Minder uitkeringen, koppeling hersteld
Voor het eerst in 25 jaar is het aantal uitkeringstrekkers jonger dan 65 jaar gedaald. Omgerekend in volledige uitkeringen heeft dit jaar een daling plaats met 13.000 en in 1996 met 24.000. Dit blijkt uit de begroting van het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid.Een belangrijk neveneffect is dat de uitkeringen volgend jaar worden gekoppeld aan de gemiddelde loonontwikkeling en dus iets omhoog gaan. Per 1 januari stijgen ze met 0,96 procent en per 1 juli met 0,95 procent. Verder gaat de kinderbijslag per jaar met 25 gulden per kind omhoog en stijgt hij bovendien mee met het gemiddelde prijsniveau.
Het kabinet gaat ervan uit dat de lonen in de bedrijven volgend jaar gemiddeld met 2 procent omhoog gaan. De koopkracht blijft hierdoor voor de meeste mensen ongeveer gelijk. Een modale inkomenstrekker mag op een vooruitgang van 0,75 procent rekenen, een alleenstaande met minimumloon levert 0,75 procent aan koopkracht in.
Minister Melkert en staatssecretaris Linschoten laten weten dat zij de wet op grond waarvan de uitkeringen al dan niet worden gekoppeld, intact willen laten. Ook de komende periode zal de toepassing van deze wet, in het bijzonder de getalsverhouding tussen het aantal werkenden en het aantal niet-werkenden, dus bepalend zijn voor de (half)
jaar lijk se vraag of de uitkeringen worden gekoppeld. Dit verhoudingsgetal komt volgens de raming in 1996 uit op 81,4. Dat wil zeggen dat tegenover elke 100 mensen met een baan 81,4 mensen staan met een uitkering. Komt dit getal boven de 82,6, dan wordt er in principe niet gekoppeld. De beste manier om onder het verhoudingsgetal te blijven, is het scheppen van meer banen. De bewindslieden kondigen aan dat zij dit niet alleen willen bereiken via lastenverlichting voor het bedrijfsleven, maar ook door deeltijdarbeid te bevorderen. Hoewel in Nederland al een op de drie werknemers in deeltijd werkt (tegenover een op zeven in Europa), achten Melkert en Linschoten uitbreiding nog steeds mogelijk.
De minister en de staatssecretaris nemen maatregelen om in het bijzonder laag opgeleiden goedkoper te maken voor werkgevers. Zij vinden dat de sociale partners hier tegenover moeten stellen, dat in CAO's meer lage loonschalen komen. Gemiddeld liggen de laagste loonschalen 13 procent boven het minimumloon (met uitschieters naar 20 tot 30 procent). De bewindslieden vinden dit een ,,beduidend'' en ,,ongewenst'' verschil.
Het besluit van het kabinet om extra laagbetaalde banen in de collectieve sector te scheppen (bestemd voor langdurig werklozen) leidt ertoe dat eind 1996 20.000 mensen meer aan het werk zullen zijn in openbare veiligheid, kinderopvang, monumentenzorg en milieuzorg. Dat moeten er uiteindelijk 40.000 worden. Verder zullen er, bij wijze van experiment, 20.000 langdurig werklozen de komende twee jaar aan het werk gaan, waarbij hun uitkering als deel van hun loon wordt gebruikt.
Per 1 januari wordt de nieuwe Algemene Bijstandswet van kracht. Dit betekent onder meer dat gemeenten meer naar eigen inzicht de hoogte van een uitkering kunnen bepalen en ook meer mogelijkheden krijgen bijstandsontvangers tot activiteiten aan te zetten. Iedereen in de bijstand moet dan in principe beschikbaar zijn voor een baan, uitgezonderd alleenstaande ouders met kinderen jonger dan vijf jaar.
Eveneens per 1 januari moet de Ziektewet goeddeels worden vervangen door een verplichting voor werkgevers hun zieke werknemers zelf maximaal een jaar door te betalen. De voorgenomen privatisering van de WAO is daarentegen uitgesteld. Begin volgend jaar moet ook de Algemene Nabestaandenwet van kracht worden, die de mogelijkheden beperkt voor weduwen en weduwnaars om een uitkering te krijgen.