U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier IRT-affaire

Nieuws

Rapport

Kamercommissie

Achtergrond

Biografie

Opinie

Begrippen

Inzake Van Traa

OM HET BIJ DE MATERIE behorende spraakgebruik te hanteren: de pro-actieve fase van de parlementaire enqutecommissie opsporingsmethoden is deze week afgesloten. Drie dagen lang sprak de Tweede Kamer met de commissie uit haar midden over het in totaal 6700 pagina's (inclusief bijlagen) tellende rapport. Commissie-voorzitter Van Traa en de zijnen kunnen tevreden zijn. De lof die de enqutecommissie begin februari bij het verschijnen van haar verslag kreeg toegezwaaid, was er ook deze week nog. De belangrijkste conclusie is dat de bevindingen van de commissie en de aanbevelingen op hoofdlijnen door een ruime meerderheid in de Tweede Kamer worden onderschreven.

Dat lijkt in eerste instantie wellicht logisch, bij een breed-parlementair samengestelde commissie. Toch lopen dit soort commissies het gevaar zich zo te vereenzelvigen met het onderwerp, dat zij juist los komen te staan van de (politieke) werkelijkheid. De commissie Van Traa zal een dergelijke deceptie bespaard blijven. Maar tegelijk moet worden vastgesteld dat een meerderheid in de Tweede Kamer over een aantal niet-onbelangrijke aanbevelingen nog geen afgerond oordeel heeft gegeven.

BIJ DE NOG OPEN ZAKEN gaat het onder andere om de vraag of het doorlaten van hard drugs met medeweten van de politie onder alle omstandigheden moet worden verboden en of het opsporingsapparaat gebruik mag maken van criminele informanten. Dit zijn nu uitgerekend de punten die ertoe hebben geleid dat het onderwerp IRT uitgroeide tot een affaire.

Tegenover het rechtlijnige 'nee' van het overgrote deel van de commissie om van dit soort methoden gebruik te maken, stonden de aarzelingen van nogal wat Kamerfracties. Er heerste daar twijfel over de gedetailleerdheid waarmee de commissie de opsporingsmethoden wil normeren. Het was het PvdA-Kamerlid Kalsbeek dat er op wees dat naarmate er meer onderscheiden situaties zijn er meer grenzen zijn en naarmate er meer grenzen zijn, meer grensgevallen. De mate waarin de Kamer meer voor de pragmatische benadering kiest zal uiteindelijk bepalend zijn voor het oordeel of 'Van Traa' werkelijk voor fundamentele wijzigingen heeft gezorgd.

DE ONMISKENBARE WAARDE van het rapport van de enqute-commissie is dat nauwgezet vele facetten van de opsporingspraktijk in kaart zijn gebracht. Dat deze praktijk in veel gevallen geen enkele aanluiting meer had bij de belevingswereld van bijvoorbeeld de Tweede Kamer is evident. Maar of het beeld compleet is, valt te betwijfelen. Commissie-voorzitter Van Traa gaf dat zelf deze week ook ruiterlijk toe toen hij zei ,,niet alles te weten''. Maar het patroon van de opsporingsprakrijk is wel bekend en eveneens is inzicht verschaft in aard en omvang van de criminaliteit.

De opdracht aan de commissie was echter breder. Toen eind 1994 tot de instelling van een enqutecommissie werd besloten, is gewezen op het wetgevingselement dat eveneens een rol zou dienen te spelen. Vandaar ook de lijst met 129 beslispunten die de commissie de rest van de Tweede Kamer heeft voorgelegd. Het lot van deze lijst is beslissend voor het succes van Van Traa. Maar juist hierover heeft de meerderheid van de Kamer nog geen definitief oordeel willen geven.

HET KABINET KAN zich na deze week dan ook eveneens tevreden noemen. Van die kant zijn in een reactie op het rapport van de enqute-commissie grote bezwaren geuit tegen het strikt regulerende karakter van een aantal aanbevelingen. De ontmoeting tussen Kamer en enqutecommissie heeft in elk geval duidelijk gemaakt, dat het kabinet deze strijd zeker nog niet verloren heeft.

Alleen dit hoofdredactionele commentaar verwoordt de mening van de krant.

NRC Webpagina's
20 april 1996

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad