Regeringsverklaring
(25 augustus 1998)
Mevrouw de Voorzitter,
Vandaag presenteert zich aan uw Kamer het tweede kabinet bestaande uit bewindslieden
van PvdA-, VVD- en D66-huize. Staat u mij toe allereerst een woord van dank uit te spreken
aan het adres van de ministers en staatssecretarissen die in dit kabinet niet zijn
teruggekeerd. Zij allen hebben belangrijke bijdragen geleverd in het belang van ons land.
Mede dankzij hun inzet en inspanningen heeft het vorige kabinet zijn centrale
doelstellingen kunnen bereiken en is een voortzetting van de coalitie mogelijk gebleken.
Ook de beide vice-premiers van het vorige kabinet maken geen deel uit van het kabinet
dat zich thans aan u presenteert. De heer Dijkstal nam het leiderschap van de fractie van
zijn partij in de Tweede Kamer op zich. De heer Van Mierlo beëindigde zijn loopbaan als
minister, maar ook als lid van uw huis. Hem komt een bijzonder woord van waardering toe
voor de prominente bijdragen die hij de afgelopen 32 jaar aan de nationale en
internationale politiek heeft geleverd. De beide oud-vice-premiers wil ik op dit moment en
op deze plaats, mevrouw de Voorzitter, dank zeggen voor hun aandeel in het tot een goed
einde brengen van - wat door velen werd gezien als een hachelijke onderneming -
het eerste paarse kabinet.
Bij de verkiezingen van 6 mei jl. verwierven de drie coalitiepartijen gezamenlijk
brede steun. Hun zetelaantal in de Tweede Kamer steeg van 92 naar 97. Tegen deze
achtergrond en gelet op de gekozen inzet tijdens de verkiezingscampagne lag een
voortzetting van de coalitie voor de hand. Het zetelverlies van één van de drie
coalitiepartijen riep direct na de verkiezingen de vraag op of door die partij een
volwaardige deelname aan een nieuw te vormen kabinet mogelijk werd geacht. Onder leiding
van informateur De Vries, die ik hierbij gaarne dank zeg voor zijn werkzaamheden, werd die
vraag bevestigend beantwoord en werd vastgesteld dat onderhandelingen over de vorming van
een kabinet van gelijke samenstelling als het vorige reële kansen zouden bieden. Onder
leiding van drie informateurs, mevrouw Borst, de heer Zalm en ondergetekende, zijn
vervolgens programmatische besprekingen gevoerd die hebben geleid tot een
ontwerp-regeerakkoord waarmee de fracties van PvdA, VVD en D66 konden instemmen. In die
besprekingen is de bereidheid gebleken om op dezelfde basis met elkaar samen te werken als
in de afgelopen periode: in onderling respect voor elkaars standpunten en opvattingen.
Het is tegen deze achtergrond dat het regeerakkoord moet worden beoordeeld. Het
regeerakkoord is vooral agenderend en kaderstellend. Het zal in een open dialoog met de
volksvertegenwoordiging op vele punten worden ingevuld en uitgewerkt. Aldus wordt
uitdrukking gegeven aan de verhouding tussen regering en Staten-Generaal zoals de regering
deze ziet. Ten behoeve van het overleg is heden een overzicht aan uw Kamer gezonden van de
wetgeving die naar verwachting uit het regeerakkoord voortvloeit.
De samenstelling van het kabinet geeft een aantal veranderingen te zien, los van de
"nieuwe gezichten". Met de benoeming van een minister voor Grote Steden- en
Integratiebeleid wordt de bijzondere aandacht benadrukt die dit kabinet wil schenken aan
de samenloop van vraagstukken en perspectieven op deze terreinen. De benoeming van een
staatssecretaris, speciaal belast met Koninkrijksrelaties, onderstreept het belang dat
wordt gehecht aan goede betrekkingen met de Nederlandse Antillen en Aruba.
Het bijzondere gewicht dat in deze periode zal uitgaan naar het bereiken van een betere
balans tussen zorg en arbeid, sociale participatie en vrije tijd voor mannen én vrouwen,
vormt de aanleiding voor de benoeming van een tweede staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, tevens belast met de coördinatie van het emancipatiebeleid.
Met het oog op de toegenomen omvang van de werkzaamheden is thans ook aan de
ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een
staatssecretaris toegevoegd. Besloten is tot een versterking van de positie van
staatssecretarissen. Dit komt met name tot uitdrukking in de nieuwe vervangingsregeling
van ministers, waarbij de staatssecretaris in de regel de eerste vervanger van de minister
is.
Mevrouw de Voorzitter,
De tijden veranderen en mensen veranderen met hen.
Veranderingen treden met een steeds hogere snelheid op en doen zich voor op vrijwel
alle gebieden van menselijke activiteit. Als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied
van informatie- en communicatietechnologie en mobiliteit laten zij zich aan traditionele
grenzen steeds minder gelegen liggen. Mondialisering is een reëel begrip geworden. Op ons
vermogen om positief in te spelen op de ongekende perspectieven en uitdagingen daaraan
verbonden, maar evenzeer op ons vermogen om negatieve aspecten tijdig te onderkennen en
effectief te bestrijden, wordt een zware wissel getrokken. De veranderingen bieden talloze
nieuwe mogelijkheden, maar er kan ook een bedreigende werking van uitgaan. Zij kunnen bij
menigeen gevoelens van angst of onzekerheid inboezemen.
De overheid kan de nieuwe uitdagingen en problemen niet alleen aan. Een ieder
heeft, vanuit de eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden, een bijdrage te leveren om
ons land in een veranderende en kleiner wordende wereld een passende plaats te geven en
een passende rol te doen vervullen.
Eén van de hoofdopgaven is om in de alom aanwezige dynamiek telkens de juiste balans
te vinden en te bewaren. Daarbij gaat het zowel om het nemen en dragen van persoonlijke
verantwoordelijkheid als om het tot uitdrukking brengen van verbondenheid, saamhorigheid
en gemeenschapszin. Het gaat om het benutten van kansen op individuele ontwikkeling en
ontplooiing met behoud van respect voor en solidariteit met anderen. Het gaat om de inzet
van een ieder voor een duurzame samenleving die wij, in een betere staat dan waarin wij
haar aantroffen, aan volgende generaties kunnen doorgeven. Het besef van gezamenlijke
verantwoordelijkheid, alsmede van wederzijdse afhankelijkheid tussen individu en
samenleving, tussen overheid en markt, tussen economie en ecologie, behoort in ons denken
en handelen blijvend centraal te staan.
De overheid heeft haar eigen plaats en moet van daaruit haar verantwoordelijkheid
nemen. Zij beschikt over bijzondere instrumenten om onze samenleving beter toe te rusten
voor de toekomst. Zonder een stevig draagvlak in de samenleving en zonder de inzet en het
normbesef van vrije, zelfstandige burgers kan de overheid evenwel niet voldoende effectief
zijn. Het gaat derhalve om het nemen en om het delen van verantwoordelijkheid.
De beleidsvoornemens voor deze kabinetsperiode zijn erop gericht om, voortbouwend op
wat in vorige periodes tot stand is gebracht, de capaciteiten en potenties die in onze
samenleving aanwezig zijn ten volle te benutten. Dat betekent dat er ruimte wordt geboden
voor initiatief en creativiteit en dat nieuwe wegen niet worden geschuwd. Nauw daarmee
verbonden is het besef dat een echte sámenleving betrokkenheid en solidariteit van alle
burgers vereist. Overheid en samenleving staan gezamenlijk voor de taak om op dit nieuwe
breukvlak van twee eeuwen aan die verantwoordelijkheid inhoud te geven.
Veranderingen in de samenleving stellen hoge eisen aan de kwaliteit en het functioneren
van het openbaar bestuur. Een goede vertrouwensrelatie tussen overheid en burger dient
voorop te staan. Zowel voor de kwaliteit van de besluitvorming als voor het draagvlak bij
de uitvoering van besluiten is betrokkenheid van de burger onmisbaar.
Daarom willen wij werken aan nieuwe vormen van democratisering van het bestuur. Daarbij
gaat het om de relatie tussen kiezer en gekozene, maar ook om de vormgeving van het
bestuur. De burger vraagt immers niet alleen om invloed, maar ook om resultaat. Hij moet
kunnen rekenen op een overheid, die haar gezag waarmaakt door daadkracht en
voortvarendheid te paren aan zorgvuldigheid en betrouwbaarheid. De overheid in al haar
geledingen heeft de taak zorg te dragen voor een publiek domein dat voor de burger veilig
en betrouwbaar is.
