U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier IRT-affaire

Nieuws

Rapport

Kamercommissie

Achtergrond

Biografie

Opinie

Begrippen

Ontspoorde opsporing

EEN BESLUITENLIJST van twee dozijn 'activiteiten' vormt het sluitstuk van de nadere reactie van het kabinet op de parlementaire enqute over de ontspoorde opsporingsmethoden. De lijst is niet uitputtend en verschillende activiteiten bestaan uit verscheidene onderdelen. De enqutecommissie-Van Traa heeft overigens niet minder dan 129 'beslispunten' aan de Tweede Kamer voorgelegd. Er blijft dus nog heel wat te bespreken tijdens het debat, medio mei, over de drievoudige crisis in de opsporing.

Het kabinet is de enqutecommissie een heel eind genaderd. Dat geldt met name voor het gevoelige punt van het doorlaten van partijen drugs, waarbij een zending bewust niet in beslag wordt genomen en dus met medeweten van de Staat op de markt komt. Dat kan nuttig zijn om de opsporingsdiensten een betere kijk te geven op de werkwijze van de georganiseerde misdaad, maar al eerder kwam het kabinet tot de conclusie dat het verwerven van, zoals dat heet, een 'informatiepositie' geen doel in zichzelf kan zijn.

HET DOORLATEN van drugs is een methode waarbij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit zonneklaar uit de hand is gelopen. Er is volgens minister Sorgdrager (Justitie) alleen al aan softdrugs onder officiële regie voldoende op de markt gebracht om de hele Nederlandse markt gedurende een jaar te bedienen. Zoiets valt niet uit te leggen aan de boze Fransen - maar ook niet in het tolerante Nederland.

Een overgrote meerderheid van de commissie-Van Traa wil het doorlaten (op een handjevol kilo's softdrugs als 'lijnentester' na) geheel verbieden. Toch bepleitte Sorgdrager een gaatje open te laten, ook als het gaat om harddrugs (of explosieven). Haar standpunt heeft weerklank gevonden in de Kamer als geheel. Het kabinet kiest nu in beginsel voor een verbod, maar wil in bijzondere gevallen - en alleen voor een proefzending - een ontheffing door de minister van justitie persoonlijk mogelijk maken.

Dit is een pragmatische poging tegemoet te komen aan de harde conclusie die de commissie-Van Traa uit zijn onderzoek trok en tegelijk de handen van politie en justitie niet geheel te binden. Zelfs in die harde conclusie zit trouwens al enige rek. De enqutecommissie wil ,,gecontroleerde aflevering'' toelaten, waarbij een zending wordt doorgelaten met het doel haar in beslag te nemen en de ontvangers in te rekenen. Resultaat valt echter nooit te garanderen, zo is tijdens de openbare verhoren van de afgelopen herfst gebleken. Dat vormt op zichzelf reeds een opening naar het echte doorlaten.

Ook op andere onderdelen laten de conclusies van de commissie-Van Traa ruimte. Problemen met de - afgekeurde - criminele burgerinfiltrant vallen te omzeilen door hem tot - kleurloze - informant te bestempelen. Zeker de grens tussen de - verboden - kroongetuige en de - toegelaten - deal met een criminele getuige is vloeiend, zo bleek de afgelopen week tijdens de inleidende schermutselingen in het grote drugsproces tegen de Hakkelaar in Amsterdam.

,,EEN COMPLEX PROBLEEM leent zich niet voor eenvoudige oplossingen'', zegt het kabinet in navolging van de commissie-Van Traa. Dat is waar, maar tegelijk is het nodig duidelijke prioriteiten te leggen. Zeker door de verantwoordelijke bewindslieden. Er is weliswaar een drievoudige crisis gebleken - van normen, gezag en organisatie - maar nieuwe normen en een nieuwe opzet beloven toch niet veel op te lossen wanneer er niet een aantal personen op verantwoordelijke posities worden vervangen.

Dat geldt in het bijzonder voor de politie. Kenmerkend voor dit apparaat is dat het min of meer los van de formele structuren altijd de ogen heeft gericht op (zo men wil: de oren laat hangen naar) een aantal hiërarchische trendsetters. Evenzeer onmiskenbaar is dat dezen het bij de aanpak van de georganiseerde criminaliteit hebben laten afweten. Dit kenmerk van de politie als een eigen wereldje gaat de strikte termen van de persoonlijke schuldvraag te boven.

Het is met name niet eerlijk de rol van de korpschef van Kennermerland, mr. R. Straver, die presidieerde over de verloedering van de Criminele inlichtingendienst (CID) in zijn regio tot een staatje binnen de Staat, te vatten in termen van een persoonlijke betrokkenheid. Toch zei nu net deze hoofdcommissaris eind vorig jaar tegen de Volkskrant: ,,Het gaat verdomme om mijn mensen, om de integriteit van mijn apparaat.''

Voorafgaand aan het vernietigende rapport van de rijksrecherche over de Haarlemse CID gaf hij daarmee zelf aan dat de verantwoordelijkheid van de politieleiding de termen van directe verwijtbaarheid te boven gaat. Het is sympathiek dat de korpsbeheerders van Kennemerland om Straver heen zijn gaan staan. Zijn verdiensten voor de politie zijn onmiskenbaar. Het falen van zijn CID echter evenzeer.

KENNEMERLAND STAAT NIET op zichzelf. De stelling dat het slechts om enkele rotte appels gaat, is in het licht van recente onthullingen in deze krant over de 'Belgische connectie' aan twijfel onderhevig. De verantwoordelijkheid van een korpschef is nauw verbonden met die van andere autoriteiten. Dat zijn echter geen redenen zich, zoals het kabinet nu, te verschuilen achter de landsadvocaat als het gaat om de personele gevolgen van de enqute.

Van Traa was de eerste om te onderstrepen dat zijn commissie niet was ingesteld voor personele beslissingen. De weifelende stellingname van het kabinet - ook wat betreft het openbaar ministerie - maakt het echter onvermijdelijk dat de volksvertegenwoordiging in het komende debat juist op dit punt aandrang uitoefent. Dan moeten de verantwoordelijke ministers niet klagen dat ,,de Kamer regeert''.

Alleen dit hoofdredactionele commentaar verwoordt de mening van de krant

NRC Webpagina's
30 april 1996

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad