Hans Steketee Zeemanseiland Ouessant Jean Créach (spreek uit kree-asj) gaat nog elke middag een stukje wandelen om naar de Jument te kijken. Hij heeft geen strottehoofd meer en zijn vrouw doet het woord. Jarenlang woonden ze hemelsbreed twee kilometer van elkaar: zij in haar huisje op de zuidpunt van het eiland en hij op zijn toren in zee. Communiceren konden ze alleen via "de dienst' in Brest. Die bracht elke week met een bootje voorraden naar de vuurtoren, ,,temps permettant'' - als het weer het toeliet. ,,Wanneer het licht aanging, wist je dat het goed met hem ging'', zegt de vrouw van de vuurtorenwachter. Er zit niemand meer op de Jument; het licht is sinds twee jaar geautomatiseerd, elke vijftien seconden drie rode schitteringen. Ouessant haalt streken uit met je ogen. In dit licht en door de waterdamp die komt en gaat en weer komt zijn afstanden niet te schatten. Het leek daarnet een minuutje fietsen naar de Creác'h, de hoogste vuurtoren van het eiland, maar het is toch echt twee kilometer. Bovenin, waar de reusachtige lenzen nu zijn afgedekt met lakens, herhaalt zich dat in het groot. Eerst is het alsof de kust en de kleine eilandjes tussen Ouessant en het vasteland, de silhouetten van de Jument en de Kéréon op hun rots in de stroming, onder handbereik liggen. Als in een schaal. Maar dan, als de zon wat hoger is gaan staan, zie je de vloed en de verse nevel de archipel binnen stromen en drijft Frankrijk langzaam weer uit het zicht.
ga terug | pagina 12 van 16 | lees verder |