Mevrouw de Voorzitter,
Europese samenwerking en binnenlands beleid zijn nauw met elkaar vervlochten. Op een
groot aantal terreinen is Europa de natuurlijke omgeving waarin wij onze ambities trachten
te verwezenlijken. Alleen al vanwege de steeds groter wordende onderlinge afhankelijkheid
is Europese samenwerking van essentieel belang, of het nu gaat om duurzame economische
ontwikkeling, sociaal en fiscaal beleid, het voorkomen en bestrijden van criminaliteit of
onze plaats in de wereld. Niet ontkend kan worden dat juist het Europese niveau in de
beleving van de burger vaak erg ver weg is. De afstand is groot, de verdeling van
verantwoordelijkheden is niet altijd helder en de soberheid, die ons zo na aan het hart
ligt, is niet altijd voldoende merkbaar aanwezig. Juist omdat onze toekomst in Europa
ligt, vragen deze constateringen onze bijzondere aandacht.
De Europese integratie is een proces dat nog steeds volop in beweging is. In de komende
periode staan de huidige en toekomstige leden van de Unie gezamenlijk voor de opgave de
dynamiek van dit proces vast te houden. Eenvoudig zal dat niet zijn. Gevestigde posities
zullen immers niet altijd gehandhaafd kunnen blijven. Het spanningsveld tussen verbreding
en verdieping plaatst een aantal lastige vragen nog scherper op de voorgrond. Wat kunnen
lidstaten het best zelf doen en wat kunnen zij het best gezamenlijk doen? Voor het
antwoord op deze vraag moet steeds worden nagegaan welke onderwerpen eenheid of afstemming
van beleid vereisen of welke juist aan het eigen beleid van de lidstaten voorbehouden
moeten blijven. Subsidiariteit betekent het maken van keuzes. Leidraad voor de regering is
dat het beleid zo dicht mogelijk bij de burger dient te worden voorbereid en uitgevoerd.
Juist door niet alle onderwerpen naar Europa te brengen, brengen wij - hoe paradoxaal
dat ook klinkt - Europa dichter bij de burger.
Ook voor Europa geldt dat overheden, met inbegrip van de Europese instituties, zich
betrokken moeten voelen bij de burgers en dat burgers zich geïnteresseerd en
belanghebbend moeten weten bij het bestuur. De democratische controle moet
ontegenzeggelijk nog beter vorm en inhoud krijgen. De regering ziet het als haar taak
blijvend een constructieve bijdrage te leveren aan de vormgeving van het Europa van
morgen. Een Europa met gemeenschappelijke belangen en gedeelde verantwoordelijkheden; een
open, veilig en ongedeeld Europa dat economisch vitaler, ecologisch duurzamer en sociaal
stabieler zal zijn.
Voor de burger wordt de invoering van de euro zonder twijfel het meest tastbare bewijs
van de Europese integratie. Niet voor niets luidt de slagzin in de huidige
voorlichtingscampagne: "De euro wordt van ons allemaal". De Economische en
Monetaire Unie is het kader voor ons nationale beleid.
In de afgelopen tien jaar is de politieke kaart van Europa zeer ingrijpend veranderd.
Het is nu mogelijk ook andere Europese landen te laten delen in de voordelen en
verantwoordelijkheden die zijn verbonden aan het proces van Europese eenwording.
De onderhandelingen over uitbreiding van de Europese Unie met Midden- en Oost-Europese
landen staan de komende periode hoog op de politieke agenda. Nederland ondersteunt die
uitbreiding uit volle overtuiging. Van groot belang daarvoor is de spoedige ratificatie
door alle lidstaten van het Verdrag van Amsterdam. Zowel de toekomstige lidstaten alsook
de Europese Unie en de huidige lidstaten zullen zich grondig moeten voorbereiden op het
Europa van morgen. Institutionele hervormingen zijn nodig, maar aanpassing van het
landbouwbeleid, het structuurbeleid en het financiële kader is evenzeer vereist;
doelmatigheid, slagvaardigheid en een rechtvaardige verdeling van lasten zijn hier de
trefwoorden.
Het Verdrag van Amsterdam vergroot de mogelijkheid Europa ook internationaal een
belangrijker rol te doen vervullen. Helaas wordt deze mogelijkheid nog onvoldoende benut.
De regering zal - met een gezonde combinatie van ambitie en realiteitszin - zich
ervoor inzetten dat het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid verder inhoud
krijgt, bij voorkeur in goede samenwerking met de Verenigde Staten.
Onze democratische rechtstaat wordt geschraagd door gedeelde waarden en normen, in
wederzijds respect tussen burgers. Persoonlijke integriteit, rechtmatig eigendom van
goederen en veilige toegankelijkheid van de publieke ruimte behoren te worden gewaarborgd.
Schendingen van deze waarborgen dienen - binnen het kader van onze rechtsstaat -
consequent te worden tegengegaan.
De staat is geen zedenmeester. Deze vaststelling mag de overheid er niet van weerhouden
zelf waarden en normen uit te dragen, en er anderen op aan te spreken. Gemeenschapszin en
burgerzin zijn waarden van vitale betekenis.
Burgers hebben recht op de zekerheid dat de overheid hen steunt en beschermt wanneer
het erop aankomt, doch dienen, wanneer nodig en mogelijk, ook zelf hun
verantwoordelijkheid te nemen.
De overheid heeft een bijzondere, maar geen exclusieve verantwoordelijkheid voor
veiligheid. Veiligheid gaat ons allen aan. De ingezette en aanvullende verbeteringen zijn
erop gericht Nederland veiliger de 21ste eeuw te doen ingaan.
Een bron van ernstige zorg blijft het geweld op straat. De regering zal erop blijven
inzetten dat het geweld op straat met kracht wordt aangepakt en teruggedrongen. De straat
moet, waar dat nog onvoldoende het geval is, worden teruggegeven aan de bewoners.
Van groot belang is de politieorganisatie.
De politieorganisatie zal beter worden toegerust om haar werk te kunnen doen, onder andere
door een opvoering van de sterkte van het uitvoerend apparaat. De politieorganisatie zal
transparanter worden en beter worden aangestuurd, zowel landelijk als regionaal.
Veiligheid vraagt om consequente rechtshandhaving, maar ook, daarnaast en daaraan
voorafgaand, om preventieve maatregelen. Vooral het voorkomen van jeugdcriminaliteit is
een prioriteit van de eerste orde. Met het grootste deel van de jeugd gaat het gelukkig
goed. Maar er zijn ook probleemjongeren, zowel onder autochtonen als onder allochtonen.
Een beperkt deel van de allochtone jongeren in ons land is verantwoordelijk voor een
relatief hoog aandeel in de jeugdcriminaliteit. Ook hierop is het antwoord: wat niet mag
zal niet worden toegestaan.
Intussen blijft voorkomen van criminaliteit beter dan genezen. Mensen kunnen daaraan
ook zelf bijdragen. De afgelopen tijd is reeds een groot aantal initiatieven genomen om de
veiligheid te verbeteren; lokaal, regionaal en landelijk. Lokale veiligheidsplannen,
burgerinitiatieven, samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven, integraal
veiligheidsbeleid, versterking van de organisatie tot het bestrijden van rampen,
uitbreiding van het politieapparaat: dit alles zal onverminderd worden voortgezet.
Juist op het vlak van de preventie kunnen de burgers belangrijke bijdragen leveren en
behoren zij op het nemen van hun verantwoordelijkheid te worden aangesproken. In wijken en
buurten, rondom het eigen huis en op school kan nog veel worden gedaan om de veiligheid te
vergroten.
Een snelle en effectieve afdoening van delicten in de justitiële keten is van het
grootste belang. Rechterlijke beslissingen tot vrijheidsbeneming dienen prompt ten uitvoer
te worden gelegd. In de afgelopen kabinetsperiode is het cellentekort en in samenhang
daarmee het aantal heenzendingen sterk teruggebracht. Op andere terreinen, vooral inzake
de jeugd- en TBS-inrichtingen, is nog veel te doen. De regering streeft ernaar daarin in
deze periode verder verbetering te brengen, in de wetenschap dat de druk voorlopig nog
hoog zal blijven. Het strafrechtelijk sanctiestelsel zal op onderdelen worden
heroverwogen, in aanmerking nemend de mogelijkheid van alternatieven.
Mevrouw de Voorzitter,
Het openbaar bestuur moet hoogwaardig van kwaliteit zijn en slagvaardig in zijn
optreden. In de meeste gevallen neemt de met publiek gezag beklede overheid een
monopoliepositie in. Dit maakt het noodzakelijk dat voldoende duidelijkheid bestaat over
de afbakening en verdeling van verantwoordelijkheden en dat is voorzien in adequate vormen
van publieke controle. Transparantie en het afleggen van verantwoording zijn hier de
trefwoorden. Dat vraagt om een duidelijke taakverdeling binnen de overheidsorganisatie op
de verschillende bestuursniveaus.
