Opnieuw de senaat
HOE BELANGRIJK DE ene stem in
de Eerste Kamer kan zijn, is sinds vorige week duidelijk. Met zijn
'nee' tegen het grondwetsvoorstel dat het correctief referendum mogelijk
moest maken, bleek VVD-senator Wiegel in staat een heel ka binet op te
blazen. De Eerste Kamer, na de opstandige periode ten tijde van de
kabinetten Lubbers, net voorzien van een wat bezonkener imago, was
hierdoor in één keer terug als onberekenbare politieke
factor in het staatbestel. Het debat gaat nu nog hoofdzakelijk over de
kabinetscrisis, maar de roep om een discussie over taak en functie van
de Eerste Kamer is al weer gehoord.
De uitslag van de verkiezingen voor de nieuwe Eerste Kamer die gisteren
in twaalf provinciehoofdsteden werd gehouden, maakt die discussie alleen
maar urgenter. De comfortabele meerderheid waarover het tweede paarse
kabinet in de senaat kon beschikken, is voor het inmiddels demissionaire
kabinet geslonken tot één zetel. Hierdoor kan theoretisch
elke Eerste-Kamervergadering uitlopen op 'Wiegel-dag'. De coalitie kan
zich na de stemming van gisteren ook bij gewone meerderheidstemmingen
geen enkele paarse dissident meer veroorloven. Of het kabinet
daadwerkelijk met het probleem te maken krijgt, hangt nu allereerst af
van de lijmpoging die onder leiding van vice-president Tjeenk Willink
van de Raad van State wordt ondernomen. Maar mocht een herstel van de
breuk serieus mogelijk zijn, dan kan het geen kwaad als bij de
reconstructiewerkzaamheden ook de gewijzigde verhoudingen in de Eerste
Kamer in ogenschouw worden genomen. Het regeerakkoord bevat los van het
referendum immers nog heel wat andere punten die senatoren tot
'principieel' kunnen bestempelen. Te denken valt bijvoorbeeld aan het
veelomvattende belastingplan of de voorgenomen herziening van de
uitvoeringsorganisatie van de sociale zekerheid. En wat te denken van de
rechtmatigheid van het rekeningrijden in slechts een beperkt aantal
steden? Eerste-Kamerleden zijn formeel niet gebonden aan het
regeerakkoord. Daar staat tegenover dat alle senatoren die nu zijn
verkozen, het regeerakkoord van PvdA, VVD en D66 kenden toen zij zich
kandidaat stelden. Nu er sprake is van zo'n fragiele meerderheid in de
Eerste Kamer en al helemaal na de gebeurtenissen van vorige week, zou
het voor de stabiliteit van een hersteld paars goed zijn als er
tenminste duidelijkheid bestaat over de vraag hoe (moreel) gebonden de
nieuwe senatoren van de regeringspartijen zich aan het programma van het
kabinet achten.
VAN BELANG VOOR het verdere verloop van de kabinets crisis is dat een
eventuele paarse coalitie zonder D66 in de Eerste Kamer niet verder komt
dan 34 zetels. PvdA en VVD zullen dus altijd afhankelijk zijn van de
steun van vier niet-paarse senatoren. Het maakt een nieuwe paarse
coalitie niet op voorhand onmogelijk, maar de verhoudingen in de Eerste
Kamer zijn voor een dergelijke oplossing wel een extra complicerende
factor.
Het roept nog eens de principiële vraag op hoe de niet-rechtstreeks
gekozen leden van de Eerste Kamer moeten opereren. Dat de senaat macht
heeft, is vorige week gebleken, maar of het ook gepast is dat Eerste-
Kamerleden bepaalde kwesties politiek tot het uiterste opspelen is een
andere zaak. Met de mogelijkheid wetsvoorstellen te verwerpen, beschikt
de Eerste Kamer over het vetorecht en kan daarmee de wel rechtstreeks
gekozen Tweede Kamer overtroeven. De al vaker gedane suggestie waarbij
de Eerste Kamer haar onwelgevallige wetsvoorstellen terugzendt naar de
Tweede Kamer inplaats van verwerpt, blijft het overwegen waard.
In hoeverre Eerste-Kamerleden bij de behandeling van wetsvoorstellen hun
politieke oordeel moeten laten prevaleren boven kwaliteit en
rechtmatigheid is vanzelfsprekend een zaak die hen zelf en de partijen
die hen gekandideerd hebben aangaat. Interessant voor dat dilemma is wel
de gestage verschuiving die er in de senaat plaatsvindt in de personele
samenstelling. In de nieuwe Eerste Kamer zal het contingent oud-politici
opnieuw zijn gegroeid. Steeds meer verandert de Kamer van 'tweede
lezing' in de Kamer van tweede leven. Met 'nieuwkomers' als Van Thijn,
Terlouw, Sorgdrager, Kohnstamm en Lodders-Elferich begint de senaat toch
enigszins de trekken te krijgen van het Rosa Spierhuis voor politici.
Niet eerder telde de Eerste Kamer ook zoveel nieuwe gezichten. Tot nu
toe vormde 1995 het record, toen er 33 nieuwe senatoren toetraden. Over
twee weken zullen echter 34 nieuwe Eerste-Kamerleden hun opwachting
maken. De ervaring van de gemiddelde senator wordt kortom steeds korter.
Daarmee sluit de Eerste Kamer aan bij de trend die ook al heerst in de
Tweede Kamer. Voor een instituut dat ooit primair bedoeld was om te
waarschuwen voor de waan van de dag is dat een zorgwekkende
ontwikkeling. In elk geval is het nog een goede reden voor een bezinning
op de positie van de Eerste Kamer.
ANDERS DAN TWINTIG jaar geleden wordt het be staansrecht van de Eerste
Kamer nauwelijks meer betwist. Maar nog steeds is de senaat het orgaan
waarop de kiezer geen rechtstreekse invloed heeft. Dat vereist een
terughoudende en bescheiden rol van de senatoren. Maar kunnen zij dat
ook zelf? Het is begrijpelijk dat Eerste-Kamerleden de ruimte nemen die
ze krijgen. Vandaar dat die ruimte beperkt zal moeten worden.