Geld voor starters en opvolgers boerenbedrijf
Zijn hoofd staat in de laatste dagen van de zomer van 1995 niet naar de begroting, zo moest minister Van Aartsen van landbouw, natuurbeheer en visserij toegeven bij zijn toelichting op ,,het pak papier'' waarin de voornemens voor volgend jaar bekend worden gemaakt. Niet de begroting kostte hem hoofdbrekens, maar de zich voortslepende besprekingen over het mestbeleid.De begroting bestaat grotendeels uit maatregelen die al zijn uitgelekt of reeds zijn aangekondigd, bijvoorbeeld in zijn voorjaarsnota "Dynamiek en Vernieuwing'. Van Aartsen moest dan ook erkennen dat deze begroting geen ,,echte, grote verschuivingen'' kent.
Evenals andere sectoren in de economie profiteert de land- en tuinbouw volgend jaar van de gunstige economische omstandigheden. Er wordt 163 miljoen gulden uitgetrokken voor specifieke lastenverlichting van boeren en tuinders. Daarbij gaat het vooral om fiscale maatregelen en de vorming van fondsen. Voor de investeringsaftrek wordt 35 miljoen gulden vrijgemaakt, voor de stimulering van beginnende agrariërs trekt het ministerie volgend jaar in totaal 42 miljoen gulden uit, waarvan 23 miljoen voor een "Agro-startersfonds'. Om bedrijfsopvolging financieel aantrekkelijker te maken wordt 31 miljoen gulden gereserveerd. Voor milieu-investeringen in de agrarische sector is volgend jaar dertig miljoen gulden extra beschikbaar.
Daarnaast gaat het om maatregelen waar kleinere bedragen mee zijn gemoeid, zoals de verruiming van onderzoek en de ontwikkeling van produkten (vijf miljoen) en vrijstelling in de overdrachtsbelasting (zes miljoen). De totale lastenverlichting, inclusief de maatregelen die voor alle bedrijven gelden, levert volgens een schatting van Van Aartsen voor een gemiddeld agrarisch bedrijf op jaarbasis een lastenverlichting van circa 3.700 gulden op.
Ondanks de gunstige economische omstandigheden moet ook Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) volgend jaar bezuinigen, in totaal 130 miljoen gulden. Er zal vooral worden gekort op subsidies die weinig succesvol zijn gebleken of bij voortduring niet volledig zijn benut. Op het departement zelf moet volgend jaar 45 miljoen gulden worden bezuinigd. Een van de grootste uitgavenposten betreft de financiering van de vorming van de Ecologische Hoofdstructuur. Voor het aaneensluiten van natuurgebieden in Nederland wordt volgend jaar veertig miljoen gulden uitgetrokken.
Van Aartsen heeft de strijd aangebonden met de regelzucht: bestaande LNV-regels worden kritisch beoordeeld, maar ook zal onderzoek worden gedaan bij landbouwbedrijven om van de betrokkenen zelf te horen welke regelgeving als knellend wordt ervaren. Begin volgend jaar zijn de eerste resultaten te verwachten.
Van Aartsen omschrijft de uitgangspositie van de Nederlandse "agrosector' als ,,overwegend goed''. Niet zonder trots stelt hij vast dat het merendeel van de ondernemers in de sector zijn inkomen uit de markt haalt, onafhankelijk van subsidies van de Europese Unie. Van zijn boodschap in "Dynamiek en Vernieuwing' dat de agrariër steeds meer op eigen benen moet leren staan, is in de begroting nauwelijks iets terug te vinden. De eigen stempel die Van Aartsen op die nota drukte, is op de LNV-begroting 1995 niet zichtbaar.