ingetogen momenten beheerst ze zich, maar in de snelle forte-passages slaat ze als een roofdier genadeloos toe.

De aria Non ti lusinhi la crudeltade (‘Laat je niet tot wreedheid verleiden’) vormt een groter probleem. De hobo van Maria Grazia D’Alessio klinkt in het samenspel soms ronduit vals, verontruste blikken worden uitgewisseld. ‘We hebben moeilijkheden met de stemming’, legt Bartoli uit. Normaal gesproken spelen deze hobo’s een a op 415 hertz. ‘Maar we hebben gekozen voor een stemming van 440 hertz. Dat klinkt hier beter, denk ik. Maar dat betekent dat de hoboďste alles moet transponeren. En sommige noten zitten er gewoon niet op, dus die moeten echt omhooggedrukt worden. Voor strijkers is dat geen probleem, voor blazers wel.’

Bartoli geniet van de repetities. ‘Ik denk dat het repeteren de meest opwindende tijd is van het werk, voor mij het meest dierbaar. Dat is het moment dat je de mogelijkheid hebt al die kleuren en emoties uit te proberen. Nu kun je groeien, althans die illusie heb je. Of het ook lukt, hangt af van de musici met wie je werkt. En tijdens het concert moet je natuurlijk gewoon je best doen.’

‘Ik zocht een zangeres voor Cherubino. We hadden gehoord van een nieuwe zangeres en wilden weten hoe het daarmee zat. Na tien seconden zei ik: we zijn gek als we haar niet nemen.’

De Vivaldi-repetitie zit er op. Musici stoppen hun instrumenten in de koffers en verlaten groepje bij groepje de catacomben van het Auditorio Milano. Plotseling echoot er een bekende stem door de krappe keldergangen van het conservatorium. Non ti lusinhi la crudeltade. Het lijkt of de tonen uit de damestoiletten komen. Daarachter zijn de kleed- kamers, als in een zwembad. De ruimte is gevuld met pratende studenten die hun spullen opbergen in de metalen kluisjes. Midden tussen hen in zit Bartoli op een houten bankje, met Maria Grazia, de hoboďste van Il Giardino. Haar vriend Claudio hurkt op de grond voor hen, met de partituur op schoot. Niks einde repetitie, oefenen tot je erbij neervalt. ‘Ik ben een perfectioniste’, zegt Bartoli.

Italiaanse zangeres met hersens
De repetities in Milaan, in september, zijn het begin van een lang, zwaar seizoen dat Bartoli over de hele wereld zal brengen, van Parijs naar New York en van Berlijn naar Amsterdam, waar ze deze maand voor het eerst samen met het Koninklijk Concertgebouw Orkest onder leiding van Riccardo Chailly twee concerten zal geven. ‘Een geweldig orkest met een ongelooflijke klank’, zegt ze. ‘U mag zich daarmee gelukkig prijzen.’

Voor Bartoli bestaat de beste voorbereiding op zo’n inspanning uit absolute rust. ‘Ik heb net mijn vakantie afgesloten. Ontspannen op het strand, de zee, dat is fantastisch voor de stem en de longen. Die zoute zeelucht is een medicijn om te herstellen, net als de stilte. Je moet even stoppen met zingen, voor je stem, voor je hersens, voor je lichaam. Je moet even stoppen, want die adrenaline die je nodig hebt voor een concert, veel adrenaline, die kan niet blijven stromen.’

Maar nu wordt de adrenalinecirculatie weer langzaam opgevoerd. Twee dagen na Milaan is ze, na een try-out in het Noord-Italiaanse Merano, in Zürich voor de officiële opening van het seizoen met haar Vivaldi-repertoire. Tussen andere verplichtingen door een uur repeteren met La Scintilla, een selectie uit het orkest van de opera van Zürich, voor een tv-opname later in het jaar. ‘Tjam, tjam, tjam’, spoort Bartoli het barokorkestje vriendelijk maar dringend aan tijdens het oefenen van Anch’il mar par che sommerga (‘Ook de zee lijkt te zinken’). ‘In deze aria rijd ik op de sterren, dus we moeten de indruk wekken dat we loskomen van de zwaartekracht.’ De Australische eerste violiste Elisabeth Walfish gaat er zelf van springen. ‘Ik wou dat mijn dochter hier was, die zingt ook zo graag’, roept ze uit. Ook andere musici lopen met Bartoli weg. ‘Ze is zo ongecompliceerd’, zegt cellist Christoph Bohr. ‘Zangers zijn meestal lastig, net als organisten. Bovendien heeft ze hersens, dat is bijzonder voor zangers, zeker als ze uit Italië komen.’ Eens speelden ze met de Opera van Zürich de Barbier van Sevilla van Rossini, vertelt Bohr. ‘Die hadden we al 35 keer gespeeld, dus we zaten er in de orkestbak een beetje duf bij. Opeens zagen we Cecilia op het toneel staan, alles klaarde op, meteen was er een andere lucht om ons heen. Dat heb ik met geen enkele andere zanger gehad.’

Ik ben niet altijd aardig
Toch breekt er ook in haar vriendelijkheid soms irritatie door, zeker als een belangrijk concert dichterbij komt. Bij de inspectie van het podium van de Tonhalle in Zürich, de avond voor het concert, blijkt er bij lange na niet voldoende licht aanwezig te zijn. Het orkest en vooral de soliste staan vanuit de zaal gezien in het halfduister. Een makkelijke oplossing is er niet, want extra spots vanuit de zaal kosten zes zitplaatsen die al lang verkocht zijn. Bovendien moet iemand ze installeren, en de Tonhalle heeft geen lichttechnici. ‘Dit is te weinig’, zegt Bartoli, en dan zegt ze wat ze altijd zegt als er niet meer te onderhandelen valt: ‘What else can I say?’

De voortekenen waren al niet erg gunstig geweest. De mededeling dat Il Giardino laat zou arriveren en dat de pianist Alfred Brendel de zaal overdag gebruikte voor repetities, hadden Bartoli al van streek gemaakt. Tijdens de licht-check komt ook nog eens de manager van de Tonhalle, Trygve Nordval, de zaal binnenstuiven en roept dat niemand op het toneel de piano van de grote Brendel mag benaderen, laat staan aanraken. ‘Dát zijn de echte diva’s, als je het weten wilt’, fulmineert Bartoli, doelend op de manager die al weer in de gangen verdwenen is. Wanneer ze de trappen van de concertzaal afdaalt, is Bartoli nog steeds kwaad. ‘Ik vind het zo’n primitieve reactie. Ik vraag om licht, en dan zeggen ze: hoezo licht? Het zou toch erg zijn als je dat soort dingen voortaan in een contract zou moeten laten opnemen.’ Later zegt ze nog: ‘Ik ben niet altijd aardig. Alleen als andere mensen aardig tegen mij zijn.’

Lees verder: 'Van zangeres tot diva'

NRC Webpagina's
2 december 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad