Referenda zijn er in vele soorten en maten
Bij het lijmen van het paarse
kabinet wordt gezocht naar een alternatief voor het afgeschoten
correctieve referendum. Een blik over de grens leert dat de
mogelijkheden legio zijn.
Door onze redacteur EGBERT KALSE
DEN HAAG, 28 MEI. Een land zonder referendum is geen echte democratie.
Althans niet in het hedendaagse Europa. Nederland is samen met Portugal
het enige land in de Europese Unie waar een referendum op landelijk
niveau niet tot de democratische rechten van het volk behoort. Daar had
vorige week verandering in moeten komen, toen de Eerste Kamer stemde
over invoering van een correctief referendum. De afloop is bekend.
Met het afschieten van het correctief referendum leken de kansen op
volksraadplegingen weer voor jaren verkeken. Echter, inmiddels wordt met
informateur Tjeenk Willink driftig gezocht naar een alternatief,
waarschijnlijk een oplossing waar geen grondwetswijziging voor nodig is.
Maar wat voor soort referendum moet er dan komen? Een obligatoir,
facultatief of vrijwillig referendum, een consultatief of raadplegend
referendum, of een decisief referendum?
Bij een internationale vergelijking van referenda, zoals in 1985 door de
staatscommissie onder leiding van oud-premier B. Biesheuvel is gemaakt
ter voorbereiding op een eerdere poging het referendum in te voeren in
Nederland, zijn ruwweg drie opties te onderscheiden. Een verplicht
referendum, een facultatief beslissend referendum en een facultatief
raadplegend referendum. Daarnaast bestaat er een volksinitiatief,
waarbij het volk zelf het initiatief neemt voor een wetsvoorstel.
Bij het verplichte referendum, zoals dat in onder meer Zwitserland,
Oostenrijk en Spanje bestaat, móet de overheid bij een wijziging
van de grondwet een referendum houden. Het facultatief (dus niet
verplicht) beslissend referendum houdt in dat overheid of burgers een
voorstel tot referendum kunnen doen waarvan de uitslag bindend is. Het
voorstel dat vorige week werd weggestemd was zo'n facultatief bindend
referendum. Het facultatief raadplegend referendum tenslotte is het
meest vrijblijvend. Overheid of burgers kunnen tot een referendum
besluiten, maar de uitslag van zo'n referendum hoeft niet gevolgd te
worden. Hieraan wordt nu door de paarse fracties gedacht.
De onderwerpen waarover landen referenda houden zijn legio. Moeten we
toetreden tot de Europese Unie? In Scandinavië heeft een dergelijk
referendum meermalen voor een resoluut 'nee' van de bevolking gezorgd.
Moeten auto's links blijven rijden of rechts gaan rijden? In Zweden werd
in 1955 een referendum gehouden over dit onderwerp. Uitslag: rechts. En
in 1967 was het zo ver. Mag het staatshoofd terugkeren? In buurland
België - waar slechts één keer een referendum is
gehouden - stemde in 1950 bij een opkomst van 93 procent 57,68 procent
vóór de terugkeer van koning Leopold III. Er werd een
speciale wet voor in het leven geroepen om dit raadplegend referendum
mogelijk te maken.
Of neem Denemarken. Dit land heeft weliswaar de mogelijkheid tot het
houden van verschillende typen referenda in verschillende wetten
opgenomen. Maar in de periode 1916 tot 1979 werden er slechts veertien
gehouden. Drie daarvan waren verplichte grondwetsreferenda. Bij zo'n
referendum moet een meerderheid, bestaande uit minimaal veertig procent
van het electoraat, akkoord gaan. Opmerkelijk is dat in Denemarken bij
'gewone' referenda (facultatief) een meerderheid aan tegenstemmers
bestaande uit tenminste dertig procent van het electoraat is vereist.
Een omgekeerde redenering dus.
Misbruik van referenda is ook mogelijk. Dan wordt de bevolking onder
druk gezet om 'ja' of 'nee' te stemmen, omdat anders de sanctie zal
volgen dat een regering of politicus aftreedt. Daarmee wordt de vraag in
het referendum verbreed, omdat feitelijk de machtsvraag ervoor in de
plaats komt. Zo dreigde de Noorse regering met aftreden als het volk
zich tegen toetreding tot de EU zou uitspreken. Het had geen effect:
53,9 procent stemde tegen en de regering trad af. In Frankrijk dreigde
De Gaulle meermalen bij referenda dat hij zou aftreden als de uitslag
negatief zou zijn. Dat gebeurde uiteindelijk in 1969. Hij trad af omdat
een hervorming van de Senaat en een nieuwe regionale indeling waren
verworpen.
Vooral Zwitserland wordt vaak geassocieerd met referenda. Inderdaad
neemt het referendum een belangrijke plaats in het staatsbestel in.
Sinds 1874 - het jaar dat het grondwetsreferendum een vaste plaats kreeg
in de Zwitserse constitutie - heeft het referendum een hoge vlucht
genomen. Daar worden zelfs nieuwe vormen van referenda ingevoerd op
grond van voorstellen van het volk. Een goed voorbeeld daarvan is de
aanleg van de Gotthardspoortunnel. De aanleg maakte het noodzakelijk dat
een internationaal verdrag gewijzigd werd. Het volk wilde dat ook over
de wijziging van dat verdrag een referendum werd gehouden, hetgeen
geschiedde. En zo ontstond een nieuwe vorm van referendum, het
verdragsreferendum.
Zo'n vaart zal het in Nederland niet lopen, denkt P. Gilhuis, hoogleraar
staats- en bestuursrecht aan de Katholieke Universiteit Brabant. Gilhuis
promoveerde in 1981 op een internationale vergelijking van de referenda
in Denemarken, Zwitserland en Frankrijk. "In Nederland moeten we het
beperkt houden tot een raadplegend referendum. En dan nog incidenteel",
meent Gilhuis. Hij zet namelijk vraagtekens bij de deskundigheid van
burgers bij referenda. Om dat gebrek aan deskundigheid zo veel mogelijk
te beperken, dient het re ferendum volgens hem dan ook te bestaan uit
een simpele ja/nee-vraag.