Samenwerking tussen bestuurslagen is vereist. De regering wil de bestuursstructuur en
-cultuur van gemeenten versterken en beter bij de tijd brengen. Daartoe zal een
staatscommissie worden ingesteld, die zal onderzoeken op welke wijze aan een dualistisch
bestuursmodel voor gemeenten kan worden vormgegeven. De staatscommissie zal tevens bezien
hoe een eventuele invoering van de gekozen burgemeester zich tot een dualistisch
bestuursmodel verhoudt.
Voorts verdient in dit kader de wijze van aanstelling van de burgemeester aandacht. In
de eerste plaats wordt voorgesteld de behandeling van het voorstel tot herziening van de
Grondwet, waarbij de benoeming van de burgemeester uit de Grondwet verdwijnt, voort te
zetten. Deze deconstitutionalisering biedt op termijn, dat wil zeggen na de volgende
Tweede Kamer-verkiezingen, de mogelijkheid de aanstellingswijze van de burgemeester bij
wet te regelen, op basis van de dan bestaande inzichten en politieke voorkeur. Voor de
kortere termijn wordt de mogelijkheid geopend van grotere invloed van de burgers op de
procedure van benoeming van de burgemeester.
De provincie dient een belangrijke rol te vervullen bij de wenselijke versterking van
de regionale regie. Gemeenten en provincies krijgen in de komende kabinetsperiode ruimere
mogelijkheden als gevolg van de groei van aan het gemeente- en provinciefonds beschikbaar
komende middelen en een groot aantal beleidsintensiveringen. Op deze wijze wordt een
stevige basis gelegd voor het opstellen van een bestuursakkoord nieuwe stijl: een
gezamenlijke inzet bij het benutten van kansen en mogelijkheden.
Binnen onze rechtsstaat is een voordurende bezinning nodig op de gehanteerde
rechtsregels en op de vraag of deze zich voldoende verhouden tot ons stelsel van
rechtsbescherming en de eisen van zorgvuldige en slagvaardige besluitvorming.
Gewaakt moet worden voor over-gejuridiseerde verhoudingen die ertoe leiden dat
problemen onnodig op het bord van de rechter terecht komen. Samenwerking en overleg ter
vermijding van onnodige conflicten nemen in onze samenleving traditioneel een belangrijke
plaats in. Het verdient de voorkeur dat dit zo blijft en dat men elkaar niet te snel met
juridische claims bestookt. Talloze maatschappelijke vragen kunnen in de samenleving zelf
tot een oplossing worden gebracht, bijvoorbeeld met vormen van alternatieve
geschillenbeslechting. Bij de uitwerking van de plannen tot versterking van de
rechterlijke organisatie en verbetering van de toegankelijkheid van de rechtspraak zal met
deze ontwikkelingen nadrukkelijk rekening worden gehouden.
Een goede rechtspleging is essentieel voor onze democratische rechtstaat. De
organisatie van de rechterlijke macht vraagt nadrukkelijk om verbetering. Rechtzoekenden
klagen immers over lange procedures, over onvoldoende service-gerichtheid en over te
weinig eenheid in de rechterlijke organisatie. Ook de rechterlijke macht zelf is ervan
overtuigd dat veranderingen noodzakelijk zijn. De Commissie-Leemhuis heeft aan het einde
van de vorige kabinetsperiode geadviseerd over een betere toerusting en organisatie van de
rechtsprekende magistratuur. De regering acht deze voorstellen waardevol. Met behoud van
essentiële kenmerken van de rechtspraak, waaronder de onafhankelijkheid van het
rechterlijk oordeel, wil de regering komen tot een stelsel van integraal management en het
inrichten van een bestuur bij de gerechten. De kantongerechten zullen bestuurlijk bij de
rechtbanken worden ondergebracht. Als sluitstuk van deze operatie, die in nauwe
samenwerking met de rechterlijke macht verwezenlijkt zal worden, zal op termijn een
overkoepelende Raad voor de Rechtspraak worden ingesteld.
Het streven naar hoogwaardig openbaar bestuur en adequate rechtshandhaving heeft tevens
betrekking op de relaties met de Nederlandse Antillen en Aruba. De in de vorige periode
ingezette inbedding van het kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken in het
ministerie van Binnenlandse Zaken is gerealiseerd. Hiermee is de voorwaarde geschapen voor
een versterking van de coördinatie van de Nederlandse inzet bij de samenwerking met de
Koninkrijkspartners.
De Regering hecht aan een constructief partnerschap met de Nederlandse Antillen en
Aruba, met als basis de bereidheid tot een open dialoog en met respect voor wederzijdse
verantwoordelijkheden. Het streven is gericht op vergroting van de zelfredzaamheid van de
Koninkrijkspartners. Een goed functionerend en integer openbaar bestuur behoort daarbij
voorop te staan. Bijzondere aandacht verdient de gezondmaking van de overheidsfinanciën
en de versterking van de justitiële samenwerking op het terrein van rechtshandhaving,
meer in het bijzonder de voltooiing van de kustwacht.
Mevrouw de Voorzitter,
De financiële uitgangssituatie van waaruit dit kabinet start is veel gunstiger dan
vier jaar geleden. Het overheidstekort ligt ruim beneden het EMU-plafond van 3% BBP. De
werkgelegenheid neemt nog steeds fors toe en de economische groei ligt dit jaar rond de
4%. Voorzichtigheid bij het hanteren van budgettaire uitgangspunten blijft evenwel
geboden. Het beleid van de overheid moet betrouwbaar en voorspelbaar zijn. Dat geldt ook
voor het begrotingsbeleid. Na een aantal opeenvolgende jaren met een gunstige
internationale conjunctuur mag de mogelijkheid van een periode met een wat minder
voorspoedige economische groei niet worden uitgesloten. De ontwikkelingen in Azië kunnen
een negatieve uitstraling hebben op de groei in de rest van de wereld. Het
begrotingsbeleid is derhalve opnieuw gebaseerd op behoedzame aannames voor wat betreft de
te verwachten economische ontwikkeling. De kans op tegenvallers wordt zo verkleind.
Voortbouwend op het beleid van vorige kabinetten is de afgelopen periode verder
geïnvesteerd in het moderniseren en versterken van de infrastructuur in de brede zin van
het woord. De activerende werking van het stelsel van sociale zekerheid is versterkt.
Economische hervormingen zijn in gang gezet.
De overheidsfinanciën zijn verregaand op orde gebracht, mede dankzij een gunstige
economische ontwikkeling, een gematigde arbeidskostenontwikkeling en een sober
uitgavenbeleid. Hoewel het financieringstekort nog verder moet worden teruggebracht, is
gaandeweg meer ruimte vrijgekomen voor nieuwe investeringen in de kwaliteit en de toekomst
van onze samenleving.
Het blijft nodig om te investeren in versterking van de sociale en de economische
infrastructuur van ons land in brede zin. Aan mensen op een te grote afstand van de
arbeidsmarkt moet een helpende hand worden geboden om aan de slag te komen. Voorts dienen
zich nieuwe uitdagingen en maatschappelijke behoeften aan. Op belangrijke terreinen van
overheidszorg zijn extra impulsen nodig. Er zal de komende jaren flink geïnvesteerd
worden in de kwaliteit en vernieuwing van het onderwijs, de gezondheidszorg en de
infrastructuur in ruime zin. Investeringen in onderwijs, beroepsscholing én kennis zijn
van belang voor zowel de mogelijkheden tot individuele ontplooiing als het tempo van
economische groei. Het beleid inzake de gezondheidszorg is erop gericht om, in
samenwerking met de mensen die daar werkzaam zijn, een kwalitatief hoogwaardige,
toereikende en toegankelijke zorg te verwezenlijken.
Om de veiligheid op straat en de rechtszekerheid te vergroten komen extra middelen
beschikbaar voor een betere toerusting van ons justitieel en politie-apparaat.
Samen met de steden wil de regering werken aan een versterking van de sociale samenhang
in wijken en buurten. Het beleid is gericht op het ontwikkelen van economisch en sociaal
krachtige steden, sterke regio's en een vitaal platteland. Economische groei en een
schoner milieu moeten zoveel mogelijk hand in hand gaan. Het streven blijft erop gericht
zoveel mogelijk mensen aan de slag te helpen. In aanvulling op het gelijk oplopen van de
sociale uitkeringen en AOW-pensioenen met de loonwikkeling komt extra ruimte beschikbaar
voor gerichte, specifieke inkomensondersteuning voor mensen die daarop het meest zijn
aangewezen.
Het belastingstelsel zal ingrijpend worden gemoderniseerd en aangepast aan veranderde
maatschappelijke verhoudingen en nieuwe vereisten. Met de fiscale stelselherziening beoogt
de regering in de eerste plaats een krachtige bevordering van de werkgelegenheid en een
verdere versterking van de economische structuur tot stand te brengen. Werk zal meer
lonend worden gemaakt. Internationaal gezien kan ons fiscale stelsel zo zijn goede
concurrentiepositie behouden en versterken. Het nieuwe belastingstelsel zal tevens een
bijdrage leveren aan het proces van emancipatie en economische verzelfstandiging. Met de
verdere vergroening, waarin ons land reeds voorop loopt, wordt vanuit het fiscale beleid
een additionele bijdrage geleverd aan een duurzame economische ontwikkeling. De
voorgenomen belastingheffing over vermogen en vermogensinkomsten draagt bij aan een
rechtvaardiger verdeling van de lasten. Met het oog op een verantwoorde invoering van de
fiscale stelselherziening is een fors bedrag voor begeleidende lastenverlichting
gereserveerd.
De keuze voor extra investeringen in de kwaliteit van de samenleving - ik sprak
daar zojuist over - maakt gerichte ombuigingen en herschikkingen onontkoombaar. De
regering wenst bestaande overheidsvoorzieningen zoveel mogelijk te ontzien en de kwaliteit
van de publieke dienstverlening op peil te houden. Het accent ligt vooral op een
doelmatiger werkende overheid. Het beleid, gericht op een stevige aanpak van fraude en het
tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van fiscale regelingen, wordt voorgezet en
waar nodig geïntensiveerd. Voor een deel hangen de besparingen op de uitgaven samen met
voorgenomen beleidsintensiveringen. Zo leiden intensiveringen in de zorg, in het onderwijs
en in de activerende werking van het stelsel van sociale zekerheid tot directe
besparingen. Voor wat betreft de ontwikkeling van de EU-uitgaven wordt de Nederlandse
positie bepaald door doelmatigheid en soberheid. Inzet is het bereiken van een besparing
op de afdrachten en een evenwichtiger afdrachtensystematiek.
Mevrouw de Voorzitter,
De behoedzame uitgangspunten maken scherpe keuzes noodzakelijk. Zo zal het
financieringstekort bij een voorzichtige raming van de economische groei slechts
bescheiden kunnen dalen. Bij een hoger tempo van economische groei daalt het
financieringstekort sneller. Bij een economische groei van gemiddeld 3% zou aan het einde
van de kabinetsperiode zelfs begrotingsevenwicht kunnen worden bereikt. Wanneer het
economisch tij meezit kunnen overigens ook meer van onze overige ambities verwezenlijkt
worden.
Een concurrerend bedrijfsleven en gezonde sociale verhoudingen zijn de pijlers van een
sterke economie.
Dynamiek en vernieuwing vormen de beste waarborgen om adequaat te kunnen inspelen op
economische en technologische ontwikkelingen. Ondernemers in startende en snel groeiende
bedrijven leggen de basis voor voortdurende concurrentie en innovatie. Nieuwe
werkgelegenheid komt vooral daar tot stand. De overheid zal ruimte blijven scheppen voor
nieuwe kansen, voor nieuwe ondernemers, mede door het reduceren van toe- en
uittredingsbarrières.
Een sterke markt kan niet zonder een sterke overheid en goede publieke voorzieningen.
Naast de noodzaak van een verdere versterking van het bedrijfsleven dient blijvend
aandacht te worden besteed aan behoud en versterking van de sociale samenhang. De overheid
moet evenwicht creëren in de spanning tussen het stimuleren van economische dynamiek en
het organiseren van sociale bescherming; tussen individuele verantwoordelijkheid en
solidariteit.
Werk is een middel bij uitstek voor mensen om zich te kunnen ontplooien en om te
voorkomen dat mensen in een maatschappelijk geïsoleerde positie raken. Een stimulerend
economisch beleid en een dynamische marktsector dragen bij aan de groei van de
werkgelegenheid. Dat is de ervaring van de afgelopen vier jaar.
Het aantal werkzoekenden daal snel, maar er valt nog heel veel te doen. Met name de
activering van langdurig werklozen blijft bijzondere inspanningen vergen. De regering
heeft daarom besloten in deze kabinetsperiode het bereik van de Regeling Extra
Werkgelegenheid Langdurig Werklozen te verruimen van 40.000 tot 60.000 banen. Door het
niveau van de beloning te verhogen zullen mensen de regeling ervaren als een opstap naar
banen op een hoger functieniveau.
Binnen de voorziene uitbreiding zullen nieuwe mogelijkheden in de collectieve sector
worden gecreërd voor zogeheten doorstroombanen.
Werkgelegenheidsbeleid kan in een voltooide Economische en Monetaire Unie niet langer
louter nationaal beleid zijn. Daarom zijn in het Verdrag van Amsterdam afspraken gemaakt
over een betere coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Aan de
voornemens voor een effectieve aanpak van, met name, de langdurige werkloosheid zal ook in
dit kader invulling worden gegeven. Het aantal mensen dat niet aan het arbeidsproces
deelneemt is immers nog steeds veel te hoog. Het beleid blijft erop gericht daarin verder
verbetering te brengen.
De toenemende spanning op de arbeidsmarkt komt onder meer tot uitdrukking in een steeds
groter aantal openstaande vacatures, die niet of maar moeizaam te vervullen zijn. Vraag en
aanbod zijn onvoldoende op elkaar afgestemd. Een groot deel van de vraag richt zich op
hoger opgeleiden, terwijl het aanbod vooral uit lager opgeleiden bestaat. Een overbrugging
van deze kloof is nodig, om sociale én economische redenen. Het gaat ook hier om een
gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en bedrijfsleven, werkgevers én
werknemers.
Een toenemende aandacht is nodig voor de positie van oudere werknemers op de
arbeidsmarkt. Het is dringend noodzakelijk dat in overleg tussen en met sociale partners
initiatieven worden genomen, opdat er een ruim aanbod van banen voor ouderen komt en
mensen in deze leeftijdscategorie langer aan het arbeidsproces deelnemen.
De sociale werkplaatsen vervullen in ons land een bijzondere rol bij het voorkomen van
sociaal isolement door gebrek aan werk. Zij zorgen ervoor dat mensen die als gevolg van
hun handicap geen plaats kunnen vinden op de reguliere arbeidsmarkt toch zinvolle arbeid
kunnen verrichten. De regering streeft ernaar in de komende periode de nog bestaande
wachtlijsten versneld weg te werken.
De komende jaren zal vorm en inhoud worden gegeven aan een modern emancipatiebeleid.
Een betere verdeling van betaalde arbeid en zorgtaken tussen mensen onderling blijft
noodzakelijk. Mannen en vrouwen moeten zich goed kunnen ontplooien: in de zorg voor het
gezin, in de betaalde of onbetaalde arbeid, maar ook in de vrije tijd. Een voldoende
aanbod van kinderopvang is hierbij onmisbaar. De regering zal daarvoor de voorwaarden
scheppen. Het regeerakkoord bevat afspraken, gericht op het bundelen, afstemmen en
verruimen van verlofregelingen. Nog dit jaar zal, mede rekening houdend met initiatieven
die vanuit uw Kamer zijn genomen, een wettelijke regeling inzake een geclausuleerd recht
op deeltijdarbeid worden voorbereid.
Ons stelsel van sociale voorzieningen is toegesneden op een combinatie van rechten en
plichten. Mensen hebben de plicht er zelf alles aan doen om in het eigen levensonderhoud
te voorzien. Waar nodig biedt de overheid een helpende hand. Tegenover de plichten van
burgers staan immers rechten, waaronder het recht op ondersteuning, bijvoorbeeld voor wie
er niet in slaagt betaald werk te vinden of van wie dit, vanwege leeftijd of
arbeidsongeschiktheid, niet kan worden gevraagd. Het beleid gericht op participatie en
activering zal worden voortgezet en geïntensiveerd. Met alle werkzoekenden die in
aanmerking komen voor een traject van werk, scholing of sociale activering zal door de
gemeente of uitvoeringsinstelling een individueel contract worden gesloten.
Voor het terugdringen van arbeidsongeschiktheid is preventie van groot belang. In het
regeerakkoord is om deze reden extra geld beschikbaar gesteld voor verbetering van
arbeidsomstandigheden. In dit kader zullen in de komende kabinetsperiode convenanten
tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en de overheid worden opgesteld in branches
waar de risico's het grootst zijn.
In de uitvoeringsorganisatie van de sociale zekerheid en bij de arbeidsvoorziening zal
de komende jaren veel veranderen. Sterker nog dan nu reeds het geval is komt de nadruk te
liggen op reïntegratie. In deze kabinetsperiode zullen in het gehele land Centra voor
Werk en Inkomen worden opgericht. Daar zullen alle werkzoekenden terecht kunnen voor - in
deze volgorde - werk, scholing of sociale activering en voor het vaststellen van hun recht
op inkomen. Bij de feitelijke uitvoering van de begeleiding naar de arbeidsmarkt en van de
uitkeringsverstrekking zal concurrentie mogelijk worden gemaakt. De regering is zich er
van bewust dat deze veranderingen van een ieder grote inzet en betrokkenheid zullen
vragen.
Het versterken van de solidariteit tussen mensen wordt in hoge mate mede bepaald door
een als rechtvaardig ervaren inkomensverdeling. Belangrijk is een evenwichtige
ontwikkeling van de inkomens. De koppeling van de sociale uitkeringen en de AOW-pensioenen
aan de stijging van de CAO-lonen zal volledig worden toegepast. Een welvaartsvaste AOW
geeft uitdrukking aan de solidariteit tussen generaties. Voor gerichte
inkomensondersteuning en voortzetting van het beleid gericht op armoedebestrijding heeft
de regering extra middelen gereserveerd. De regeling tegemoetkoming studiekosten zal
worden verruimd. Extra geld komt beschikbaar voor de uitvoering van de wet voorzieningen
gehandicapten en voor chronisch zieken. Voorts worden de budgetten voor gemeentelijke
bijzondere bijstand en voor individuele huursubsidie verhoogd.
De onmiskenbaar veranderende werkgelegenheidsproblematiek en de nieuwe spanningen op de
arbeidsmarkt vereisen intensief overleg tussen overheid en sociale partners.
Daarbij zijn veel onderwerpen aan de orde. Ik noem daarvan een aantal: de combinatie
van arbeid en zorg, de arbeidsdeelname door ouderen, het realiseren van de ambitie van een
sluitende aanpak, de problematiek van hoge werkdruk en knelpunten bij de
personeelsvoorziening in vitale sectoren van het bedrijfsleven en de overheid.
In het regelmatig overleg dat het kabinet in voor- en najaar met de sociale partners
zal voeren ligt derhalve een stevige agenda voor. Het succes van het sociaal en economisch
beleid in de afgelopen jaren kan alleen dan worden voortgezet wanneer overheid en sociale
partners, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, in een gezamenlijke inspanning aan
deze agenda invulling en uitwerking willen geven.
Mevrouw de Voorzitter,
Gezondheidsbescherming en het voorkomen van ziekte blijven belangrijke beleidsdoelen.
Het gaat hier om een breed beleid. Veilig verkeer, gezond voedsel, een schoon milieu,
beperking van het gebruik van alcohol en drugs, een goede sociale infrastructuur en een
verstandige leefstijl, het zijn allemaal voorwaarden voor een goede gezondheidstoestand
van onze bevolking.
Versterking van de preventie is met name geboden op het terrein van de geestelijke
gezondheid, waar de vraag naar zorg opvallend sterk groeit.
Dit alles laat onverlet dat rekening moet worden gehouden met een aanzienlijke toename
van de totale vraag naar zorg. Ik wijs op de vergrijzing, maar ook op de voortschrijdende
medische kennis en technologische mogelijkheden alsmede de toegenomen mondigheid. Het
regeerakkoord voorziet derhalve in een volumegroei van ruim 2% per jaar. Voorop staat dat
de zorg voor iedereen toegankelijk moet zijn. Daarnaast zal het beleid erop gericht moeten
zijn het aanbod van zorg doelmatig, transparant en betaalbaar te houden. Dit betekent dat
de financiële middelen daar terecht komen waar ze voor een goede zorg het meest nodig
zijn. Dit zal ook tot besparingen moeten leiden, bijvoorbeeld bij de
geneesmiddelenuitgaven. Onze samenleving in haar geheel is door te hoge prijzen, winsten
en ondoelmatigheden bij de verstrekking van genees- en hulpmiddelen nog steeds te duur uit
en wij betalen daarvoor met elkaar de rekening. Met de zorgsector en waar nodig met
onderdelen daarvan zullen meerjarige prestatieafspraken worden gemaakt met een tweeledige
functie: enerzijds het vergroten van de doelmatigheid en daarmee het realiseren van
besparingen, anderzijds bewerkstelligen dat de beschikbaar gestelde middelen en de
besparingen in de sector zelf daadwerkelijk daar terechtkomen waar ze het meest nodig
zijn. Met deze nieuwe bestuurlijke aanpak wil het kabinet een beroep doen op de
verantwoordelijkheid en de managementkracht van de sector zelf.
Het feit dat mensen gemiddeld steeds ouder worden heeft gevolgen voor de zorgsector.
Iedereen ziet dat om zich heen. Algemene zorgvoorzieningen zullen steeds meer op ouderen
moeten worden gericht. Bij jongere patiënten wordt het beeld in toenemende mate beheerst
door chronische aandoeningen. Doel van alle zorg is mensen zo lang mogelijk in staat te
stellen zelfstandig te functioneren.
De gezondheidszorg in ons land staat op een hoog niveau. Een verschraling van de zorg
voor mensen die daar langdurig op zijn aangewezen moet worden voorkomen. In 1998 is een
begin gemaakt met het bij voorrang investeren in personeelsuitbreiding in de care-sector.
Dit beleid zal worden voortgezet.
De toegankelijkheid van de zorg wordt onder meer vergroot door afschaffing van de eigen
bijdragen in het Ziekenfonds en de toegangsbijdragen voor de thuiszorg en voor de
preventieve zorg voor 0-4-jarigen. Het Ziekenfonds wordt uitgebreid: voortaan zullen ook
kleine zelfstandigen worden toegelaten. Daarnaast krijgen ouderen beneden een bepaalde
inkomensgrens ruimere toegang tot het Ziekenfonds. De WTZ zal in samenhang daarmee worden
gesloten voor mensen die nu nog 65 jaar moeten worden. Tegenover deze uitbreidingen staat
dat de zogenoemde loongrens voortaan alleen nog aan de prijsontwikkeling zal worden
aangepast. De regering neemt zich voor om studie te verrichten naar de wenselijkheid van
verdergaande aanpassingen van het verzekeringsstelsel op de langere termijn.
Verzekeraars gaan voortaan ook risico dragen voor particulier verzekerde ouderen. Dit
moet leiden tot een betere beheersing van de kosten zonder dat de voorzieningen in het
gedrang komen.
De positie van de cliënt wordt versterkt door het beschikbare bedrag voor het
persoonsgebonden budget uit te breiden. Dit is echter lang niet voor iedereen weggelegd.
Daarom zal ook het aanbod in instellingen veel meer dan nu het geval is worden afgestemd
op de behoeften van de cliënt.
Modernisering en vernieuwing van de AWBZ dient te leiden tot een stelsel van afspraken
dat beter aansluit bij de ontwikkelingen in de vraag. De ruimte voor flexibiliteit en
differentiatie in het aanbod wordt vergroot.
Voor sport zullen de komende vier jaar extra middelen beschikbaar worden gesteld. Deze
impuls is nodig gezien het toenemend belang van sportbeoefening voor onze samenleving.
Sporten is niet alleen gezond, maar aan sport is ook een aantal belangrijke
maatschappelijke effecten verbonden. Er zijn indrukwekkend veel vrijwilligers in deze
sector actief en de sociale participatie wordt erdoor bevorderd, ook door mensen in een
achterstandspositie.
Over de eeuwgrens heen staan wij voor belangrijke keuzes inzake de
ruimtelijk-economische inrichting en de structuurversterking van ons land. De ideeën
liggen op tafel. Betrokkenen staan er klaar voor. Het komt nu aan op het in daden omzetten
van wat in belangrijke mate reeds door het vorige kabinet is voorbereid.
Kernpunten zijn een duurzame economische ontwikkeling, verbetering van de
bereikbaarheid van de economische centra en modernisering van de infrastructuur, alsmede
het in een kwalitatief hoogwaardige omgeving inpassen van nieuwe claims en verlangens voor
wonen, werken, reizen en recreëren. Bij dit alles behoort de verscheidenheid aan
landschappen en steden en de eigen identiteit en kwaliteit van de verschillende landsdelen
behouden te blijven en vragen de mogelijkheden van Nederland als geheel om een betere
benutting.
Gelet op de mate van urgentie ligt een zeer belangrijk accent bij het verder versterken
van de vitaliteit van de steden en van het platteland en bij projecten ter verbetering van
de bereikbaarheid. Om het 'dichtslibben' van ons land te voorkomen, zijn investeringen in
openbaar vervoer én in wegen noodzakelijk.
Een goed ruimtelijk-economisch beleid vereist eigentijdse vormen van overleg en
samenwerking. De regering zal zich openstellen voor bijdragen vanuit de samenleving
omtrent de toekomstige inrichting van Nederland. Het gezamenlijk zoeken naar oplossingen
staat daarbij centraal, zonder dat de verantwoordelijkheid van het bestuur voor het nemen
van besluiten wordt miskend. De vormen van samenwerking die worden beproefd moeten leiden
tot een zo stevig mogelijk maatschappelijk draagvlak, tot een optimaal maatschappelijk
resultaat en daarmede tot een effectieve besluitvorming over maatregelen die zijn gericht
op een evenwichtige ontwikkeling van ons land. Partijen zullen in een vroeg stadium van
ideeënvorming bij het overleg worden betrokken. De voorkeur gaat uit naar maatwerk, niet
naar blauwdrukken. Een open houding ten opzichte van elkaars ideeën, belangen en
beperkingen dient voorop te staan. Een bijzonder accent zal komen te liggen op het
formuleren van te bereiken maatschappelijke resultaten en verwezenlijking van die
resultaten in goed overleg.
Op korte termijn zullen de uitgangspunten voor de kwaliteit van de inrichting van de
ruimte worden vastgelegd. Het komt er daarbij op aan vorm te geven aan een geconcentreerde
ruimtelijke ontwikkeling in de grootstedelijke gebieden, in samenhang met een beheerste
ontwikkeling van corridors en het openhouden van landelijke gebieden. Het is het voornemen
recht te doen aan een optimale benutting van de sterke kanten van alle landsdelen.
De regering wil hiertoe in overleg treden met provincies en regio's en met hen
meerjarenafspraken maken.
Voor de verbindingen door de lucht is het van belang voldoende en tijdig ruimte te
geven aan een beheerste groei van de luchtvaart. Randvoorwaarden op het gebied van milieu,
gezondheid en veiligheid zullen daarbij nauwgezet in acht moeten worden genomen. Nog dit
jaar zal het kabinet, op basis van reeds lopende studies voor de middellange en lange
termijn, aan de Tweede Kamer voorstellen voorleggen over de mogelijkheden van een ruimere
benutting van Schiphol en een eventuele aanvullende locatie. Eerste stap in de
ontwikkeling van Schiphol vormt de spoedige aanleg van de vijfde baan ter uitvoering van
de reeds eerder vastgestelde planologische kernbeslissing.
Ook over de versterking van de andere mainport van ons land, het havengebied
Rotterdam-Rijnmond, zal de besluitvormingsprocedure, gericht op het oplossen van de
ruimtenood in de haven in samenhang met een vergroting van de kwaliteit van de directe
leefomgeving, tijdens de komende kabinetsperiode worden afgerond.
Een evenwichtige ruimtelijk-economische ontwikkeling betekent dat er voldoende
geïnvesteerd moet worden in landschappelijke kwaliteit. Doel daarvan is een vitaal en
leefbaar platteland, waarbij de sterke punten van economie, landbouw, recreatie en natuur
samenkomen met culturele en sociale tradities. Economische kracht in evenwicht met
ecologische duurzaamheid dus. Sleutelbegrippen zijn het versterken van het eigen karakter
van het platteland, een gebiedsgerichte sectorgewijze aanpak van problemen als gevolg van
onder meer herstructureringen, aandacht voor voldoende groen in en om de stad, meervoudig
grondgebruik en een forse impuls voor de groene kwaliteit van het landelijk gebied.
In de afgelopen decennia is op milieugebied veel bereikt. Waar vroeger nog vaak werd
verondersteld dat milieubeheer en economische groei in geen enkel opzicht konden
samengaan, is de laatste jaren gebleken dat een 'ontkoppeling' tussen economische
ontwikkeling en milieudruk, zowel relatief als absoluut, wel degelijk tot de mogelijkheden
behoort. Bescherming van het milieu is steeds meer een vanzelfsprekend uitgangspunt in het
handelen van burgers, bedrijven en overheden. De ambitie voor de komende jaren bestaat
eruit de ontkoppeling vast te houden op terreinen waar deze de afgelopen jaren is bereikt
en te realiseren waar dat nog niet het geval is.
Vooral voor een trendbreuk bij de hardnekkige knelpunten van klimaatverandering en
energieverbruik zijn grote additionele inspanningen nodig.
Op milieuterrein is het bij uitstek de kunst de lat zo hoog mogelijk te leggen, steeds
ietsje verder te reiken dan eerder voor mogelijk werd gehouden, ons zelf rekenschap te
geven van nog niet bereikte doelstellingen, maar ook en tegelijkertijd de vorderingen in
kaart te brengen teneinde niet gedesillusioneerd af te haken. Het op vruchtbare wijze
samengaan van een verbetering van het milieu en een versterking van de economie zal moeten
leiden tot een proces waarbij milieu en economie elkaar steeds meer versterken. Door
voorop te lopen bij energie-efficiency en milieu-, informatie- en communicatietechnologie
kan de internationale concurrentiepositie van Nederland verder wordt versterkt. Het
investeringsbeleid zal de komende jaren in belangrijke mate mede hierop moeten worden
toegespitst. Samen met de investeringen in onderwijs kan ons land zo belangrijke stappen
voorwaarts zetten op de weg naar een steeds meer milieuvriendelijke en meer
kennisintensieve economie.
Goed milieubeleid wordt steeds meer beleid waaraan internationaal goed vorm en inhoud
wordt gegeven. De zorg voor het milieu houdt niet bij de landsgrenzen op. De uitdagingen
op milieuterrein zijn tegelijkertijd in belangrijke mate alleen samen met andere landen
goed en effectief aan te pakken. Naast een verhoging van de welvaart in armere landen is
daarom een wereldwijde ontkoppeling van economische groei en milieudruk gewenst. Dit is
geen excuus om na te laten wat in eigen land aan milieuverbetering gedaan kán worden. Ons
land kan internationaal een voorbeeldfunctie vervullen.
De reductiedoelstelling die voor Nederland voortvloeit uit de implementatie van de op
de klimaatconferentie in Kyoto gemaakte afspraken vereist concrete en herkenbare
maatregelen, waaronder een betekenisvolle Europese energieheffing, naast een verdere
vergroening van het belastingstelstel in eigen land. Ook de ruime inzet van flexibele
instrumenten, deels in het kader van internationale samenwerking, is hierbij noodzakelijk.
De uitbreiding van de Europese Unie met landen in Midden- en Oost-Europa biedt kansen
voor een verbetering van het milieu. Deze landen zullen forse inspanningen moeten plegen
om aan de Europese milieuregels te voldoen. De regering zal menskracht en middelen ter
beschikking stellen om toekomstige EU-lidstaten hierbij behulpzaam te zijn.
Mevrouw de Voorzitter,
Het behouden en versterken van de samenhang in onze samenleving is van vitaal belang.
Mensen moeten het gevoel en de zekerheid hebben erbij te horen. De risico's van aantasting
van die sociale samenhang doen zich vooral voor in onze grote steden. Dat is eerder
onderkend met het in gang gezette grote stedenbeleid. Daarmee is in de afgelopen periode
een goede koers ingezet. De eerste resultaten worden nu zichtbaar. Het beleid slaat aan.
In de komende periode zal het grote stedenbeleid intensief worden voortgezet, met nadruk
op continuïteit, consistentie en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. De stedelijke
economie zal worden versterkt en voor stedelijke vernieuwing komen meer middelen
beschikbaar. Daarnaast zal extra ruimte worden geboden voor het jeugdbeleid en voor
inburgeringsmaatregelen. Steden zullen beter in staat worden gesteld om de leefomgeving in
wijken en buurten die achterblijven te verbeteren.
De regering kiest voor een bundeling van middelen gericht op versterking van de stad.
Het gaat dan om middelen voor economie en werkgelegenheid, voor verbetering van de sociale
infrastructuur en voor vernieuwing van de fysieke woonomgeving. Zo wordt een effectieve en
samenhangende aanpak door de steden zelf beter mogelijk gemaakt. Daarnaast zal het kabinet
de komende jaren extra investeren via de middelen die in het regeerakkoord zijn genoemd
voor de vitaliteit van de steden. Deze impuls moet ertoe leiden dat het in de steden goed
wonen en werken is.
Een beleid gericht op die zo essentiële sociale samenhang begint bij de jeugd. Het
jeugdbeleid richt zich op het hele traject: vanaf de voorschoolse opvang tot volwaardige
participatie in onze samenleving. Investeren in onze jeugd is van groot belang. Het gaat
letterlijk om de toekomst van de samenleving. Op diverse terreinen wordt daarom meer geld
uitgetrokken voor jeugdbeleid. Gemeenten en provincies hebben daarbij het voortouw.
De meeste kinderen vinden hun weg wel zonder dat daar bijzondere maatregelen van de
overheid voor nodig zijn. Dat is bekend. Maar bij groepen jongeren ligt marginalisering op
de loer. Voorkomen moet worden dat groepen zich van de samenleving afkeren of - wat
nog erger is - zich tegen de samenleving keren. In een gezamenlijke krachtsinspanning
van de ouders, de jongeren zelf en het onderwijs zal deze negatieve ontwikkeling moeten
worden gekeerd. De rol van de arbeidsbemiddeling en de jeugdhulpverlening kan hierbij
ondersteunend zijn.
De Nederlandse samenleving verandert door een groeiende verscheidenheid van etnische,
religieuze en culturele achtergronden. Die verandering vraagt om onderlinge
verdraagzaamheid en een voorspoedige integratie. Ieders inspanning en bijdrage is daarbij
nodig. Onverdraagzaamheid en discriminatie zijn onaanvaardbaar en moeten bij voortduring
worden bestreden.
Gelukkig is er ook veel positiefs te melden over de plaats die leden van etnische
groepen in ons land gevonden hebben. Op een aantal terreinen eist de maatschappelijke
positie van etnische groepen echter onze bijzondere aandacht op: de werkloosheid is
hardnekkig hoog en de vorderingen in het onderwijs blijven soms achter. Bij de bestrijding
van de hoge werkloosheid zullen de overheid, de organisaties van werkgevers en werknemers
en de minderhedenorganisaties nauw moeten samenwerken.
De werkgevers, waaronder ook de overheid als werkgever, moeten zich aangesproken voelen
op hun verantwoordelijkheid om een groot aantal leden van minderheden in dienst te nemen,
ook op gezichtsbepalende plaatsen in hun organisatie. De regering wil zich met kracht
inzetten voor beleidsafspraken, gericht op een beduidend groter aantal arbeidsplaatsen
voor minderheden.
De regering wil zorgdragen voor een doeltreffend verlopend inburgeringsproces van
migranten en het vervolg daarop: een goede aansluiting op het onderwijs en doorschakeling
in het arbeidsproces. De huisvesting van deze groepen is geregeld via de
huisvestingstaakstellingen voor statushouders. Daarmee wordt de zorg voor integratie voor
deze groepen nieuwkomers in de samenleving een verantwoordelijkheid voor alle gemeenten.
Vanzelfsprekend mag van leden van minderheden verwacht worden dat zij zich zelf actief
inzetten om deelgenoot te worden van de Nederlandse samenleving.
In een wereld, waarin afstanden steeds gemakkelijker te overbruggen zijn en waarin
naast conflicten ook aanzienlijke welvaartsverschillen voorkomen, zoeken mensen sneller
elders een nieuwe toekomst. Die realiteit vereist een toelatingsbeleid dat streng is,
waarbij onmiddellijk de aanvulling past dat ook een streng beleid humaan en rechtvaardig
behoort te zijn.
De regering wil zich in de komende tijd inzetten om dit beleid met nieuwe instrumenten
vorm te geven. Daartoe zal de regering in de eerste plaats met voorstellen komen tot
herziening van de Vreemdelingenwet. Die zullen erop gericht zijn om aan asielzoekers zo
snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen over de vraag of zij in ons land kunnen
blijven. Hoe sneller dat kan, met inachtneming uiteraard van de vereiste zorgvuldigheid,
hoe beter het voor alle betrokkenen is. Het moge vanzelf spreken dat daarbij de ook voor
ons land geldende internationale verplichtingen onverkort in acht zullen worden genomen.
Bij de opvang van asielzoekers zal nadrukkelijker dan voorheen een beroep gedaan worden
op de eigen verantwoordelijkheid en de zelfredzaamheid van asielzoekers zelf. Zo zal aan
bepaalde groepen asielzoekers de mogelijkheid worden geboden om zelf onderdak te zoeken en
zal zo spoedig mogelijk het verrichten van bepaalde vormen van betaalde arbeid door
asielzoekers mogelijk worden gemaakt. De opvang zal verder zodanig moeten worden ingericht
dat op flexibele wijze kan worden omgegaan met wisselende aantallen asielzoekers. Bepaalde
groepen asielzoekers zullen op soberder wijze dan nu kunnen worden opgevangen.
Mevrouw de Voorzitter,
Aan een ieder - jong en oud - worden steeds hogere eisen gesteld om de ontwikkelingen
in onze samenleving te kunnen bijbenen. Nieuwe technologieën zijn diep in het dagelijks
leven binnengedrongen, zowel in de privé-sfeer als op de werkplek. Zonder voldoende
kennis van deze nieuwe technologieën - en de juiste vaardigheden om ermee om te gaan -
wordt het steeds moeilijker om in onze maatschappij volwaardig te blijven meedoen.
Een eerste opgave is te voorkomen dat kinderen al op jonge leeftijd een achterstand
oplopen. Vandaar dus het belang van een versterkte aandacht in het onderwijsbeleid voor
jonge kinderen. Dit krijgt vorm door extra activiteiten in de voorschoolse periode. Ook de
voortgaande klassenverkleining, met name in de onderbouw van de basisscholen, beoogt bij
te dragen aan meer aandacht voor individuele leerlingen en voor hun beperkingen,
mogelijkheden en talenten. De formule van de brede buurtschool wordt door de regering
krachtig ondersteund. Integratie van maatschappelijke functies kan een bijdrage leveren
aan de sociale samenhang in de wijk en daarmee aan de ontwikkeling van kinderen in
achterstandsituaties.
In onze samenleving wordt de noodzaak vaardigheden te onderhouden en bij de tijd te
brengen steeds groter. Met name de jongeren van nu moeten erop worden voorbereid dat zij
zich permanent nieuwe kennis en vaardigheden eigen zullen moeten maken. Kortom: een leven
lang leren. In het voortgezet onderwijs zal dit moeten leiden tot een nadere invulling van
het zogenoemde leren leren. De regionale opleidingencentra zullen, in samenspraak met
arbeidsvoorziening, een compleet aanbod moeten ontwikkelen van initieel beroepsonderwijs,
volwasseneneducatie en scholing voor werknemers en werkzoekenden. Om het beroepsonderwijs
optimaal te laten aansluiten bij de behoeften op de arbeidsmarkt zal een versterkte
samenwerking met het bedrijfsleven worden nagestreefd, met name door bundeling van
voorzieningen in de zogenoemde technocentra.
Het stelsel van studiefinanciering zal worden verbeterd door aanpassing van
opleidingsmodaliteiten en door verhoging van de leeftijd waarop men de studie kan beginnen
met behoud van het recht op studiefinanciering. Met behulp van experimenten zullen
alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus worden onderzocht.
Het concept van "een leven lang leren" vraagt van de overheid overigens een
beleid dat niet ophoudt bij de grenzen van het onderwijsveld. Voor het welslagen ervan is
een samenhang vereist met tal van andere beleidsterreinen. Daarbij gaat het onder meer om
faciliteiten als spaarloon voor studieverlof en studiekosten en fiscale ondersteuning van
scholingsactiviteiten. Daarnaast is een brede aanpak nodig om tegen te gaan dat jongeren
het onderwijs verlaten zonder diploma. Enerzijds zullen de verantwoordelijkheden en
inspanningen van alle betrokkenen - inclusief die van ouders en leerlingen - verder moeten
worden aangescherpt. Anderzijds zullen de resultaten hiervan mede afhangen van de
aansluiting die kan worden gevonden bij de inspanningen op verwante terreinen, zoals het
jeugdbeleid en het grote steden- en integratiebeleid.
Zonder de enthousiaste inzet en deskundigheid van het onderwijzend personeel is goed
onderwijs niet mogelijk. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken en het
carrièreperspectief te vergroten, zal de regering onder andere extra geld uittrekken voor
een nieuwe functiedifferentiatie.
Met uitzondering van de vormgeving van de samenwerkingsschool, waarover de
Onderwijsraad op korte termijn om advies zal worden gevraagd, heeft de regering de komende
periode geen voornemens tot wijziging van de structuur van het onderwijs. Het gaat thans
in essentie om een bezonnen implementatie en realisatie van doelstellingen die al eerder
in wetgeving zijn vertaald en om verdere kwaliteitsverbetering.
Burgers mogen de overheid aanspreken op de kwaliteit van het onderwijs. Het verzorgen
van goed onderwijs is een zaak van de onderwijsinstellingen, maar het is de overheid die
hierop toeziet en zonodig ingrijpt.
Nederland is duidelijk op weg een 'brainport' te worden. De vitaliteit van onze
economie en de leefbaarheid van de samenleving staan of vallen met het ontwikkelen en
toepassen van zeer uiteenlopende vormen van kennis. De inzet van investeringsmiddelen voor
de ontwikkeling en toepassing van kennis onderstreept het belang dat de regering hieraan
hecht. De komende periode zal onder meer fors worden geïnvesteerd in de toepassing van
informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs. ICT is een van de pijlers waarop
een sterke kenniseconomie rust. Het is van belang dat Nederland bij de nieuwste
ontwikkelingen op dit terrein - zoals Internet en elektronische handel - aansluiting
vindt. Inbedding in het onderwijs is daarvoor van groot belang.
De snelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie in de afgelopen
decennia heeft geleid tot vele nieuwe mogelijkheden voor gezinnen en bedrijven. We zijn
hierdoor echter wel meer afhankelijk geworden van het goed functioneren van
computersystemen. Voor zover we dit nog niet beseften, is dit wel duidelijk geworden naar
aanleiding van de zogenoemde millenniumproblematiek. De tijd die ons rest tot de
eeuwwisseling is nog maar kort. De in de vorige periode in gang gezette maatregelen om de
risico's van het millenniumprobleem zoveel mogelijk weg te nemen, zullen met kracht worden
voortgezet.
De regering hecht sterk aan een bloeiend cultureel leven, waarin het evenwicht wordt
bewaard tussen behoud van waardevol erfgoed enerzijds en ruimte voor nieuwe ontwikkelingen
anderzijds. Voor deze beide aspecten zullen in de komende periode ruimere middelen worden
uitgetrokken. Het kunst- en cultuurbeleid draagt, op zijn eigen manier, bij aan de
ontplooiing van burgers en de wijze waarop zij zijn toegerust op hun functioneren in de
samenleving.
Mevrouw de Voorzitter,
Ons land heeft van oudsher een actieve internationale instelling. De regering wil dit
profiel verder ontwikkelen. Nederland heeft in zijn grondwet de bevordering van de
internationale rechtsorde opgenomen. Een voorbeeld is onze rol bij de totstandkoming van
het verdrag over het Internationaal Strafhof. De vestiging van dat Hof in Den Haag is een
blijk van erkenning daarvan. Ook onze bijdrage aan internationale organisaties telt.
Nederland is de vijfde contribuant van de Verenigde Naties. In de internationale
financiële instellingen spelen wij eveneens een belangrijke rol. Binnen de Europese Unie,
waarover ik reeds eerder sprak, leveren wij een constructieve en verantwoorde bijdrage.
Wij ontlopen onze verantwoordelijkheden niet. Onze krijgsmacht wordt ingezet voor
vredesoperaties. Nederland behoort tot de landen met de hoogste bijdrage op het terrein
van ontwikkelingssamenwerking.
Wij zijn een belangrijke handelsnatie en behoren tot de grootste investeerders in
buitenlandse markten. De wereldmarkt is groter en toegankelijker geworden en biedt
daardoor meer kansen. Tegelijkertijd maakt de crisis in Azië nog eens duidelijk hoe
kwetsbaar afzonderlijke landen zijn geworden voor internationale ontwikkelingen. Nederland
heeft met zijn open economie groot belang bij een stabiel en krachtig multilateraal
handelsstelsel. De regering zal zich inzetten voor een verdere versterking hiervan en erop
toezien dat de spelregels ook arme landen in staat stellen hieraan effectief deel te
nemen.
De behoefte aan ondersteuning bij de armste landen blijft onverminderd groot. Terwijl
de hulpomvang internationaal helaas terugloopt, blijft ons land met een bijdrage van 0,8%
van het BNP een voorbeeldfunctie voor velen vervullen.
Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid zal zich in hoge mate blijven concentreren op
verbetering van de levensomstandigheden van de armsten. Dat zijn vooral veel vrouwen en
kinderen. Economische groei is hiervoor noodzakelijk maar niet voldoende. Gericht beleid
is nodig om ongelijkheid te verminderen en arme mensen toegang te verschaffen tot
hulpbronnen waarmee ze hun leefsituatie kunnen verbeteren. Zeggenschap en participatie
zijn hierbij sleutelbegrippen.
Het beleid voor de allerarmsten in de wereld behelst meer dan een overdracht van geld.
Het gaat ook om internationale afspraken in de sfeer van de wereldhandel, het mondiaal
financieel stelsel en sociale doelstellingen, die arme landen reële kansen geven te delen
in de mondiale welvaartsgroei en het lot van hun burgers te verbeteren. Dit noopt tot een
afgewogen inzet van middelen in bilateraal en multilateraal verband. Onze positie in de
multilaterale instellingen schept ruimte voor een actieve bijdrage aan de behandeling van
wereldvraagstukken. Wij zullen die zo goed mogelijk benutten.
Nederland levert een belangrijke bijdrage aan humanitaire hulpverlening en aan behoud
en herstel van vrede en veiligheid in Europa en daarbuiten. Daarvoor bestaat in ons land
gelukkig brede steun. Het is ons de laatste jaren en maanden genoegzaam duidelijk geworden
hoe moeizaam en zwaar deze taakvervulling is, in het bijzonder voor de ermee belaste
militairen. Opgedane ervaringen mogen niet tot de slotsom leiden dat ons land zich in de
toekomst aan zijn internationale verantwoordelijkheid tot het leveren van een bijdrage aan
vredesoperaties zal onttrekken. Mede daarom staat de noodzaak om een moderne, goed
getrainde en goed uitgeruste krijgsmacht te behouden recht overeind. Aan dit uitgangspunt
zullen de in het regeerakkoord opgenomen bezuinigingen op de defensiebegroting geen
afbreuk mogen doen.
De krijgsmacht voert haar hoofdtaken overwegend in internationaal verband uit. In dit
kader zijn de NAVO, alsmede andere multilaterale en bilaterale samenwerkingsverbanden van
groot belang. De internationale dimensie zal nadrukkelijk bij de uitwerking van de
financiële afspraken over defensie worden betrokken. Bij de opstelling van de nieuwe
Defensienota zal terdege rekening worden gehouden met de uitkomsten van de herziening van
het Strategisch Concept van de NAVO, die volgend voorjaar wordt afgerond. Daarbij komt de
vraag aan de orde welke prioriteiten Nederland voor de taken en middelen van de
krijgsmacht stelt. Ook het personeelsbeleid komt in de nieuwe Defensienota aan de orde,
met aspecten als goed werkgeversschap, voldoende wervingskracht, een goede
personeelsopbouw en een flexibeler dienst-einde-regeling.
Voor een duidelijk herkenbaar Europees en internationaal profiel is een pragmatische,
realistische, slagvaardige en ook idealistische aanpak nodig. Idealistisch als het gaat om
onze beginselen en doelstellingen. Pragmatisch als het gaat om het bewaken van de
Nederlandse positie en belangen. Realistisch als het gaat om haalbaarheid en het zetten
van concrete stappen. Slagvaardig als het gaat om het tempo waarin en de
overtuigingskracht waarmee wij opereren. Onze inspanningen in internationale organisaties
en de samenwerking met de Europese partners zijn onlosmakelijk verbonden met onze
bilaterale betrekkingen. Wij zullen doorgaan met de versteviging daarvan.
Mevrouw de Voorzitter,
Aan de vooravond van een nieuwe eeuw mogen we met dankbaarheid vaststellen dat het in
veel opzichten goed gaat met ons land.
Maar in menig opzicht hebben wij nog niet voldoende kunnen bereiken. Bovendien dienen
nieuwe problemen en uitdagingen zich aan.
Het geheel van de voornemens van de regering waarover ik heb gesproken, doet een beroep
op een ieder om in de lijn van onze nationale tradities met een gezamenlijke inspanning
verder te bouwen aan een samenleving die aan mensen goede kansen biedt op individuele
ontplooiing en welvaart; een samenleving die zich tevens kenmerkt door een grote
verbondenheid tussen zwakken en sterken, tussen jong en oud, tussen mannen en vrouwen. Ons
land zal ook in de volgende eeuw een goed thuis moeten zijn voor allen die hier wonen.