C O L U M N NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
VRIJDAG
DE DRAAD
|
De kritiek op Van der Ploegs kunstbeleid is bijna verdampt Een snelle zege
Er werd gelachen door de ambtenaren van Rick van der Ploeg, na afloop van het debat over zijn beleidsplannen vorige week in de Tweede Kamer. Het was een belangrijke dag geweest. Grondig had hun staatssecretaris, na maandenlang in de media bekritiseerd te zijn, zich voorbereid op zijn lakmoesproef: de verdediging van zijn plannen in het parlement. Want vooraf was duidelijk dat ook de Kamer heel wat kritiek had op de wijze waarop hij jongeren en allochtonen voorrang wil geven in de nieuwe Cultuurnota. Groot was daarom de verrassing bij veel aanwezigen toen bleek dat Van der Ploeg zijn plannen er vrijwel ongeschonden door had gesleept. Of niet? Volgens Atzo Nicolaï (VVD) en Boris Dittrich (D66), zijn twee belangrijkste opponenten, had Van der Ploeg concessies moeten doen in de Kamer. "Als ik de stukken lees, krijg ik een ander beeld dan wanneer ik u hier zie", zei Dittrich. En Nicolaï verweet Van der Ploeg "onnodige tegenstellingen" te hebben gecreëerd. Waren de plannen van Van der Ploeg nu bijna integraal goedgekeurd, zoals zijn ambtenaren dachten of niet? Zo ja, hoe was dat dan mogelijk, want twee coalitiepartners en het gros van de oppositiepartijen hadden vooraf principiële kritiek gehad. Het ging, volgens de critici van de staatssecretaris, om niets minder dan de autonomie van de kunstenaar. Van der Ploeg wil dat kunstenaars hun best doen om een nieuw en breed (lees jong en allochtoon) publiek voor hun werk te interesseren. Volgens zijn critici ontneemt hij de kunstenaars daarmee hun artistieke vrijheid. Kunstenaars, zeggen ze, moeten zich maar om één ding bekommeren en dat is de kwaliteit van hun werk. Van der Ploeg introduceerde in zijn nota Cultuur als confrontatie, afgezien van kwaliteit, drie nieuwe criteria waaraan subsidie-aanvragers in de toekomst moeten voldoen: ze moeten hun best doen om 'nieuw' publiek te trekken, ze moeten aangeven hoe hoog hun 'subsidie-per-bezoek' is, en ze moeten duidelijk maken welke plaats ze voor zichzelf zien weggelegd in het 'culturele bestel'. Wat gebeurt er nu als een instelling hoge kwaliteit levert, maar slecht scoort op Van der Ploegs drie nieuwe criteria, wilde Nicolaï vorige week in de Kamer weten. Raakt die instelling dan haar subsidie kwijt? De staatssecretaris stelde de VVD-er gerust. "De kwaliteit staat voorop", zei hij. En de drie nieuw criteria zijn geen "normen of eisen, maar afwegingscriteria." Ze zouden bijvoorbeeld een rol kunnen spelen als er gekozen moet worden tussen twee instellingen die allebei hoge kwaliteit leveren.
Kwaliteit Nicolaï en Dittrich suggereerden dat Van der Ploeg hen in het debat tegemoet was gekomen, door nu eens onomwonden te verklaren dat het kwaliteitscriterium toch het belangrijkste is. Maar van een concessie van Van der Ploeg is niet of nauwelijks sprake. In zijn nota Cultuur als confrontatie schreef hij onder het kopje 'kwaliteit' al: "Kwaliteit is en blijft het leidende subsidiecriterium in het cultuurbeleid. De overheid subsidieert wel iets van hoge kwaliteit, waar (nog) weinig publieke belangstelling voor bestaat, maar niet iets van weinig kwaliteit dat veel mensen bereikt." En in een vraaggesprek met deze krant zei de staatssecretaris: "Ik wil geen positieve discriminatie, alsjeblieft niet, dat wringt met de artistieke autonomie. Kunstbeleid is geen welzijnswerk. Kwaliteitsbeoordeling staat voorop." De woorden die Van der Ploeg gebruikte om de verontruste Kamerleden gerust te stellen had hij eerder al in bijna dezelfde volgorde uitgesproken. Een indicatie van de mate waarin Van der Ploeg na het debat zijn plannen heeft moeten bijstellen, geeft de Internetsite van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Daarop staan de vragen die culturele instellingen moeten beantwoorden in hun subsidieaanvraag voor de periode 2001-2004. Instellingen moeten bijvoorbeeld vertellen hoe ze zich inspannen om 'nieuwe publieksgroepen' te trekken. Er is na de discussie in de Kamer geen letter veranderd aan die model-subsidie- aanvraag. En dat zal ook niet gebeuren, zegt een woordvoerder van de staatssecretaris, want daar is geen reden toe. De staatssecretaris gaat dus gewoon verder met het omploegen van het culturele landschap. Want dat is misschien wel de kern van zijn beleid: Van der Ploeg wil de doorstroming in de gesubsidieerde kunst stimuleren. De vierjaarlijkse verdeling van de subsidies, vindt hij, moet meer zijn dan een 'routinematige onderhoudsbeurt', waarbij iedereen die subsidie had opnieuw subsidie krijgt. Want dan is de ruimte voor vernieuwing minimaal. Hoe moeilijk het is iemand zijn geld af te nemen, bleek bij de laatste subsidieronde: toneelgezelschap De Appel kreeg een negatief advies van de Raad voor Cultuur, maar bleef dankzij lobbywerk in de Cultuurnota. De angst dat Van der Ploeg (of eigenlijk de Raad voor Cultuur, wiens adviezen hij veelal volgt) straks nieuwe argumenten heeft om instellingen hun subsidie af te nemen, verklaart deels het felle verzet tegen zijn plannen: blijkbaar zijn er veel kunstinstellingen die denken iets te verliezen te hebben. Blijft de vraag waarom de oppositie vorige week in de Kamer zo slap was? Het antwoord is dat de kunstpausen die dachten dat kritische kamerleden als Nicolaï en Dittrich samen met hen optrokken tegen Van der Ploeg, omdat de parlementariërs de staatssecretaris bekritiseerden op dezelfde opiniepagina's als zij, zich hebben vergist. De kritiek van Nicolaï c.s. week namelijk op één essentieel punt af van die van hen. Net als zij riepen de parlementariërs dat de kwaliteit van de kunst werd bedreigd door de plannen van Van der Ploeg, maar niemand in de Kamer maakte bezwaar tegen zijn doelstellingen (meer jongeren en allochtonen). Sterker nog, de woordvoerders van VVD, D66, CDA en GroenLinks deden in hun bijdragen telkens hun best te benadrukken hoezeer zij dat streven van de staatssecretaris steunden.
