U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Amerikaanse Verkiezingen 2000

Nieuws

Uitslagen

Kandidaten

Debatten

Voorrondes

Links

NAVO speelt nog geen rol van betekenis

Race voor nieuwe president van VS ligt nog open

J.H. Sampiemon
Om te zeggen dat na drie televisiedebatten tussen twee presidentskandidaten de wereld inzicht heeft verworven in wat zij in de komende vier jaar van de Verenigde Staten mag verwachten, zou overdreven zijn.

Voorzover internationaal beleid al aan de orde kwam, ging het meer over de eventuele leiderscapaciteiten van de kandidaten in crisissituaties dan over hun kijk op en kennis van de wereldvraagstukken. Beiden trachtten zich te positioneren als een (staats)man die problemen aankan, zij het dat de een, gouverneur Bush, zich beriep op zijn karaktervastheid, zijn instinct en zijn professionele raadgevers, terwijl de ander, vice-president Gore, zich liet voorstaan op zijn veeljarige internationale ervaring in vertegenwoordigende en bestuurlijke lichamen.

Tot een wezenlijke uiteenzetting over mogelijke strategieën is het niet gekomen. Of het zou het pingpong moeten zijn over kwantiteit en kwaliteit van vredesinterventies.

De aftelsom welke Amerikaanse interventies uit het verleden de kandidaten wel of niet tot de hunne zouden hebben gemaakt, was misschien geschikt geweest voor een simulatiespel, maar schoot tekort als aanzet tot een program voor een nieuwe regering. Het pleitte niet voor Gore dat hij bereid was tot dit niveau af te dalen. Wat worden we er wijzer van dat Bush als president niet en Gore wel in Haïti zou hebben geïntervenieerd of dat Bush de interventie van Reagan in Libanon en van Bush sr. in de Golf als de verdediging van een 'vital interest' kwalificeerde en de Amerikaanse bemoeienis met de Balkan niet?

Het gaat toch al ver om internationaal beleid af te doen als een verzameling vredesmissies. Ten slotte beperken de interventies zich doorgaans tot de periferie, tot gebieden die niet de machtsverhoudingen in de wereld bepalen.

Zodra er een mogendheid van betekenis in het spel is, zoals Rusland in Tsjetsjenië, China in Tibet en India en Pakistan in Kashmir, schrikt de internationale gemeenschap terug voor daadkracht. De interventie in de Golf tegen Saddam Hussein was een uitzondering. De 'window of opportunity' stond toen dankzij Gorbatsjov en de verzwakking van de Sovjet-Unie even open waardoor de bezetting van Koeweit door Irak zonder al te veel diplomatieke rompslomp kon worden rechtgezet. Maar een afrekening met het regime in Bagdad was een stap te ver, want die zou de internationale coalitie achter de interventie hebben doen uiteenspatten.

Er staat meer op het spel dan waar en hoe Amerika in de komende jaren tussenbeide wil komen. Gore heeft nog geprobeerd daar aandacht voor te vragen. Niet verwonderlijk trok hij de lijn door van Clintons beide ambtstermijnen. In het middelpunt staan daarbij de betrekkingen met de twee tegenstanders uit de Koude Oorlog, Rusland en communistisch China, die weliswaar binnen Amerika's internationale netwerk zijn gebracht, maar die daar nog geen vaste plaats hebben verworven. Van Gore mag worden verwacht dat hij de zending van vrije markt, democratie en intensivering van de internationale relaties voortzet. Bush is als Republikein zeker geen tegenstander van de vrije markt, maar zijn instinct maakt hem argwanend. Anders dan Bush sr. staat hij bijvoorbeeld zeer wantrouwend tegenover Russische en Chinese aspiraties. Clintons 'geef ze het voordeel van de twijfel' is niet aan hem besteed. De goede betrekkingen die destijds bestonden tussen Gore en de regering-Jeltsin en die onder meer de capitulatie van Milosevic in Kosovo hebben bevorderd, heeft de gouverneur zelfs tot doelwit van zijn aanvallen gemaakt.

Het is opvallend dat de knappe en ervaren regisseurs van de Bush- campagne zich zo ver hebben verwijderd van het streven van de laatste Republikeinse president in de vorige eeuw naar een nieuwe wereldorde.

De familieband tussen de beide Bush's hoeft wat dat betreft niet veel te betekenen. Maar het feit dat Bush jr. zich op het terrein van de internationale politiek laat bijstaan door de voornaamste raadgevers van Bush sr. had toch een grotere betrokkenheid bij de wereld mogen doen verwachten. Inderdaad voelde Bush sr. even weinig als zijn zoon voor Amerikaanse bemoeienis met de Balkan. Maar wel heeft president Bush een beslissende rol gespeeld bij de hereniging van Duitsland binnen de NAVO, een organisatie die hij ook na het einde van de Koude Oorlog bleef zien als een hoeksteen van de transatlantische samenwerking en als een baken in de internationale verhoudingen.

In de campagne heeft de toekomst van de NAVO tot dusver geen rol van betekenis gekregen. Dat de Amerikaanse aanwezigheid in Kosovo het gevolg is van het eerste soevereine gewapende optreden van de NAVO in haar ruim vijftig jarig bestaan lijkt nauwelijks tot het Bush-team te zijn doorgedrongen. Wie pleit voor een versnelde terugtrekking van de Amerikanen uit Kosovo onder het voorwendsel dat de vrede daar een zaak is van de Europeanen, gaat voorbij aan de ontstaansgeschiedenis van die interventie. Maar ook bij de Democraten lijkt de NAVO aan betekenis te hebben verloren. De verdere uitbreiding van de organisatie met landen in Midden- en Oost-Europa, nog maar een paar jaar geleden bovenaan de Clinton-agenda staand, is nauwelijks meer een opmerking waard. Of het moet zijn dat Gore en Bush de Amerikaanse kiezer daarmee niet lastig willen vallen. Wat op zichzelf het nodige zegt.

Zo zien we Gore die de grote lijnen trekt en Bush die in kringetjes loopt. De vice-president schouwt over de actuele problemen heen en schetst een gouden toekomst, de gouverneur laat weten dat Amerika uiteindelijk aan zichzelf genoeg heeft.

Israël noemt hij een vriend om snel eraan toe te voegen dat Amerika in die regio nog andere vrienden heeft. Maar staten onderhouden geen vriendschappen, hoezeer persoonlijke relaties van invloed kunnen zijn - zoals president Clinton deze week in Sharm el-Sheikh nog eens aantoonde. Van een kandidaat voor het Witte Huis mag worden verwacht dat hij immuun is voor dergelijke diplomatieke romantiek.

Vice-presidenten kunnen het moeilijk krijgen als kandidaat voor het hoogste ambt. Vice-president Nixon verloor in 1960 van senator Kennedy, vice-president Humphrey delfde in 1968 het onderspit tegen ambteloos burger Nixon, voormalig vice-president Mondale (onder Carter) redde het in 1984 niet tegen president Reagan. Vice-president Bush versloeg in 1988 gouverneur Dukakis om vier jaar later als president te verliezen van gouverneur Clinton. Uit die precedenten kan Gore weinig hoop putten. Maar de race ligt nog open.

J.H. Sampiemon is commentator voor NRC Handelsblad.

NRC Webpagina's
20 oktober 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad