U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Amerikaanse Verkiezingen 2000

Nieuws

Uitslagen

Kandidaten

Debatten

Voorrondes

Links

Harde strijd om sociale zekerheid in VS


De bloeiende economie Amerikaanse levert geen twistpunten op, maar de toekomst van de sociale zekerheid des te meer. Armoedebestrijding staat centraal in de verkiezingscampagne voor het presidentschap.

Door onze correspondent MARC CHAVANNES

WASHINGTON, 21 OKT. Met de Amerikaanse economie is het nog nooit zo goed gegaan, maar de bedreigde toekomst van de sociale zekerheid is deze week hét thema geworden waarop George W. Bush en Al Gore hun gevecht om het presidentschap van Amerika uitvechten - en hard.

De race duurt nog maar tweeënhalve week, en Bush lijkt in de peilingen zijn voorsprong uit te breiden voorbij de statistische foutenmarge. Om uiteenlopende redenen concentreren de Democraat en de Republikein zich in deze laatste fase steeds meer op de sociale en psychologische kant van de economie. De bijna-Europees gevoelvol klinkende discussies geven aan hoe belangrijk het bejaarde kiezersblok kennelijk is geworden. Solo zijn de sprekers minder zachtmoedig.

Voor Bush biedt de sociale zekerheid een ideaal achterdoek om zijn Reaganeske pleidooi voor een kleinere overheid ten tonele te voeren. Hij probeert allerlei essentiële kiezersgroepen tegelijk te paaien. De jongeren schenkt hij 'vertrouwen' door de toezegging dat zij een deel van hun sociale premies (op arbeid) zelf mogen investeren in plaats van de verplichte afdracht aan het slome sociale fonds. De oudere kiezer, die niet meer zo veel heeft aan de kans de beurs op te gaan met zijn sociale premies, suggereert Bush dat zij op korte termijn niet gekort zullen worden op hun uitkeringen. Bovendien wil hij anders dan de Republikeinen vroeger hun medische bejaardenverzekering (Medicare) uitbreiden met een gedeeltelijk recht op geneesmiddelen. Zijn 'compassionate conservatism' mikt ten slotte ook nog op ouders door het gezin en de kinderzorg fiscaal te bedenken.

Voor de Democraat Gore zijn de verkiezingen een "referendum over de economie". Hij meent dat de plannen van de Republikeinse gouverneur van Texas te weinig financieel onderbouwd zijn. In zijn eigen staat heeft hij een abominabel sociaal beleid laten zien, hamert Gore er in: het is de staat met het grootste aantal medisch onverzekerde kinderen en een van de slechtste op het gebied van milieubeleid.

Bovendien, dat was Gore's grote vondst in het slot van het derde presidentiële debat van deze week, wil Bush zijn jonge werknemers aan hun sociale investeringsrekening helpen door één biljoen dollar (een 1 met 12 nullen) van het overschot (2,3 biljoen) van het sociale zekerheidsoverschot af te halen. Maar datzelfde bedrag had Bush al aan de bejaarden beloofd om hun uitkeringen te garanderen, stelt Gore.

Woensdag en donderdag ontstond een heftige argumentenwisseling, waarbij alle middelen en media werden ingezet. De felste beschuldigingen kwamen van campagne-medewerkers, die een salvo aan emails verstuurden om bij de Amerikaanse pers hun gelijk te halen. Op campagne in onbesliste rustbelt-staten als Michigan, Illinois, Wisconsin en Pennsylvania, waar de werknemers in de oude economie geacht worden op 7 november de beslissende stemmen te gaan uitbrengen, vuurden de heren ook persoonlijk hun scherpste pijlen af. In Lacrosse, Wisconsin, hield Bush zijn toehoorders voor dat verkiezing van Gore "de welvaart direct bedreigt: de beste manier om de economie tot stilstand te brengen is het begrotingsoverschot weg te gooien aan meer door de federale regering in Washington geadministreerde sociale programma's. Hij [Gore] is daar voor. Hij is dol op de regering, hij is van de regering, hij komt uit Washington DC".

In een grote economische toespraak aan Columbia University in New York betoogde vice-president Gore donderdag: "De hele economische agenda van gouverneur Bush is gebaseerd op een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef en risico. Zijn belastingverlagingsplan zendt een signaal naar de rest van de wereld dat het in dit land voorbij is met de fiscale prudentie." Volgens Gore kost het plan van Bush de staat 2,1 biljoen aan gederfde belastinginkomsten. Het Bush- kamp ontkent dat, en komt met een bedrag van 1,3 biljoen. Gore moest zijn toespraak nog uitspreken toen de Bush-centrale in Austin, Texas, al economisch adviseur John Cogan, hoogleraar aan Stanford University in Californië, in de strijd wierp. In een telefonisch groepsgesprek met journalisten stelde hij dat de plannen van Gore de grootste verhoging van federale uitgaven sinds het presidentschap van Lyndon B. Johnson ('63-'69) betekenden.

