|
|
Racisme open zenuw in modern 'Bush Country'
GREENVILLE, 18 FEBR. Terwijl George W. Bush en John McCain in South Carolina alle zeilen bijzetten om nog zoveel mogelijk kiezers over de streep te trekken, zit dominee Anthony Sims breed grijnzend aan de lunch. Hij beleeft zowaar plezier aan de campagne voor de Republikeinse voorverkiezingen, zegt hij tussen een hap macaroni en een slok ijsthee door. Hij is "doorgaans een Democraat", zoals veel zwarte Amerikanen. "Maar McCain spreekt me wel aan, ik denk dat ik zaterdag voor hem ga stemmen." Sims is niet alleen. Veel mensen in South Carolina die zich beschouwen als Democraten of onafhankelijke kiezers, zeggen dat ze voor het eerst in hun leven aan Republikeinse voorverkiezingen zullen meedoen. Ze willen voor McCain kunnen stemmen, want ze zijn onder de induk van zijn persoonlijkheid, zijn stijl of zijn plannen. Om hoeveel mensen het gaat is moeilijk te zeggen, waardoor de uitslag heel onvoorspelbaar is. Maar het zijn er genoeg om Bush, die een paar weken geleden nog op een comfortabele zege leek af te stevenen, de stuipen op het lijf te jagen. In de meeste staten mogen alleen mensen die als Republikein geregistreerd staan meestemmen over de vraag wie de Republikeinse kandidaat voor de presidentsverkiezingen moet worden. Bij de Democraten is het in de meeste staten net zo. Maar in South Carolina (en ook in Michigan en Arizona) hebben de Republikeinen zogeheten 'open voorverkiezingen', wat betekent dat iedereen mag meedoen die als kiezer staat ingeschreven. Voor McCain, die hier onder Republikeinen alléén vrijwel zeker geen meerderheid zou halen, is dat een buitenkansje. Voor Bush, die niet had gerekend op een rivaal die aanspreekt bij Democraten, is het een tegenslag die hem morgen de overwinning kan kosten. Jarenlang waren de lokale partijbonzen gewend dat ze de politiek hier naar hun hand konden zetten. Ze hadden verwacht dat ze ook deze keer hun kandidaat, George Bush, zonder problemen aan een overwinning konden helpen. Maar hun macht is geslonken, en niet alleen door het open karakter van de voorverkiezingen. Het Amerikaanse Zuiden is de afgelopen tien, twintig jaar ingrijpend veranderd, met South Carolina voorop. In Bush Country, zoals George junior de staat een paar weken geleden nog aanduidde, hebben zich bijvoorbeeld tienduizenden nieuwkomers uit het noorden en het middenwesten gevestigd, die er vaak net iets andere politieke voorkeuren op na houden. "We zijn hier nog steeds conservatief en traditioneel ingesteld", zegt Brent Nelsen, politicoloog aan de Furman Universiteit in de stad Greenville, in het noordwesten van de staat. "Maar de nieuwkomers zijn vaak minder streng religieus. En ze zijn onafhankelijker." Bush mag de steun hebben van vrijwel de hele partijtop, in het economische snel groeiende gebied rond Greenville is bij ondernemers niets te merken van een voorkeur voor een van de twee kandidaten, zegt William Whitney, die lid is van de Kamer van Koophandel en directeur van de zwarte belangenorganisatie Urban League. Sinds BMW hier in 1992 een fabriek opende is de streek een magneet geworden voor allerlei buitenlandse ondernemingen. Het zijn er nu zo'n vijfhonderd, die 85.000 mensen werk bieden. Die mensen hebben niet alleen banen en een relatief goed inkomen, ze zijn ook goed opgeleid en internationaal georiënteerd. En ze laten zich niet voorschrijven hoe ze moeten stemmen. Hetzelfde geldt voor de groep nieuwkomers die is neergestreken aan de kust: gepensioneerden, eveneens uit het noorden afkomstig, die naar South Carolina komen voor het milde klimaat en de mooie golfbanen. Ondanks alle veranderingen bestaan in het moderne South Carolina nog steeds ook resten van het oude Zuiden, inclusief sommige van de lelijke kanten. In deze slavenstaat, die zich in 1861 wilde losmaken uit de unie waarmee het startschot voor de Burgeroorlog was gelost, is het racistische verleden een open zenuw. Op het capitool in de hoofdstad Columbia wappert nog altijd de vlag van de Confederatie van zuidelijke staten, voor veel zwarten een pijnlijk symbool van slavernij en onderdrukking. Bush en McCain weigeren om de vlag te veroordelen, bang om rechtse kiezers van zich te vervreemden. "Voor veel mensen hier is de Burgeroorlog nog steeds niet voorbij", zegt Whitney. "En dat is slecht voor de staat, want het bezorgt ons een imago waarvoor we ons schamen. Het schrikt buitenstaanders af en het verhindert hun om te zien hoeveel er hier ten goede is veranderd. Toen ik student was, in de jaren zestig, werd ik met mijn vriendinnetje van het gras voor het capitool verwijderd, omdat we negers waren, zoals men toen zei. Zeventien jaar later kwam ik er terug als een hoge medewerker van de gouverneur." De Republikeinen hebben zich veel te weinig gedistantieerd van het Oude Zuiden, zeggen de politicoloog Nelsen en zijn collega James Guth. "De Republikeinse leiders hebben niet genoeg morele moed om te pleiten voor verwijdering van de vlag van het capitool", zegt Guth. "Juist als Republikeinen moeten ze laten zien dat ze het Oude Zuiden verwerpen en dat ze zich inzetten voor raciale verzoening. Als ze dat doen, kunnen ze op lange termijn hun aanhang fors uitbreiden met zwarte kiezers en hispanics." Maar voorlopig proberen de kandidaten hun aanhang nog te verbreden zónder een duidelijke stellingname over de vlag. Dat McCain enig succes heeft bij kiezers die niet tot de traditionele Republikeinse doelgroep behoren, viel Nelsen al weken geleden op. Hij verplicht zijn studenten om bij wijze van practicum vijftien uur als vrijwilliger te werken bij een van de campagnes. Sommigen kozen voor Bush: studenten meestal die al eerder politiek actief waren, jongens in nette pakken met mobiele telefoon. Degenen die nooit veel met actieve politiek op hadden, de types in T-shirts en honkbalpetjes, kozen voor McCain. Al snel viel op dat juist zij enthousiast raakten voor hun kandidaat.
|
NRC Webpagina's 18 februari 2000
|
Bovenkant pagina |
|