Spijt Als je het eens bent met de doelstellingen van Van der Ploeg, dan is het lastig om hem te bekritiseren. Van der Ploeg heeft namelijk gedaan wat je van een intelligente, ambitieuze politicus mag verwachten: hij heeft beleid gemaakt. Want zonder beleid zijn doelstellingen niet te realiseren. Op onderdelen van het beleid van Van der Ploeg is moeilijk kritiek te leveren, omdat de professor die hij is altijd aan alles lijkt te hebben gedacht en trouwens ook alles tegelijk wil. Wordt hij gewezen op het belang van onderwijs als het gaat om jongeren en cultuur, dan bladert hij in zijn nota Cultuur als confrontatie - uitgeven als een handzaam boekje - en vindt een zinsnede waarin hij dat belang zelf ook onderstreept. Van der Ploeg is een meester in het maken van redeningen waarin én dit mogelijk is, én dat. Culturele diversiteit? Ja! Kwaliteit? Dat ook, natuurlijk! Artistieke autonomie? Zeker, evenzeer van belang! Het is daarom wel begrijpelijk dat D66-er Dittrich volgende week een motie wil indienen waarin hij Van der Ploeg nog eens vraagt nog eens de autonomie van de kunstenaar te benadrukken. Maar veel veranderen zal het vermoedelijk niet. Op de balans, na ruim een jaar discussiëren en debatteren, staan nu twee voor Van der Ploeg positieve punten: hij kan doorgaan gaan met datgene waarmee hij bezig is en hij is met ruime voorsprong de bekendste staatssecretaris van Nederland. Enig minpunt is dat hij zijn drie- procentsmaatregel - instellingen zouden drie procent van hun subsidie moeten besteden aan het zoeken van 'nieuw' publiek, op straffe van een korting met hetzelfde percentage - enkele maanden geleden moest schrappen na kritiek van de Kamer. Het is goed denkbaar dat Van der Ploeg niet eens spijt heeft van die 'drie procent'. Door de discussie daarover is voor iedereen die subsidie wil luid en duidelijk de boodschap overgekomen wat de doelstellingen zijn van het nieuwe cultuurbeleid. Een orkest, museum of gezelschap moet straks bij het invullen van de subsidieaanvraag wel heel zeker zijn van de kwaliteit die hij levert om de vragen over 'nieuwe publieksgroepen' te durven negeren. In de praktijk zullen de meeste natuurlijk voor de veilige weg kiezen en ervoor zorgen dat ze iets hebben in te vullen bij die vragen. Als ze dat overtuigend doen, stelt Van der Ploeg hen nog extra subsidie in het vooruitzicht ook. De eerste tekenen van acceptatie zijn al zichtbaar. Op uiteenlopende plaatsen als de maandagenda van de Rotterdamse Schouwburg, het jaaroverzicht van muziekcentrum 's Hertogenbosch of het programmablad van 'Zeeland Nazomer Festivals'. Wie die overzichten doorbladert, wordt vanaf foto's aangekeken door lachende jongeren, allochtonen en bejaarden, de groepen die Van der Ploeg in de theaters en concertzalen mist. Volgende maand moeten instellingen hun subsidie-aanvragen inleveren en dan zal blijken of ze meer doen dan het aanpassen van hun lay-out. Dat is wel te verwachten, want die aanvragen zullen in eerste instantie worden beoordeeld door de Raad voor Cultuur, die Van der Ploegs streven naar 'nieuw' publiek van harte steunt. Het laatste jaarverslag van de Raad voor Cultuur wordt ook opgesierd door kleurrijke foto's van hangjongeren: met skates, gabberkapsel of hoofddoekje. En dat alles is zo glossy vormgeven dat je het met gemak zou kunnen aanzien voor de nieuwe Webber of Blvd. (Uit Cultureel Supplement van 12 november 1999 ) |
Bovenkant pagina |