"Deze grote, nieuwe programma's waar mensen aanspraken aan kunnen ontlenen, leggen de overheid voor generaties vast", aldus Cogan. Volgens de econoom geeft Gore nergens aan waar hij beperkingen van rechten wil doorvoeren. "De enige manier waarop hij dat alles kan blijven betalen is verhoging van belastingen. Dat is het laatste wat we nodig hebben. Het is economisch én sociaal slechte politiek."

De Gore-campagne kon niet achterblijven. Nog steeds voordat de vice- president zijn verhaal uitsprak, riep de Democratische staf in Tennessee ook een telefonische persconferentie bijeen. De organisatie was chaotisch, er waren nog geen economen bij de hand en de cijfers leken nauwelijks steviger dan die van de Texaan, die de term 'fuzzy math' in deze campagne heeft geïntroduceerd. Gore zelf was in New York duidelijker over de privatisering van de sociale zekerheid: "Welke belofte gaat Bush breken? Welke groep laat hij straks in de kou staan? Het geld dat hij nodig heeft ontbreekt in zijn begroting." In een voor zijn doen begeesterde campagnetoespraak in Fraser, Michigan, schilderde Bush die zelfde middag zijn opponent opnieuw af als "een man die analoog denkt in een digitale tijd". De Republikein zou innovatie en creativiteit ruimte geven. Hij maakte de zoveelste grap over de inmiddels door Gore zelf betreurde claim van de vice-president als zou hij internet hebben uitgevonden. En Bush daarna serieus: "Ik steun een verbod op iedere belastingheffing op internet opdat de groei van internet niet wordt afgeremd door de zware hand van de regering."

Zoals de werkelijke getallen over het begrotingsoverschot en dat van de sociale fondsen door niemand met zekerheid zijn te toetsen, zo zijn de wederzijdse aantijgingen over de verkwanseling van de sociale zekerheidsrechten ook nauwelijks te wegen. De grote beschuldigingen maken deel uit van de karikaturale fase van de strijd. De onbeslisten, de onverschilligen en de structureel bozen moeten worden geprikkeld op gevoelens van angst of afkeer te reageren in het stemhok. Denken wordt niet meer verlangd. De sociale economie is in deze lang uitgesponnen politieke strijd waarschijnlijk terug omdat beide rivalen daarmee een eenvoudig rechts-links schema kunnen hanteren dat hen nu van pas komt. Bush en Gore hebben zich maandenlang bewust in het politieke centrum bewogen, elders win je geen verkiezingen. Bij het naderen van de eindstreep wil de Republikein economisch rechtse instincten prikkelen, en de Democraat linkse. Maar hoeveel een nieuwe president van het geschetste beleid kan uitvoeren, zeker met een onvriendelijk Congres tegenover zich, is natuurlijk de grote vraag. In de praktijk besteedt de bewoner van het Witte Huis de meeste tijd aan landen waarvan de gemiddelde Amerikaanse kiezer de ligging niet weet en de naam niet kan spellen. Dat 'soft issues' als pensioenopbouw en geneesmiddelen voor bejaarden een zo centrale rol spelen in de cruciale laatste positiebepaling vóór 7 november zegt vooral iets over de bloeiende staat van de Amerikaanse economie. Bill Clinton wist in zijn tijd dat herstel van de economie het allerbelangrijkste was voor de Amerikaanse kiezer. Nu de groei nog steeds aanhoudt, maakt niemand zich zorgen over voortzetting van het banen- en winstenfeest. De heftige schommelingen van de beurzen van de laatste dagen, het stuivertje wisselen tussen de olie- en de interneteconomie, het zorgt niet voor grote opwinding. Het basisoptimisme van de gemiddelde burger is rotsvast. De opiniepeilers van Gallup stelden begin deze maand vast dat 69 procent van de Amerikanen de vooruitzichten van de nationale economie als 'goed' of 'excellent' beschouwen. Dat is een nieuw record in een reeks die gestaag is opgelopen: toen Clinton in '92 begon was het volksvertrouwen in de economie 13 procent, in '94 was het opgelopen tot 26 procent, in '96 (toen Clinton werd herkozen) 35 procent, in '97 al 49 procent, in '98 niet minder dan 66 procent en in '99 zag 68 procent de economische toekomst zonnig in. Veel Amerikanen geloven niet dat het voor hun economie veel uitmaakt wie er president wordt.

NRC Webpagina's
21 oktober 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad